Index: translations/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/advanced-networking/chapter.xml =================================================================== --- translations/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/advanced-networking/chapter.xml (revision 47705) +++ translations/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/advanced-networking/chapter.xml (revision 47706) @@ -1,6346 +1,5166 @@ - - Geavanceerde netwerken + + + Geavanceerde netwerken + - RenéLadanVertaald door + + + René + Ladan + + Vertaald door + - - Samenvatting Dit hoofdstuk zal een aantal onderwerpen over geavanceerde netwerken behandelen. Na het lezen van dit hoofdstuk is bekend: De beginselen van gateways en routes. + Hoe USB tethering te configureren. + + + Hoe &ieee; 802.11- en &bluetooth;-apparaten te installeren. Hoe &os; als een bridge te laten werken. - Hoe een schijfloze machine vanaf het netwerk op te + Hoe een machine met PXE vanaf het netwerk op te starten. - Hoe opstarten met netwerk-PXE en een NFS-root-bestandssysteem te - installeren. - - - - Hoe Network Address Translation te installeren. - - - Hoe IPv6 op een &os;-machine te installeren. - Hoe ATM in te stellen. - - - Hoe de mogelijkheden van CARP, het Common Address Redundancy Protocol, aan te zetten en te benutten. Voordat dit hoofdstuk gelezen wordt, dient de lezer: De beginselen van de scripts in /etc/rc te begrijpen. Bekend te zijn met basisnetwerktermen. Te weten hoe een nieuwe &os;-kernel in te stellen en te installeren (). Te weten hoe aanvullende software van derde partijen te installeren (). - Gateways en routes + + Gateways en routes + - CoranthGryphonBijgedragen door + + + Coranth + Gryphon + + Bijgedragen door + - - routing - gateway + + routing + + + gateway + + + subnet + - subnet - - Indien een machine een andere machine over een netwerk wil - vinden, dient er een mechanisme te zijn dat beschrijft hoe van de - ene naar de andere machine te gaan. Dit wordt - routen genoemd. Een route - is een gedefinieerd adressenpaar: een bestemming en - een gateway. Het paar geeft aan dat door deze + Routen is het mechanisme dat een + systeem toestaat een network pad naar een ander system te vinden. + Een route is een gedefineerd adressenpaar + dat een bestemming en een gateway + representeerd. De route geeft aan dat door deze gateway gecommuniceerd moet worden om bij - deze bestemming aan te komen. Er zijn drie - soorten bestemmingen: individuele host, subnetten en - standaard. De standaardroute wordt + deze bestemming aan te komen. + Er zijn drie soorten bestemmingen: individuele host, subnetten en + standaardroute. De standaardroute wordt gebruikt indien geen van de andere routes van toepassing zijn. Verderop wordt verder op standaardroutes ingegaan. Er zijn ook drie soorten gateways: individuele hosts, interfaces (ook wel - verbindingen genoemd), en - Ethernet-hardware-adressen (MAC-adressen). + verbindingen genoemd), en Ethernet-hardware-adressen + (MAC-adressen). Bekende routes worden opgeslagen in een routing tabel. - - Een voorbeeld + Deze sectie geeft een overzicht van routen fundamenten. Het + demonstreerd hoe u een &os; systeem als een router configureerd en + biedt een aantal tips voor het oplossen van problemen. - Om de verschillende aspecten van routen te illustreren, - wordt het volgende voorbeeld van netstat - gebruikt: + + Standaardroutes + Om de routing tabel van een &os; systeem te bekijken, gebruik + &man.netstat.1;: + &prompt.user; netstat -r -Routing tables +Routering tabellen +Internet: Destination Gateway Flags Refs Use Netif Expire - -default outside-gw UGSc 37 418 ppp0 +default outside-gw UGS 37 418 em0 localhost localhost UH 0 181 lo0 -test0 0:e0:b5:36:cf:4f UHLW 5 63288 ed0 77 +test0 0:e0:b5:36:cf:4f UHLW 5 63288 re0 77 10.20.30.255 link#1 UHLW 1 2421 example.com link#1 UC 0 0 host1 0:e0:a8:37:8:1e UHLW 3 4601 lo0 host2 0:e0:a8:37:8:1e UHLW 0 5 lo0 => -host2.example.com link#1 UC 0 0 +host2.example.com link#1 UC 0 0 224 link#1 UC 0 0 - standaardroute + De vermeldingen in dit voorbeeld zijn als volgt: - De eerste twee regels geven de standaardroute (die behandeld - wordt in de volgende - sectie) en de localhost-route aan. + + + default + + De eerste route in deze tabel geeft de + default route aan. Wanneer het lokale systeem + moet verbinden met een externe host, controleert het systeem + de routeringstabel om te bepalen of er een bekend pad bestaat. + Als de remote host overeenkomt met een vermelding in de tabel, + controleert het systeem om te zien of het verbinding kan maken met + behulp van de in het item gespecificeerde interface. - teruglusapparaat + Als de bestemming niet overeenkomt met een regel, of als + alle bekende paden falen, maakt het systeem gebruik van de + vermelding voor de standaard route. Voor hosts op een lokaal + netwerk, het Gateway veld in de standaard + route is ingesteld op het systeem dat een directe verbinding + heeft met het Internet. Bij het lezen van deze regel, + controleer dan of de Vlaggen kolom aan geeft + dat de gateway bruikbaar is (UG). - De interface (kolom Netif) dat deze - routeertabel aangeeft om voor localhost te - gebruiken is lo0, ook bekend als het - teruglusapparaat. Dit geeft aan dat alle verkeer voor deze - bestemming intern gehouden moet worden, in plaats van het over - het LAN te sturen, aangezien het alleen aankomt op de plaats - waar het verzonden werd. + De standaardroute voor een machine die zelf + functionereerd als gateway naar de buitenwereld zal + de gateway machine van de Internet Service Provider + (ISP) zijn. + + - - Ethernet + + teruglusapparaat + + De tweede route is de localhost + route. De interface opgegeven in de Netif + kolom voor localhost is lo0, + ook bekend als het teruglusapparaat. Dit geeft aan dat alle + verkeer voor deze bestemming intern gehouden moet worden, in + plaats van het over het LAN te sturen. + + - MAC-adres - + + MAC-adres + + De adressen die beginnen met 0:e0: zijn + MAC adressen. &os; zal + automatisch elke host, in het voorbeeld test0, + op het lokale Ethernet identificeren en een route voor die host + toevoegen, direct van deze host over de Ethernet-interface, + re0. Dit soort route heeft een timeout, + gezien in de Expire kolom die wordt gebruikt + als de host niet reageert binnen een bepaalde tijd. + Wanneerdit gebeurt, zal de route naar de host + automatisch verwijderd worden. Deze hosts worden ge\xedentificeerd + door middel van een machanisme dat bekend staat als (RIP) + het Routing Information Protocol, dat routes berekent naar + lokale hosts op basis van een kortste weg bepaling. + + - Het volgende dat opvalt zijn de adressen die beginnen met - 0:e0:. Dit zijn Ethernet-hardware - adressen, ook bekend als MAC-adressen. &os; zal automatisch - elke host (test0 in het voorbeeld) op het - lokale Ethernet identificeren en een route voor die host - toevoegen, direct van deze host over de Ethernet-interface, - ed0. Er is ook een timeout (kolom - Expire) met deze routesoort geassocieerd, - die gebruikt wordt indien er binnen een bepaalde tijd geen - bericht komt van de host. Indien dit gebeurt, wordt de route - naar deze host automatisch verwijderd. Deze hosts worden - geïdentificeerd door middel van een mechanisme dat bekend - staat als RIP (Routing Information Protocol), dat routes naar - lokale hosts bepaald door middel van een kortste-pad - algoritme. + + subnet + + &os; zal automatisch subnetroutes voor het lokale subnet + toevoegen. In dit voorbeeld 10.20.30.255 is het + broadcast-adres voor het subnet + 10.20.30, en + example.com is de + domeinnaam die bij dat subnet hoort. De aanduiding + link#1 verwijst naar de eerste Ethernetkaart + in de machine. - subnet + Voor lokale netwerkhosts en lokale subnetten voor + de routes automatisch ingesteld door een daemon genaamd + &man.routed.8;. Indien dit niet draait, + zullen alleen routes die statisch gedefinieerd (i.e., expliciet + vermeld zijn) bestaan. + + - &os; zal ook subnetroutes voor het lokale subnet toevoegen - (10.20.30.255 is het - broadcast-adres voor het subnet - 10.20.30, en - example.com is de - domeinnaam die bij dat subnet hoort). De aanduiding - link#1 verwijst naar de eerste Ethernetkaart - in de machine. Merk op dat voor hen geen aanvullende interface - is gespecificeerd. + + host + + De regel met host1 verwijst naar deze + host, het kent deze door het Ethernetadres. Aangezien het de + zendende host is, weet &os; dat het de teruglus-interface + (lo0) moet gebruiken, in plaats van het + over de Ethernet-interface te verzenden. - Voor beide groepen (lokale netwerkhosts en lokale subnetten) - worden de routes automatisch ingesteld door een daemon genaamd - routed. Indien dit niet draait, - zullen alleen routes die statisch gedefinieerd (i.e., expliciet - vermeld zijn) bestaan. + De twee regels met host2 geven een + voorbeeld van wat er gebeurt als een alias met &man.ifconfig.8; + gemaakt wordt. + Het symbool => na de + interface lo0 zegt dat niet alleen de + teruglus gebruikt wordt (aangezien dit adres ook verwijst naar + de lokale host), maar specifiek dat dit een alias is. Zulke + routes verschijnen alleen op de hosts die de alias ondersteunen; + alle andere hosts op het lokale netwerk vermelden simpelweg een + regel met link#1 voor zulke routes. + + - De regel met host1 verwijst naar deze - host, het kent deze door het Ethernetadres. Aangezien het de - zendende host is, weet &os; dat het de teruglus-interface - (lo0) moet gebruiken, in plaats van het - over de Ethernet-interface te verzenden. + + 224 + + De laatste regel (bestemming subnet 224) heeft te maken met + multicasten. + + - De twee regels met host2 geven een - voorbeeld van wat er gebeurt als een alias met &man.ifconfig.8; - gebruikt wordt (in de sectie over Ethernet staan redenen waarom - dit gedaan wordt). Het symbool => na de - interface lo0 zegt dat niet alleen de - teruglus gebruikt wordt (aangezien dit adres ook verwijst naar - de lokale host), maar specifiek dat dit een alias is. Zulke - routes verschijnen alleen op de hosts die de alias ondersteunen; - alle andere hosts op het lokale netwerk vermelden simpelweg een - regel met link#1 voor zulke routes. + Als laatste staan in de kolom Flags + verschillende attributen. Hieronder staat een korte tabel met + enkele van deze vlaggen en hun betekenis: - De laatste regel (bestemming subnet - 224) heeft te maken met - multicasten, wat in een andere sectie besproken wordt. + + Vaak voorkomende routing tabel vlaggen - Als laatste staan in de kolom Flags - verschillende attributen. Hieronder staat een korte tabel met - enkele van deze vlaggen en hun betekenis: + + + + Commando + Doel + + - - - + + + U + Up: De route is actief. + - + + H + Host: De bestemming van de route is een enkele + host. + - - - U + + G + Gateway: Stuur alles voor deze bestemming door naar + dit verre systeem, dat zoekt daar uit waar het verder + naar te sturen. + - Up: De route is actief. - + + S + Statisch: Deze route was handmatig ingesteld, dus + niet automatisch door het systeem aangemaakt. + - - H + + C + Kloon: Maakt op basis van deze route een nieuwe + route aan voor machines waarmee verbinding wordt + gemaakt. Dit soort routes wordt gewoonlijk in lokale + netwerken gebruikt. + - Host: De bestemming van de route is een enkele - host. - + + W + WasGekloond: Geeft aan dat een route automatisch + was ingesteld gebaseerd op een LAN (kloon)-route. + - - G + + L + Verbinding: De route maakt gebruik van verwijzingen + naar Ethernet-hardware. + + + +
- Gateway: Stuur alles voor deze bestemming door naar - dit verre systeem, dat zoekt daar uit waar het verder - naar te sturen. - + Op een &os; systeem, kan de standaard route gedefinieerd worden + in /etc/rc.conf Door het opgeven van het + IP adres van de default gateway: - - S + defaultrouter="10.20.30.1" - Statisch: Deze route was handmatig ingesteld, dus - niet automatisch door het systeem aangemaakt. - + Het is ook mogelijk om de route handmatig toevoegen via + route: - - C - - Kloon: Maakt op basis van deze route een nieuwe - route aan voor machines waarmee verbinding wordt - gemaakt. Dit soort routes wordt gewoonlijk in lokale - netwerken gebruikt. - - - - W - - WasGekloond: Geeft aan dat een route automatisch - was ingesteld gebaseerd op een LAN (kloon)-route. - - - - L - - Verbinding: De route maakt gebruik van verwijzingen - naar Ethernet-hardware. - - - - -
- - - Standaardroutes - - standaardroute - - Wanneer het lokale systeem een verbinding met een verre host - moet maken, controleert het de routeertabel op reeds bekende - paden. Indien de verre host binnen een subnet valt waarvan - bekend is hoe het bereikt kan worden (gekloonde routes), - controleert het systeem of het met de daarbij behorende - interface verbinding kan maken. - - Indien alle bekende paden falen, heeft het systeem - één laatste mogelijkheid: de - standaardroute. Deze route is een speciaal soort - gateway-route (gewoonlijk de enig aanwezige in het systeem) en - is altijd gemarkeerd met een c in het - vlaggenveld. Voor hosts op een LAN staat deze gateway ingesteld - op de machine die een directe verbinding met de buitenwereld - heeft (via een PPP-verbinding, DSL, kabelmodem, T1, of een ander - netwerkinterface). - - Indien de standaardroute wordt ingesteld voor een machine - die zelf als gateway naar de buitenwereld werkt, zal de - standaardroute de gateway-machine van de internetprovider - zijn. - - Hieronder volgt een voorbeeld van standaardroutes. Dit is - een veelgebruikte opstelling: - - - - - - - - -[Lokaal2] <--ether--> [Lokaal1] <--PPP--> [IP-Serv] <--ether--> [T1-GW] - - - - De hosts Lokaal1 en - Lokaal2 staan op deze site. - Lokaal1 is verbonden met een internetprovider - via een inbel-PPP-verbinding. Deze PPP-server is door een LAN - verbonden met een andere gateway-computer door een externe - interface naar de Internet-feed van de internetprovider. - - De standaardroutes voor de machines zijn: - - - - - - Host - - Standaard gateway - - Interface - - - - - - Lokaal2 - - Lokaal1 - - Ethernet - - - - Lokaal1 - - T1-GW - - PPP - - - - - - Een veelvoorkomende vraag is Waarom (of hoe) moet - worden ingesteld dat T1-GW de standaard gateway - is voor Lokaal1, in plaats van de server van - de internetprovider waarmee het verbonden is?. - - Onthoud dat, aangezien de PPP-interface een adres gebruikt - op het lokale netwerk van de internetprovider voor deze kant van - de verbinding, routes voor alle andere machines op het lokale - netwerk van de internetprovider automatisch aangemaakt worden. - Daarom is het al bekend hoe de machine T1-GW - bereikt kan worden, dus is de tussenstap dat het verkeer eerst - naar de server van de internetprovider gestuurd wordt niet - nodig. - - Het is gebruikelijk om het adres X.X.X.1 te gebruiken als het - gateway-adres voor het lokale netwerk. Dus (gebruikmakend van - hetzelfde voorbeeld), indien de lokale klasse-C adresruimte - 10.20.30 was en de - internetprovider 10.9.9 - gebruikte, zouden de standaardroutes als volgt zijn: - - - - - - Host - - Standaardroute - - - - - Lokaal2 (10.20.30.2) - - Lokaal1 (10.20.30.1) - - - - Lokaal1 (10.20.30.1, 10.9.9.30) - - T1-GW (10.9.9.1) - - - - - - De standaardroute kan eenvoudig in /etc/rc.conf - gedefinieerd worden. In dit voorbeeld werd de volgende regel aan - /etc/rc.conf van Lokaal2 - toegevoegd: - - defaultrouter="10.20.30.1" - - Het is ook mogelijk dit met het commando &man.route.8; - direct vanaf de opdrachtregel te doen: - &prompt.root; route add default 10.20.30.1 - Voor meer informatie over het handmatig manipuleren van - netwerkrouteertabellen kan de hulppagina &man.route.8; - geraadpleegd worden. + Merk op dat handmatig toegevoegde route een reboot niet zal. + overleven. Voor meer informatie over handmatige manipulatie van netwerk + routeringstabellen raadpleeg &man.route.8;. - - Dual Homed machines + + + Een router configureren met static routes - dual homed hosts + + + + Al + Hoang + + Contributed by + + + + - Er is nog één andere soort opstelling die - behandeld dient te worden, en dat is een host die in twee - verschillende netwerken zit. Technisch gezien telt elke machine - die als gateway dienst doet (in bovenstaand voorbeeld door een - PPP-verbinding te gebruiken) als een dual-homed host. Maar de - term wordt echt alleen gebruikt om naar een machine te verwijzen - die in twee LAN's zit. + + dual homed hosts + - In het ene geval heeft de machine twee Ethernetkaarten, - waarbij elke kaart een adres op de gescheiden subnetten heeft. - Een alternatief is dat de machine slechts één - Ethernetkaart heeft en gebruikt maakt van &man.ifconfig.8; - aliasing. Het eerste wordt gebruikt indien er twee fysiek - gescheiden Ethernet-netwerken in gebruik zijn, het laatste - indien er één fysiek netwerksegment is, maar er - twee logisch gescheiden subnetten zijn. + Een &os; systeem kan worden geconfigureerd als de standaard gateway, + of router, voor een netwerk als het een dual-homed systeem is. Een + dual-homed systeem is een host die zich op ten minste twee + verschillende netwerken bevind. Normaliter wordt elk netwerk verbonden + met een aparte netwerkinterface, hoewel ook IP + aliasing kan worden gebruikt om meerdere adressen te configureren, elk + op een ander subnet, aan \xe9\xe9n fysieke interface. - In beide gevallen worden er routeertabellen aangemaakt zodat - elk subnet weet dat deze machine de gedefinieerde gateway - (ingaande route) naar het andere subnet is. Deze opstelling, - waarbij de machine dienst doet als router tussen de twee - subnetten, wordt vaak gebruikt voor het implementeren van - pakketfilters of firewall-beveiliging in één of - beide richtingen. + + router + Om deze machine daadwerkelijk pakketten te laten forwarden tussen de twee interfaces, moet aan &os; verteld worden dat het - deze mogelijkheid aan moet zetten. In de volgende sectie staan - meer details over hoe dit te doen. - + deze mogelijkheid aan moet zetten. Internet normen en goede technische + praktijken te voorkomen dat het &os; Project deze functie standaard + inschakelt, maar het kan worden geconfigureerd om te starten tijdens het + opstarten door het toevoegen van deze regel aan /etc/rc.conf: - - Een router bouwen - - router - - Een netwerkrouter is simpelweg een systeem dat pakketten van - de ene naar de andere interface doorstuurt. - Internetstandaarden en goede ontwerppraktijken verhinderen het - &os; Project dit standaard in &os; aan te zetten. Deze - mogelijkheid kan worden aangezet door de volgende variabele in - &man.rc.conf.5; op YES in te stellen: - gateway_enable="YES" # Op YES instellen indien deze host een gateway is - Deze optie stelt de &man.sysctl.8; variabele + Om nu routing mogelijk te maken, stel de &man.sysctl.8; variabele net.inet.ip.forwarding in op - 1. Indien het nodig is om het routen - tijdelijk te stoppen, kan deze variabele tijdelijk op - 0 worden teruggezet. + 1. Om routing stoppen, reset deze variabele naar + 0. - BGP + + BGP + + + RIP + + + OSPF + - RIP + De routeringstabel van een router heeft aanvullende routes nodig, + zodat het weet hoe andere netwerken te bereiken. Routes kunnen ofwel + handmatig toegevoegd worden met statische route of routes kunnen + automatisch geleerd worden met behulp van een routing protocol. + Statische routes zijn geschikt voor kleine netwerken en dit deel + beschrijft hoe je een statische route toevoegd voor een klein netwerk. - OSPF + + Voor grote netwerken, worden statische routes al snel + onschaalbaar. &os; wordt geleverd met de standaard + BSD routing daemon &man.routed.8;, die + zorgt voor de routing protocollen RIP, + versies 1 en 2, en IRDP. Ondersteuning voor + de BGP en OSPF + routeringsprotocollen kan worden geïnstalleerd met het + net/zebra pakket. + - De nieuwe router heeft routes nodig om te weten waar het - het verkeer naar toe moet sturen. Voor een eenvoudig netwerk - kunnen statische routes gebruikt worden. &os; wordt met het - standaard BSD routeer-daemon &man.routed.8; geleverd, dat - RIP (zowel versie 1 en versie 2) en IRDP spreekt. Ondersteuning - voor BGP v4, OSPF v2, en andere slimme routeerprotocollen is - beschikbaar via het pakket net/zebra. Ook zijn - commerciële producten als - &gated; beschikbaar voor complexere - netwerkrouteer-oplossingen. - + Stel je het volgende netwerk voor: - - Statische routes opzetten - - AlHoangBijgedragen door - - - + + + + - - - - Handmatige configuratie - - Er wordt van het volgende netwerk uitgegaan: - - - - - - - - + + INTERNET - | (10.0.0.1/24) Standaardrouter naar Internet + | (10.0.0.1/24) Standaard router naar het Internet | |Interface xl0 |10.0.0.10/24 +------+ | | RouterA | | (FreeBSD gateway) +------+ | Interface xl1 | 192.168.1.1/24 | +--------------------------------+ - Intern Net 1 | 192.168.1.2/24 - | + Intern Net 1 | 192.168.1.2/24 + | +------+ | | RouterB | | +------+ | 192.168.2.1/24 | Intern Net 2 - - + + - In dit scenario is RouterA een - &os;-machine die dienst doet als router naar de rest van het - Internet. Het heeft een standaardroute ingesteld op 10.0.0.1, dat het in staat stelt om - verbindingen met de buitenwereld te maken. Er wordt - aangenomen dat RouterB reeds juist is - ingesteld en dat het weet hoe het waar naar toe moet gaan. (In - dit plaatje is dit simpel. Voeg een standaardroute op - RouterB toe door 192.168.1.1 als gateway te - gebruiken.) + In dit scenario is RouterA een + &os; machine die dienst doet als een router naar de rest van het + Internet. Het heeft een standaardroute ingesteld op 10.0.0.1 dat het in staat stelt om + verbindingen met de buitenwereld te maken. + RouterB is al geconfigureerd om te gebruiken + 192.168.1.1 als zijn + standaard gateway. - De routeertabel voor RouterA zou er - ongeveer als volgt uitzien: + Voor het toevoegen van statische routes, ziet de routeertabel op + RouterA er als volgt uit: - &prompt.user; netstat -nr + &prompt.user; netstat -nr Routing tables Internet: Destination Gateway Flags Refs Use Netif Expire default 10.0.0.1 UGS 0 49378 xl0 127.0.0.1 127.0.0.1 UH 0 6 lo0 -10.0.0.0/24 link#1 UC 0 0 xl0 -192.168.1.0/24 link#2 UC 0 0 xl1 +10.0.0.0/24 link#1 UC 0 0 xl0 +192.168.1.0/24 link#2 UC 0 0 xl1 - Met de huidige routeertabel is RouterA - niet in staat om Intern Net 2 te bereiken. Het heeft geen - route voor 192.168.2.0/24. Een + Met de huidige routeertabel is RouterA + niet in staat om Intern Net 2 te bereiken. Het heeft geen + route voor 192.168.2.0/24. Een manier om dit te verhelpen is om de route handmatig toe te voegen. Het volgende commando voegt het netwerk Intern Net 2 toe aan de routeertabel van RouterA door 192.168.1.2 als de volgende hop te gebruiken: - &prompt.root; route add -net 192.168.2.0/24 192.168.1.2 + &prompt.root; route add -net 192.168.2.0/24 192.168.1.2 - Nu kan RouterA elke host op het netwerk - 192.168.2.0/24 bereiken. - + Nu kan RouterA elke host op het netwerk + 192.168.2.0/24 bereiken. + Toch zal de routeerinformatie verdwijnen als het &os; systeem + herstart. Als een statische route blijvend onthouden moet + worden, voeg het dan toe aan /etc/rc.conf: - - Persistente configuratie + # Voeg Intern Net 2 als blijvende statische route toe +static_routes="internalnet2" +route_internalnet2="-net 192.168.2.0/24 192.168.1.2" - Bovenstaand voorbeeld is perfect voor het instellen van - een statische route op een draaiend systeem. Een probleem is - dat de routeerinformatie verdwijnt indien de &os;-machine - opnieuw wordt opgestart. Aanvullende statische routes kunnen in - /etc/rc.conf opgenomen worden: + De instellingsvariabele static_routes + is een lijst van strings gescheiden door een spatie. Elke + string verwijst naar een routenaam. De string + route_internnet2 + bevat de statische route voor die route naam. - # Voeg Intern Net 2 als een statische route toe -static_routes="internnet2" -route_internnet2="-net 192.168.2.0/24 192.168.1.2" - De instellingsvariabele static_routes - is een lijst van strings gescheiden door een spatie. Elke - string verwijst naar een routenaam. Bovenstaand voorbeeld - heeft slechts één string in - static_routes. Dit is de string - internnet2. Vervolgens wordt een - instellingsvariabele - route_internnet2 - toegevoegd waarin alle instellingsparameters staan die aan - het commando &man.route.8; moeten worden doorgegeven. Voor - bovenstaand voorbeeld zou het volgende commando zijn - gebruikt: + Het gebruik van meer dan één string in + static_routes creëert meerdere statische + routes. Het volgende toont een voorbeeld van het toevoegen van + statische routes voor het 192.168.0.0/24 en + 192.168.1.0/24 + netwerken: - &prompt.root; route add -net 192.168.2.0/24 192.168.1.2 - - Dus is "-net 192.168.2.0/24 192.168.1.2" - nodig. - - Zoals hierboven is vermeld is het mogelijk om meerdere - strings in static_routes te hebben. Dit - maakt het mogelijk om meerdere statische routes aan te maken. - De volgende regels geven een voorbeeld van het toevoegen van - statische routes voor de netwerken 192.168.0.0/24 en 192.168.1.0/24 op een denkbeeldige - router: - - static_routes="net1 net2" + static_routes="net1 net2" route_net1="-net 192.168.0.0/24 192.168.0.1" route_net2="-net 192.168.1.0/24 192.168.1.1" - - - Routes propageren + + Problemen oplossen - routes propageren - - Er is al gesproken over hoe routes naar de buitenwereld te - definiëren, maar niet over hoe de buitenwereld ons kan - vinden. - - Het is al bekend dat routeertabellen aangemaakt kunnen - worden zodat al het verkeer voor een bepaalde adresruimte (in - ons voorbeeld een klasse-C subnet) naar een bepaalde host op dat - netwerk gezonden kan worden, dat de ingaande pakketten - doorgeeft. - Wanneer een adresruimte aan een site wordt toegewezen, stelt de serviceprovider al hun routeertabellen zodanig in dat al het verkeer voor het bijhorende subnet naar de PPP-verbinding van de site gezonden wordt. Maar hoe weten sites door het land heen - hoe naar de internetprovider van deze site te versturen? + hoe naar de ISP van deze site te versturen? - Er bestaat een systeem (dat veel lijkt op de gedistribueerde - DNS-informatie) dat alle toegewezen adresruimtes bijhoudt, en - hun verbindingspunt met de Internet Backbone definieert. De + Er bestaat een systeem dat alle toegewezen adresruimtes bijhoudt, + en hun verbindingspunt met de Internet Backbone definieert. De Backbone zijn de grote kabels die Internetverkeer door het land en over de wereld sturen. Elke backbone-machine heeft een kopie van een master-verzameling van tabellen, die verkeer voor een bepaald netwerk naar een bepaalde backbone-carrier sturen, en van daaruit naar een keten van serviceproviders totdat het netwerk van de site bereikt is. Het is de taak van de serviceprovider om bij de backbone-sites aan te geven dat zij het verbindingspunt (en dus het ingaande pad) zijn voor de site. Dit staat bekend als routepropagatie. - - - Problemen oplossen + + &man.traceroute.8 + - traceroute - Soms is er een probleem met routepropagatie en kunnen sommige sites geen verbinding maken. Misschien is het nuttigste commando om proberen uit te zoeken waar het routen misgaat - &man.traceroute.8;. Het is ook nuttig als er geen verbinding - mogelijk lijkt met een verre machine (dus als &man.ping.8; + traceroute. Het is ook nuttig als er geen verbinding + mogelijk lijkt met een verre machine (dus als ping faalt). - Het commando &man.traceroute.8; wordt gedraaid met de naam + Het commando traceroute wordt gedraaid met de naam van de verre host waarmee geprobeerd wordt te verbinden. Het laat de gateway-hosts zien langs het gepoogde pad, dat uiteindelijk de doelhost bereikt, of wegens een gebrek aan - verbinding afgebroken wordt. - - Raadpleeg voor meer informatie de hulppagina voor - &man.traceroute.8;. + verbinding afgebroken wordt. Voor meer informatie zie &man.traceroute.8;. - Multicast routen + Multicast overwegingen - multicast routen - + multicast routen + + kernelopties - MROUTING &os; ondersteunt zowel multicast-applicaties als multicast routen van huis uit. Voor multicast-applicaties is geen speciale configuratie van &os; nodig; applicaties draaien over het algemeen als geleverd. Voor multicast routen dient ondersteuning in de kernel gecompileerd te worden: options MROUTING - Ook dient de multicast-routeer-daemon &man.mrouted.8; - ingesteld worden zodat het tunnels en DVMRP - via /etc/mrouted.conf aanmaakt. Kijk voor - meer details over multicast-instellingen in de hulppagina voor - &man.mrouted.8;. + De multicast-routeer-daemon, mrouted kan + worden geïnstalleerd met behulp van de net/mrouted + pakket of port. Deze daemon implementeert het + multicast-routeer-protocol DVRMP en word geconfigureerd + door het aanpassen van /usr/local/etc/mrouted.conf + om tunnels en DVMRP op te zetten. De installatie van + mrouted installeert ook map-mbone + en mrinfo, evenals de bijbehorende man pages. + Bekijk deze voor de configuratie voorbeelden. - De &man.mrouted.8; multicast-routeer-daemon implementeert - het multicast-routeer-protocol DVRMP welke - in veel multicast-installaties grotendeels is vervangen door - &man.pim.4;. &man.mrouted.8; en de gerelateerde - &man.map-mbone.8; en &man.mrinfo.8; gereedschappen zijn - beschikbaar in de &os; Ports Collectie als - net/mrouted. + DVMRP is grotendeels vervangen door het PIM + protocol in veel multicast installaties. Raadpleeg &man.pim.4; voor + meer informatie.
- Draadloze netwerken - - Loader + + Draadloze netwerken - MarcFonvieille - - MurrayStokely + + + + Loader + + + + + Marc + Fonvieille + + + + + Murray + Stokely + + - - - draadloze netwerken - + draadloze netwerken + + 802.11 - draadloze netwerken De beginselen van draadloos netwerken De meeste draadloze netwerken zijn op de &ieee; 802.11 standaarden gebaseerd. Een eenvoudig draadloos netwerk bestaat uit meerdere stations die met radio's communiceren die in de 2,4GHz of de 5GHz band uitzenden (alhoewel dit regionaal varieert en het ook verandert om communicatie in de 2,3GHz en de 4,9GHz banden mogelijk te maken). 802.11-netwerken zijn op twee manieren georganiseerd: in infrastructuurmodus treedt één station als meester op, alle andere stations associëren met dit station; dit netwerk staat bekend als een BSS en het meesterstation heet een toegangspunt (AP). In een BSS gaat alle communicatie via het AP; zelfs als een station met een ander draadloos station wil communiceren gaan de boodschappen door het AP. In de tweede netwerkvorm is er geen meester en communiceren de stations direct. Deze netwerkvorm is een IBSS en staat gewoonlijk bekend als een ad-hoc netwerk. 802.11 netwerken begonnen in de 2,4GHz band waarbij gebruik werd gemaakt van protocollen die door de &ieee; 802.11 en 802.11b standaarden worden gedefinieerd. Deze specificaties omvatten de werkfrequenties, karakteristieken van de MAC-lagen waaronder frame- en zendsnelheden (communicatie kan met verschillende snelheden plaatsvinden). Later definieerde de 802.11a-standaard het werken in de 5GHz band, inclusief andere mechanismen voor signalering en hogere zendsnelheden. Nog later werd de 802.11g-standaard gedefinieerd om gebruik te kunnen maken van de signalerings- en zendmechanismen van 802.11a in de 2,4GHz band zodanig dat het met terugwerkende kracht werkt op 802.11b-netwerken. Afgezien van de onderliggende zendtechnieken beschikken 802.11-netwerken over een verscheidenheid aan beveiligingstechnieken. De originele 802.11-specificaties definieerden een eenvoudig beveiligingsprotocol genaamd WEP. Dit protocol maakt gebruik van een vaste, van te voren gedeelde sleutel en het cryptografische algoritme RC4 om de gegevens die over het netwerk verstuurd worden te coderen. Alle stations dienen dezelfde sleutel te gebruiken om te kunnen communiceren. Het is bewezen dat dit mechanisme eenvoudig te kraken is en wordt nu, afgezien om voorbijgaande gebruikers te ontmoedigen het netwerk te gebruiken, nog zelden gebruikt. De huidige beveiligingsmethoden worden gegeven door de &ieee; 802.11i specificatie dat nieuwe cryptografische algoritmen en een aanvullend protocol om stations aan een toegangspunt te authenticeren en om sleutels voor gegevenscommunicatie uit te wisselen definieert. Verder worden cryptografische sleutels periodiek ververst en zijn er mechanismen om indringpogingen te detecteren (en om indringpogingen tegen te gaan). Een andere specificatie van een veelgebruikt beveiligingsprotocol in draadloze netwerken is WPA. Dit was een voorloper op 802.11i en gedefinieerd door een industriegroep als een tussenmaatregel terwijl er gewacht werd op de ratificatie van 802.11i. WPA specificeert een deel van de eisen van 802.11i en is ontworpen voor implementatie op verouderde hardware. In het bijzonder vereist WPA alleen de TKIP-sleutel die van de originele WEP-sleutel is afgeleid. 802.11i staat het gebruik van TKIP toe maar vereist ook ondersteuning voor een sterkere sleutel, AES-CCM, om gegevens te versleutelen. (De AES-sleutel was niet nodig in WPA omdat het rekenkundig te kostbaar werd geacht voor implementatie op verouderde hardware.) Afgezien van de bovenstaande protocolstandaarden is de andere belangrijke standaard waarvan bewustzijn belangrijk is 802.11e. Deze standaard definieert het opstellen van multimediatoepassingen zoals gestroomde video en voice over IP (VoIP) binnen een 802.11-netwerk. Net als 802.11i heeft ook 802.11e een voorgaande specificatie genaamd WME (later hernoemd tot WMM) die door een industriegroep is gedefinieerd als een deelverzameling van 802.11e die nu kan worden gebruikt om multimediatoepassingen mogelijk te maken terwijl er gewacht wordt op de uiteindelijke ratificatie van 802.11e. Het belangrijkste om over 802.11e en WME/WMM te weten is dat ze gepriotiseerd verkeersgebruik van een draadloos netwerk mogelijk maken door middel van Quality of Service (QoS) protocollen en protocollen voor verbeterde mediatoegang. Een juiste implementatie van deze protocollen maken snelle gegevensbursts en gepriotiseerde verkeersstromen mogelijk. &os; ondersteunt netwerken die met 802.11a, 802.11b, en 802.11g werken. Ook worden de veiligheidsprotocollen WPA en 802.11i ondersteund (samen met 11a, 11b, of 11g) en QoS en de verkeerspriorisatieprotocollen die nodig zijn voor de protocollen WME/WMM worden voor een beperkte verzameling draadloze apparatuur ondersteund. + + Snelle start + + Een computer aansluiten op een bestaand draadloos netwerk + is een veel voorkomende situatie. Deze procedure laat de stappen + zien die vereist zijn. + + + + Verkrijg het SSID (Service Set + Identifier) ​​en de PSK (Pre-Shared Key) + voor het draadloze netwerk van de netwerk administrator. + + + + Identificeer de draadloze adapter. De &os; + GENERIC kernel bevat drivers voor + veel voorkomende draadloze adapters. Als de draadloze adapter + een van die modellen is, zal de output van &man.ifconfig.8; + het weergegeven: + + &prompt.user; ifconfig | grep -B3 -i wireless + + Als een draadloze adapter niet wordt vermeld, kan een extra + kernel module nodig zijn, of is misschien is het een door &os; + niet ondersteund model. + + + Dit voorbeeld toont de Atheros ath0 + draadloze adapter. + + + + Voeg een vermelding voor dit netwerk aan + /etc/wpa_supplicant.conf. Indien het + bestand niet bestaat, maak het aan. Vervang + myssid en + mypsk met de + SSID en PSK + verstrekt door de netwerkbeheerder. + + network={ + ssid="myssid" + psk="mypsk" +} + + + + Voeg vermeldingen toe aan /etc/rc.conf om + het netwerk bij het opstarten te configureren: + + wlans_ath0="wlan0" +ifconfig_wlan0 ="WPA SYNCDHCP" + + + + Herstart de computer of de netwerk service + om verbinding met het netwerk te maken: + + &prompt.root; service netif restart + + + + Basisinstallatie Kernelinstellingen Om van een draadloos netwerk gebruik te maken is het nodig om een draadloze netwerkkaart te hebben en om de kernel met de juiste ondersteuning voor draadloze netwerken in te stellen. Het laatste is verdeeld in meerdere modulen zodat alleen de software ingesteld hoeft te worden die daadwerkelijk gebruikt zal worden. Ten eerste is een draadloos netwerkapparaat nodig. De meestgebruikte apparaten zijn degenen die onderdelen van Atheros gebruiken. Deze apparaten worden ondersteund door het stuurprogramma &man.ath.4; en voor hen dient de volgende regel aan /boot/loader.conf toegevoegd te worden: if_ath_load="YES" Het stuurprogramma voor Atheros is opgedeeld in drie verschillende delen: het eigenlijke stuurprogramma (&man.ath.4;), de ondersteuningslaag voor de hardware die chip-specifieke functies afhandelt (&man.ath.hal.4;), en een algoritme om de snelheid om frames te verzenden te kiezen uit een reeks mogelijke waarden (hier ath_rate_sample). Indien deze ondersteuning als kernelmodules wordt geladen, zullen de afhankelijkheden automatisch afgehandeld worden. Voor andere apparaten dan die van Atheros dient de module voor dat stuurprogramma geladen te worden; bijvoorbeeld: if_wi_load="YES" voor apparaten die op onderdelen van Intersil Prism zijn gebaseerd (stuurprogramma &man.wi.4;). In de rest van dit document zal een &man.ath.4; apparaat gebruikt worden, de naam van het apparaat in de voorbeelden dient aangepast te worden aan de lokale installatie. Een lijst van beschikbare draadloze stuurprogramma's en ondersteunde adapters staat in de &os; Hardware Notes. Kopieën hiervan voor verschillende uitgaven en architecturen zijn beschikbaar op de Uitgave Informatie pagina van de &os; website. Indien er geen origineel stuurprogramma voor het draadloze apparaat bestaat, is het mogelijk om te proberen om direct het stuurprogramma van &windows; proberen te gebruiken met behulp van de stuurprogramma-wrapper NDIS. Daarvoor zijn ook de modules nodig die cryptografische ondersteuning implementeren voor de te gebruiken veiligheidsprotocollen. Het is de bedoeling dat ze dynamisch door de module &man.wlan.4; worden geladen maar momenteel dienen ze handmatig ingesteld te worden. De volgende modules zijn beschikbaar: &man.wlan.wep.4;, &man.wlan.ccmp.4;, en &man.wlan.tkip.4;. Zowel de stuurprogramma's &man.wlan.ccmp.4; en &man.wlan.tkip.4; zijn alleen nodig indien het veiligheidsprotocol WPA en/of 802.11i gebruikt wordt. Indien het netwerk encryptieloos dient te zijn, is de ondersteuning van &man.wlan.wep.4; niet nodig. Om deze modules tijdens het opstarten te laden, dienen de volgende regels aan /boot/loader.conf toegevoegd te worden: wlan_wep_load="YES" wlan_ccmp_load="YES" wlan_tkip_load="YES" Nadat deze informatie aan het instellingenbestand om het systeem op te starten (i.e., /boot/loader.conf) is toegevoegd, is het noodzakelijk om de &os;-computer opnieuw op te starten. Indien het ongewenst is om de computer nu opnieuw op te starten, kunnen de modules ook handmatig worden geladen door &man.kldload.8; te gebruiken. Indien het gebruik van modules ongewenst is, kunnen deze stuurprogramma's in de kernel worden gecompileerd door de volgende regels aan het kernelinstellingenbestand toe te voegen: device wlan # 802.11 ondersteuning device wlan_wep # 802.11 WEP-ondersteuning device wlan_ccmp # 802.11 CCMP-ondersteuning device wlan_tkip # 802.11 TKIP-ondersteuning device wlan_amrr # AMRR controle-algoritme voor zendsnelheid device ath # Atheros PCI/Cardbus netwerkkaarten device ath_hal # Ondersteuning voor PCI/cardbus chips options AH_SUPPORT_AR5146 # zet AR5146 tx/rx descriptors aan device ath_rate_sample # SampleRate verzendsnelheid-controle voor ath Met deze informatie in het kernelinstellingenbestand kan de kernel opnieuw gecompileerd en de &os;-computer opnieuw opgestart worden. Wanneer het systeem draait, is het mogelijk om enige informatie over de draadloze apparaten in de opstartboodschappen te vinden, zoals: ath0: <Atheros 5212> mem 0x88000000-0x8800ffff irq 11 at device 0.0 on cardbus1 ath0: [ITHREAD] ath0: AR2413 mac 7.9 RF2413 phy 4.5 Infrastructuurmodus De infrastructuur- of BSS-modus is de modus die normaliter gebruikt wordt. In deze modus zijn een aantal draadloze toegangspunten verbonden met een bedraad netwerk. Elk draadloos netwerk heeft een eigen naam, deze naam wordt de SSID van het netwerk genoemd. Draadloze cliënten verbinden zich met de draadloze toegangspunten. &os; cliënten Hoe toegangspunten te vinden Voor het scannen van netwerken wordt het commando ifconfig gebruikt. Het kan even duren voordat dit verzoek is afgehandeld aangezien het systeem op elke beschikbare draadloze frequentie naar toegangspunten moet zoeken. Alleen de super-gebruiker kan zo'n scan opzetten: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 -&prompt.root; ifconfig wlan0 up scan + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 +&prompt.root; ifconfig wlan0 up scan SSID/MESH ID BSSID CHAN RATE S:N INT CAPS dlinkap 00:13:46:49:41:76 11 54M -90:96 100 EPS WPA WME freebsdap 00:11:95:c3:0d:ac 1 54M -83:96 100 EPS WPA De interface dient als up te worden gemarkeerd voordat het scannen begint. Voor verdere scans is het niet nodig om de interface als up te markeren. De uitvoer van een scanverzoek vermeld elk gevonden BSS/IBSS-netwerk. Naast de naam van het netwerk, SSID, staat het BSSID, wat het MAC-adres van het toegangspunt is. Het veld CAPS identificeert het type van elk netwerk en de mogelijkheden van de stations die daar werkzaam zijn: Station Capability Codes Capability Code Betekenis E Uitgebreide dienstenverzameling (ESS). Geeft aan dat het station deel uitmaakt van een infrastructuurnetwerk (in tegenstelling tot een IBSS-/ ad-hoc-netwerk). I IBSS-/ad-hoc-netwerk. Geeft aan dat het station deel uitmaakt van een ad-hoc-netwerk (in tegenstelling tot een ESS-netwerk). P Privacy. Vertrouwelijkheid is vereist voor alle gegevensframes die binnen het BSS worden uitgewisseld. Dit betekent dat dit BSS eist dat het station cryptografische middelen als WEP, TKIP of AES-CCMP dient te gebruiken om de gegevensframes die met anderen worden uitgewisseld te versleutelen en te ontsleutelen. S Korte preambule. Geeft aan dat het netwerk korte preambules gebruikt (gedefinieerd in 802.11b Hoge Snelheid/DSSS PHY, korte preambule gebruikt een 56-bits synchronisatieveld in tegenstelling tot een 128-bits dat bij lange preambules wordt gebruikt). s Korte slottijd. Geeft aan dat het 802.11g-netwerk een korte slottijd gebruikt omdat er geen verouderde (802.11b) stations aanwezig zijn.
Het is ook mogelijk om de huidige lijst van bekende netwerken weer te geven met: - &prompt.root; ifconfig scan0 list scan + &prompt.root; ifconfig wlan0 list scan Deze informatie kan automatisch bijgewerkt worden door de adapter of handmatig met een verzoek. Oude gegevens worden automatisch uit de cache verwijderd, dus kan deze lijst na verloop van tijd korter worden tenzij er meer scanverzoeken gedaan worden.
Basisinstellingen Deze sectie geeft een eenvoudig voorbeeld hoe de draadloze netwerkadapter in &os; zonder encryptie aan de praat te krijgen. Nadat deze concepten bekend zijn, wordt het sterk aangeraden om WPA te gebruiken om de draadloze netwerken op te zetten. Er zijn drie basisstappen om een draadloos netwerk in te stellen: een toegangspunt kiezen, het station authenticeren, en een IP-adres instellen. De volgende secties behandelen elk een stap. Een toegangspunt kiezen In de meeste gevallen is het voldoende om het systeem een toegangspunt gebaseerd op de ingebouwde heuristieken te laten kiezen. Dit is het standaardgedrag wanneer een interface als up wordt gemarkeerd of als een interface wordt ingesteld door het te noemen in /etc/rc.conf, bijvoorbeeld: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="DHCP" Indien er meerdere toegangspunten zijn en het gewenst is om een specifieke te kiezen, kan dit met het SSID: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="ssid uw_ssid_hier DHCP" In een omgeving waar meerdere toegangspunten hetzelfde SSID hebben (vaak gedaan om roamen eenvoudiger te maken) kan het nodig zijn om met één specifiek apparaat te associëren. In dit geval kan ook het BSSID van het toegangspunt gespecificeerd worden (het SSID kan ook weggelaten worden): wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="ssid uw_ssid_hier bssid xx:xx:xx:xx:xx:xx DHCP Er zijn andere manieren om de keuze van een toegangspunt te beperken zoals het beperken van het aantal frequenties waarop het systeem scant. Dit kan handig zijn bij multi-band-netwerkkaarten aangezien het scannen van alle mogelijke kanalen tijdrovend kan zijn. Om de werking tot een specifieke band te beperken kan de parameter gebruikt worden; bijvoorbeeld: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="mode 11g ssid uw_ssid_hier DHCP" zal de kaart forceren om te werken in 802.11g welke alleen voor 2,4GHz frequenties is gedefinieerd dus de 5GHz kanalen blijven buiten beschouwing. Andere manieren om dit te doen zijn de parameter , om bewerkingen op één specifieke frequentie vast te zetten, en de parameter , om een lijst van te scannen kanalen te specificeren. Meer informatie over deze parameters kan in de hulppagina &man.ifconfig.8; gevonden worden. Authenticatie Nadat er een toegangspunt is gekozen moet het station zich authenticeren voordat het gegevens kan versturen. Authenticatie kan op verschillende manieren gebeuren. Het meest gebruikte schema wordt open authenticatie genoemd en staat doe dat elk station aan het netwerk deelneemt en communiceert. Deze manier van authenticatie dient gebruikt te worden voor testdoeleinden tijdens het voor de eerste keer opzetten van een draadloos netwerk. Andere schema's vereisen dat cryptografische overeenkomsten voltooid worden voordat gegevensverkeer kan stromen; ofwel door vooraf gedeelde sleutels of geheimen te gebruiken, of door complexere schema's te gebruiken welke achterliggende diensten zoals RADIUS betrekken. De meeste gebruikers zullen open authenticatie gebruiken welke de standaardinstelling is. De dan meest voorkomende opstelling is WPA-PSK, ook bekend als WPA Personal, welke hieronder beschreven is. Indien er een &apple; &airport; Extreme basisstation als toegangspunt wordt gebruikt kan het nodig zijn om gedeelde-sleutel-authenticatie samen met een WEP-sleutel in te stellen. Dit kan gedaan worden in het bestand /etc/rc.conf of door het programma &man.wpa.supplicant.8; te gebruiken. Indien er een enkel &airport; basisstation wordt gebruikt kan de toegang met zoiets als het volgende worden ingesteld: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="authmode shared wepmode on weptxkey 1 wepkey 01234567 DHCP" Over het algemeen dient authenticatie via gedeelde sleutels worden voorkomen omdat het materiaal van de WEP-sleutel op een zeer afgedwongen manier gebruikt wordt wat het zelfs gemakkelijker maakt om de sleutel te kraken. Indien WEP gebruikt moet worden (bijvoorbeeld voor compatibiliteit met verouderde apparaten) is het beter om WEP met open authenticatie te gebruiken. Meer informatie met betrekking tot WEP kan gevonden worden in . Een IP-adres verkrijgen met DHCP Nadat het toegangspunt is gekozen en de parameters voor de authenticatie zijn ingesteld, dient er een IP-adres ter communicatie verkregen worden. In de meeste gevallen wordt het draadloze IP-adres verkregen via DHCP. Om dat te bereiken, dient /etc/rc.conf bewerkt te worden en DHCP aan de instellingen voor het apparaat toegevoegd te worden zoals in de verschillende bovenstaande voorbeelden is laten zien: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="DHCP" Op dit moment kan de draadloze interface geactiveerd worden: &prompt.root; service netif start Wanneer de interface draait, kan ifconfig gebruikt worden om de status van de interface ath0 te zien: - &prompt.root; ifconfig wlan0 + &prompt.root; ifconfig wlan0i wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.1.00 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.1.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet OFDM/54Mbps mode 11g status: associated ssid dlinkap channel 11 (2462 Mhz 11g) bssid 00:13:46:49:41:76 country US ecm authmode OPEN privacy OFF txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 60 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst Het status: associated betekent dat er verbinding is met een draadloos netwerk (in dit geval met het netwerk dlinkap). Het gedeelte bssid 00:13:46:49:41:76 is het MAC-adres van het toegangspunt; de gedeelte met - authmode vertelt dat de communicatie + authmode OPEN vertelt dat de communicatie niet versleuteld is. Statisch IP-adres In het geval dat het niet mogelijk is om een IP-adres van een DHCP-server te krijgen, kan er een vast IP-adres worden ingesteld. Vervang het sleutelwoord DHCP van hierboven met de adresinformatie. Zorg ervoor dat de andere parameters voor het selecteren van een toegangspunt behouden blijven: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="inet 192.168.1.100 netmask 255.255.255.0 ssid uw_ssid_hier" WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een beveiligingsprotocol dat samen met 802.11-netwerken wordt gebruikt om het gebrek aan degelijke authenticatie en de zwakte van WEP te benadrukken. WPA verbetert het 802.1X-authenticatieprotocol en gebruikt een sleutel gekozen uit meerdere in plaats van WEP voor gegevensintegriteit. De enige sleutel welke WPA vereist is TKIP (Temporary Key Integrity Protocol). TKIP is een sleutel dat de basis-RC4-sleutel welke door WEP wordt gebruikt uitbreidt door integriteitscontroles, knoeidetectie, en maatregelen om op elke gedetecteerde inbraak te reageren toe te voegen. TKIP is ontworpen om op verouderde hardware met enkel wijzigingen in software te draaien; het representeert een compromis dat de veiligheid verbetert maar nog steeds niet geheel immuun is tegen aanvallen. WPA specificeert ook de sleutel AES-CCMP als een alternatief voor TKIP welke te verkiezen is indien mogelijk; voor deze specificatie wordt gewoonlijk de term WPA2 (of RSN) gebruikt. WPA definieert protocollen voor authenticatie en versleuteling. Authenticatie gebeurt het meeste door één van deze twee technieken te gebruiken: door 802.1X en een achterliggende authenticatiedienst zoals RADIUS, of door een minimale overeenkomst tussen het station en het toegangspunt door een van te voren gedeeld geheim te gebruiken. Het eerste wordt vaak WPA Enterprise genoemd en het laatste staat bekend als WPA Personal. Aangezien de meeste mensen geen achterliggende RADIUS-server voor hun draadloos netwerk zullen opzetten, is WPA-PSK veruit de meest gebruikte configuratie voor WPA. Het beheer van de draadloze verbinding en de authenticatie (sleutelonderhandeling of authenticatie met een server) gebeurt met het gereedschap &man.wpa.supplicant.8;. Dit programma vereist dat er een instellingenbestand, /etc/wpa_supplicant.conf, draait. Meer informatie over dit bestand kan in de hulppagina &man.wpa.supplicant.conf.5; worden gevonden. WPA-PSK WPA-PSK, ook bekend als WPA-Personal, is gebaseerd op een vooraf gedeelde sleutel (PSK) gegenereerd vanuit een gegeven wachtwoord die gebruikt zal worden als de hoofdsleutel in het draadloze netwerk. Dit betekent dat alle draadloze gebruikers dezelfde sleutel zullen delen. WPA-PSK is bedoeld voor kleine netwerken waar het gebruik van een authenticatieserver niet mogelijk of gewenst is. Gebruik altijd sterke wachtwoorden welke voldoende lang zijn en opgebouwd zijn uit een grote tekenverzameling zodat ze niet gemakkelijk worden geraden of aangevallen. De eerste stap is het instellen van het bestand /etc/wpa_supplicant.conf met het SSID en de vooraf gedeelde sleutel van het netwerk: network={ ssid="freebsdap" psk="freebsdmall" } Daarna zal in /etc/rc.conf worden aangegeven dat de draadloze configuratie met WPA zal gebeuren en dat het IP-adres met DHCP zal worden verkregen: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="WPA DHCP" Hierna kan de interface geactiveerd worden: &prompt.root; service netif start Starting wpa_supplicant. DHCPDISCOVER on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 5 DHCPDISCOVER on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 6 DHCPOFFER from 192.168.0.1 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 DHCPACK from 192.168.0.1 bound to 192.168.0.254 -- renewal in 300 seconds. wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.254 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet OFDM/36Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode WPA2/802.11i privacy ON deftxkey UNDEF AES-CCM 3:128-bit txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 450 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst roaming MANUAL Ook kan gepoogd worden dit handmatig in te stellen door hetzelfde /etc/wpa_supplicant.conf als hierboven te gebruiken, en dit te draaien: - &prompt.root; wpa_supplicant -i wlan0 -c /etc/wpa_supplicant.conf + &prompt.root; wpa_supplicant -i wlan0 -c /etc/wpa_supplicant.conf Trying to associate with 00:11:95:c3:0d:ac (SSID='freebsdap' freq=2412 MHz) Associated with 00:11:95:c3:0d:ac WPA: Key negotiation completed with 00:11:95:c3:0d:ac [PTK=CCMP GTK=CCMP] CTRL-EVENT-CONNECTED - Connection to 00:11:95:c3:0d:ac completed (auth) [id=0 idstr=] De volgende stap is het lanceren van het commando dhclient om een IP-adres van de DHCP-server te krijgen: - &prompt.root; dhclient wlan0 + &prompt.root; dhclient wlan0 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 DHCPACK from 192.168.0.1 bound to 192.168.0.254 -- renewal in 300 seconds. -&prompt.root; ifconfig wlan0 +&prompt.root; ifconfig wlan0 wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.254 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet OFDM/36Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode WPA2/802.11i privacy ON defxkey UNDEF AES-CCM 3:128-bit txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 450 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst roaming MANUAL - /etc/rc.conf heeft een regel - ifconfig_wlan0 met de tekst - DHCP (zoals - ifconfig_wlan0="DHCP"), - dhclient zal automatisch gestart worden nadat + Als /etc/rc.conf een regel heeft + met de tekst ifconfig_wlan0="DHCP", + zal &man.dhclient.8; automatisch gestart worden nadat wpa_supplicant geassocieerd is met het toegangspunt. Als DHCP niet mogelijk of gewenst is, kan een statisch IP-adres worden ingesteld nadat wpa_supplicant het station heeft geauthenticeerd: - &prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.100 netmask 255.255.255.0 -&prompt.root; ifconfig wlan0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.100 netmask 255.255.255.0 +&prompt.root; ifconfig wlan0 wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.100 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet OFDM/36Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode WPA2/802.11i privacy ON deftxkey UNDEF AES-CCM 3:128-bit txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 450 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst roaming MANUAL Indien DHCP niet wordt gebruikt, dienen ook de standaard gateway en de naamserver handmatig ingesteld te worden: - &prompt.root; route add default uw_standaard_router -&prompt.root; echo "nameserver uw_DNS_server" >> /etc/resolv.conf + &prompt.root; route add default uw_standaard_router +&prompt.root; echo "nameserver uw_DNS_server" >> /etc/resolv.conf WPA met EAP-TLS De tweede manier om WPA te gebruiken is met een achterliggende 802.1X-authenticatieserver. In dit geval wordt het WPA-Enterprise genoemd om het verschil met het minder veilige WPA-Personal met de vooraf gedeelde sleutel aan te duiden. Authenticatie is in WPA-Enterprise gebaseerd op EAP (Extensible Authentication Protocol). EAP wordt niet met een encryptiemethode geleverd. In plaats daarvan was het besloten om EAP in een versleutelde tunnel te omsluiten. Er bestaan vele EAP-authenticatiemethodes, de meest voorkomende zijn EAP-TLS, EAP-TTLS, en EAP-PEAP. EAP-TLS (EAP met Transport Layer Security) is een zeer goed ondersteund authenticatieprotocol in de draadloze wereld aangezien het de eerste EAP-methode was die gecertificeerd werd door de Wi-Fi alliantie. EAP-TLS vereist dat er drie certificaten draaien: het CA-certificaat (geïnstalleerd op alle machines), het servercertificaat voor de authenticatieserver, en een cliëntcertificaat voor elke draadloze cliënt. Bij deze EAP-methode authenticeren zowel de authenticatieserver als de draadloze cliënt elkaar door hun respectievelijke certificaten te laten zien, en ze controleren dat deze certificaten zijn getekend door de certificatenauthoriteit (CA) van de organisatie. Zoals voorheen gebeurt het instellen via /etc/wpa_supplicant.conf: network={ ssid="freebsdap" proto=RSN key_mgmt=WPA-EAP eap=TLS identity="loader" ca_cert="/etc/certs/cacert.pem" client_cert="/etc/certs/clientcert.pem" private_key="/etc/certs/clientkey.pem" private_key_passwd="freebsdmallclient" } Dit veld geeft de naam van het netwerk (SSID) aan. Hier wordt het RSN (&ieee; 802.11i) protocol gebruikt, ofwel WPA2. De regel key_mgmt verwijst naar het gebruikte sleutelbeheerprotocol. In dit geval is het WPA dat EAP-authenticatie gebruikt: WPA-EAP. In dit veld wordt de EAP-methode voor de verbinding genoemd. Het veld identity bevat de identiteitsstring voor EAP. Het veld ca_cert geeft de padnaam van het CA-certificaatbestand aan. Dit bestand is nodig om het servercertificaat te controleren. De regel client_cert geeft de padnaam van het cliëntcertificaatbestand aan. Dit certificaat is uniek voor elke draadloze cliënt van het netwerk. Het veld private_key is de padnaam naar het bestand dat de privésleutel van het cliëntcertificaat bevat. Het veld private_key_passwd bevat het wachtwoord voor de privésleutel. Voeg vervolgens de volgende regels toe aan /etc/rc.conf: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="WPA DHCP" De volgende stap is het activeren van de interface: &prompt.root; service netif start Starting wpa_supplicant. DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 DHCPACK from 192.168.0.20 bound to 192.168.0.254 -- renewal in 300 seconds. wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.254 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet DS/11Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode WPA/802.11i privacy ON deftxkey UNDEF AES-CCM 3:128-bit txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 450 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst roaming MANUAL Zoals eerder is laten zien, is het ook mogelijk om de interface handmatig te activeren met zowel de commando's wpa_supplicant en ifconfig. WPA met EAP-TTLS Bij EAP-TLS hebben zowel de authenticatieserver als de cliënt een certificaat nodig, met EAP-TTLS (EAP-Tunneled Transport Layer Security) is een cliëntcertificaat optioneel. Deze methode komt in de buurt van wat sommige beveiligde websites doen, waar de webserver een veilige SSL-tunnel kan aanmaken zelfs als de bezoekers geen certificaten aan de cliëntkant hebben. EAP-TTLS zal de versleutelde TLS-tunnel gebruiken voor het veilig transporteren van de authenticatiegegevens. De instellingen worden gedaan via het bestand /etc/wpa_supplicant.conf: network={ ssid="freebsdap" proto=RSN key_mgmt=WPA-EAP eap=TTLS identity="test" password="test" ca_cert="/etc/certs/cacert.pem" phase2="auth=MD5" } Dit veld noemt de EAP-methode voor de verbinding. Het veld identity bevat de identiteitsstring voor EAP-authenticatie binnen de versleutelde TLS-tunnel. Het veld password bevat het wachtwoord voor de EAP-authenticatie. Het veld ca_cert wijst naar de padnaam van het CA-certificaatbestand. Dit bestand is nodig om het servercertificaat te controleren. Dit veld noemt de gebruikte authenticatiemethode in de versleutelde TLS-tunnel. In dit geval is EAP met MD5-Challenge gebruikt. De binnenste authenticatie-fase wordt vaak phase2 genoemd. Ook dienen de volgende regels toegevoegd te worden aan /etc/rc.conf: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_ath0="WPA DHCP" De volgende stap is het activeren van de interface: &prompt.root; service netif start Starting wpa_supplicant. DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 7 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 15 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 21 DHCPACK from 192.168.0.20 bound to 192.168.0.254 -- renewal in 300 seconds. wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.254 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect DS/11Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode WPA2/802.11i privacy ON deftxkey UNDEF AES-CCM 3:128-bit txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 450 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst roaming MANUAL WPA met EAP-PEAP PEAPv0/EAP-MSCHAPv2 is de meest gebruikelijke PEAP-methode. In de rest van dit document wordt de term PEAP gebruikt om naar die methode te verwijzen. PEAP (Beveiligd EAP) is ontworpen als een alternatief voor EAP-TTLS, en is de meest gebruikte EAP-standaard na EAP-TLS. Met andere woorden, als u een netwerk met verschillende besturingssystemen heeft, zou PEAP de meest ondersteunde standaard moeten zijn na EAP-TLS. PEAP is soortgelijk aan EAP-TTLS: het gebruikt een server-side certificaat om de cliënten te authenticeren door een beveiligde TLS-tunnel tussen de cliënt en de authenticatieserver aan te maken, welke de uitwisseling van de authenticatie-informatie beschermt. Vanuit een beveiligingsoogpunt gezien is het verschil tussen EAP-TTLS en PEAP dat PEAP-authenticatie de gebruikersnaam onversleuteld uitzendt, alleen het wachtwoord wordt in de beveiligde TLS-tunnel verzonden. EAP-TTLS gebruikt de TLS-tunnel voor zowel de gebruikersnaam als het wachtwoord. Het bestand /etc/wpa_supplicant.conf dient gewijzigd te worden om de EAP-PEAP-gerelateerde instellingen toe te voegen: network={ ssid="freebsdap" proto=RSN key_mgmt=WPA-EAP eap=PEAP identity="test" password="test" ca_cert="/etc/certs/cacert.pem" phase1="peaplabel=0" phase2="auth=MSCHAPV2" } Dit veld noemt de EAP-methode voor de verbinding. Het veld identity bevat de identiteitsstring voor EAP-authenticatie binnen de versleutelde TLS-tunnel. Het veld password bevat het wachtwoord voor de EAP-authenticatie. Het veld ca_cert wijst naar de padnaam van het CA-certificaatbestand. Dit bestand is nodig om het servercertificaat te controleren. Dit veld bevat de parameters voor de eerste fase van authenticatie (de TLS-tunnel). Afhankelijk van de gebruikte authenticatieserver moet er een specifiek label voor authenticatie worden opgegeven. In de meeste gevallen zal het label client EAP encryption zijn welke ingesteld is door peaplabel=0 te gebruiken. Meer informatie kan in de hulppagina &man.wpa.supplicant.conf.5; gevonden worden. Dit veld noemt het authenticatieprotocol dat in de versleutelde TLS-tunnel gebruikt wordt. In het geval van PEAP is dit auth=MSCHAPV2. Het volgende dient te worden toegevoegd aan /etc/rc.conf: wlans_ath0="wlan0" ifconfig_wlan0="WPA DHCP" Hierna kan de interface worden geactiveerd: &prompt.root; service netif start Starting wpa_supplicant. DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 7 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 15 DHCPREQUEST on wlan0 to 255.255.255.255 port 67 interval 21 DHCPACK from 192.168.0.20 bound to 192.168.0.254 -- renewal in 300 seconds. wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.254 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect DS/11Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode WPA2/802.11i privacy ON deftxkey UNDEF AES-CCM 3:128-bit txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 450 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst roaming MANUAL WEP WEP (Wired Equivalent Privacy) maakt deel uit van de oorspronkelijke 802.11 standaard. Er is geen authenticatiemechanisme, slechts een zwakke vorm van toegangscontrole, en het is gemakkelijk te kraken. WEP kan worden opgezet met ifconfig: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 -&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.1.100 netmask 255.255.255.0 \ - ssid mijn_net wepmode on weptxkey 3 wepkey 3:0x3456789012 + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 +&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.1.100 netmask 255.255.255.0 \ + ssid mijn_net wepmode on weptxkey 3 wepkey 3:0x3456789012 De weptxkey geeft aan welke WEP-sleutel zal worden gebruikt tijdens het verzenden. Hier wordt de derde sleutel gebruikt. Dit dient overeen te komen met de instelling in het toegangspunt. Probeer, indien onbekend is welke sleutel door het toegangspunt wordt gebruikt, 1 (i.e., de eerste sleutel) voor deze waarde te gebruiken. De wepkey selecteert één van de WEP-sleutels in. Het dient in het formaat index:sleutel te zijn. Sleutel 1 wordt als standaard gebruikt; de index hoeft alleen ingesteld te worden als we een andere dan de eerste sleutel gebruiken. De 0x3456789012 dient vervangen te worden door de sleutel die ingesteld is voor gebruik met het toegangspunt. Het wordt aangeraden om de hulppagina &man.ifconfig.8; te lezen voor verdere informatie. De faciliteit wpa_supplicant kan ook gebruikt worden om de draadloze interface in te stellen voor WEP. Het bovenstaande voorbeeld kan worden ingesteld door de volgende regels toe te voegen aan /etc/wpa_supplicant.conf: network={ ssid="mijn_net" key_mgmt=NONE wep_key3=3456789012 wep_tx_keyidx=3 } Daarna: - &prompt.root; wpa_supplicant -i wlan0 -c /etc/wpa_supplicant.conf + &prompt.root; wpa_supplicant -i wlan0 -c /etc/wpa_supplicant.conf Trying to associate with 00:13:46:49:41:76 (SSID='dlinkap' freq=2437 MHz) Associated with 00:13:46:49:41:76
Ad-hoc-modus IBSS-modus, ook ad-hoc-modus genoemd, is ontworpen voor point-to-point-verbindingen. Om bijvoorbeeld een ad-hoc-netwerk tussen de machine A en de machine B op te zetten, is het slechts nodig om twee IP-adressen en een SSID te kiezen. Op machine A: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode adhoc -&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode adhoc +&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 00:11:95:c3:0d:ac inet 192.168.0.1 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect mode 11g <adhoc> status: running ssid freebsdap channel 2 (2417 Mhz 11g) bssid 02:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode OPEN privacy OFF txpower 21.5 scanvalid 60 protmode CTS wme burst De parameter adhoc geeft aan dat de interface in de IBSS-modus draait. Op B zal het mogelijk moeten zijn om A te detecteren: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode adhoc -&prompt.root; ifconfig wlan0 up scan + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode adhoc +&prompt.root; ifconfig wlan0 up scan SSID/MESH ID BSSID CHAN RATE S:N INT CAPS reebsdap 02:11:95:c3:0d:ac 2 54M -64:-96 100 IS WME De I in de uitvoer bevestigt dat machine A in ad-hoc-modus verkeert. Het is slechts nodig om B met een ander IP-adres in te stellen: - &prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.2 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap -&prompt.root; ifconfig wlan0 ssid freebsdap mediaopt adhoc inet 192.168.0.2 netmask 255.255.255.0 -&prompt.root; ifconfig wlan0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.2 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap +&prompt.root; ifconfig wlan0 wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.2 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect mode 11g <adhoc> status: running ssid freebsdap channel 2 (2417 Mhz 11g) bssid 02:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode OPEN privacy OFF txpower 21.5 scanvalid 60 protmode CTS wme burst Zowel A als B zijn nu klaar om informatie uit te wisselen. &os; Host Toegangspunten &os; kan als toegangspunt (AP) functioneren wat de noodzaak om een hardwarematig AP te kopen of een ad-hoc-netwerk te draaien wegneemt. Dit kan bijzonder nuttig zijn indien de &os;-machine als gateway naar een ander netwerk (bijvoorbeeld het Internet) functioneert. Basisinstellingen Voordat de &os;-machine als een AP wordt ingesteld, dient de kernel te worden ingesteld met de juiste ondersteuning voor draadloos netwerken voor de draadloze kaart. Ook dient er ondersteuning voor de te gebruiken beveiligingsprotocollen te worden toegevoegd. Meer details staan in . Momenteel staan de NDIS-stuurprogrammawrapper en de stuurprogramma's van &windows; het werken als AP niet toe. Alleen originele draadloze &os;-stuurprogramma's ondersteunen AP-modus. Wanneer de ondersteuning voor draadloos netwerken is geladen, kan gecontroleerd worden of het draadloze apparaat de hostgebaseerde toegangspuntmodus ondersteunt (ook bekend als hostap-modus): - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 -&prompt.root; ifconfig wlan0 list caps + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 +&prompt.root; ifconfig wlan0 list caps drivercaps=6f85edc1<STA,FF,TURBOP,IBSS,HOSTAP,AHDEMO,TXPMGT,SHSLOT,SHPREAMBLE,MONITOR,MBSS,WPA1,WPA2,BURST,WME,WDS,BGSCAN,TXFRAG> cryptocaps=1f<WEP,TKIP,AES,AES_CCM,TKIPMIC> Deze uitvoer geeft de mogelijkheden van de kaart weer, het woord HOSTAP bevestigt dat deze draadloze kaart als toegangspunt kan functioneren. Ook worden verschillende ondersteunde versleutelmethoden genoemd: WEP, TKIP, AES, enzovoorts. Deze informatie is belangrijk om te weten welke beveiligingsprotocollen gebruikt kunnen worden op het toegangspunt. Het draadloze apparaat kan enkel in hostap-modus worden gezet tijdens het creeëren van het netwerk pseudo-device dus een vooraf aangemaakt apparaat moet eerst verwijderd worden: - &prompt.root; ifconfig wlan0 destroy + &prompt.root; ifconfig wlan0 destroy waarna deze opnieuw aangemaakt kan worden met de juiste parameters: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode hostap -&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap mode 11g channel 1 + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode hostap +&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap mode 11g channel 1 - Gebruik nogmaals ifconfig om de status van + Gebruik nogmaals &man.ifconfig.8; om de status van de interface wlan0 te zien: - &prompt.root; ifconfig wlan0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 00:11:95:c3:0d:ac inet 192.168.0.1 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 status: running ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode OPEN privacy OFF txpower 21.5 scanvalid 60 protmode CTS wme burst dtimperiod 1 -dfs De parameter hostap geeft aan dat de interface in hostgebaseerde toegangspuntmodus draait. Het instellen van de interface kan automatisch tijdens het opstarten gedaan worden door de volgende regels aan /etc/rc.conf toe te voegen: wlans_ath0="wlan0" create_args_wlan0="wlanmode hostap" ifconfig_wlan0="inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap mode 11g channel 1" Hostgebaseerde toegangspunt zonder authenticatie of versleuteling Hoewel het niet aangeraden wordt om een AP zonder enige vorm van authenticatie of encryptie te draaien, is dit een eenvoudige manier om te controleren of het AP werkt. Deze configuratie is ook belangrijk voor het debuggen van problemen met cliënten. Nadat het AP is ingesteld als eerder is laten zien, is het mogelijk om van een andere draadloze machine een scan te beginnen om het AP te vinden: &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 &prompt.root; ifconfig wlan0 up scan SSID/MESH ID BSSID CHAN RATE S:N INT CAPS freebsdap 00:11:95:c3:0d:ac 1 54M -66:-96 100 ES WME De cliëntmachine heeft het AP gevonden en kan ermee geassocieerd worden: - &prompt.root; ifconfig ath0 ssid freebsdap inet 192.168.0.2 netmask 255.255.255.0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.2 netmask 255.255.255.0 ssid freebsdap ifconfig wlan0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 00:11:95:d5:43:62 inet 192.168.0.2 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet OFDM/54Mbps mode 11g status: associated ssid freebsdap channel 1 (2412 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode OPEN privacy OFF txpower 21.5 bmiss 7 scanvalid 60 bgscan bgscanintvl 300 bgscanidle 250 roam:rssi 7 roam:rate 5 protmode CTS wme burst - - WPA hostgebaseerde toegangspunt + + WPA2 hostgebaseerde toegangspunt Deze sectie zal zich richten op opzetten van een &os; - toegangspunt dat het beveiligingsprotocol WPA gebruikt. Meer + toegangspunt dat het beveiligingsprotocol WPA2 gebruikt. Meer details over WPA en het instellen van op WPA gebaseerde draadloze cliënten kan gevonden worden in . De daemon hostapd wordt gebruikt om cliëntauthenticatie en sleutelbeheer op het - toegangspunt met WPA af te handelen. + toegangspunt met WPA2 af te handelen. In het volgende zullen alle instellingsbewerkingen worden uitgevoerd op de &os;-machine die als AP dienst doet. Wanneer het AP correct werkt, zou hostapd automatisch tijdens het opstarten aangezet moeten worden met de volgende regel in /etc/rc.conf: hostapd_enable="YES" Zorg ervoor dat voordat geprobeerd wordt om hostapd in te stellen, de basisinstellingen die in zijn geïntroduceerd zijn uitgevoerd. - WPA-PSK + WPA2-PSK - WPA-PSK is bedoeld voor kleine netwerken waar het + WPA2-PSK is bedoeld voor kleine netwerken waar het gebruik van een achterliggende authenticatieserver niet mogelijk of gewenst is. Het instellen wordt gedaan in het bestand /etc/hostapd.conf: - interface=wlan0 -debug=1 -ctrl_interface=/var/run/hostapd -ctrl_interface_group=wheel -ssid=freebsdap -wpa=1 -wpa_passphrase=freebsdmall -wpa_key_mgmt=WPA-PSK -wpa_pairwise=CCMP TKIP + interface=wlan0 +debug=1 +ctrl_interface=/var/run/hostapd +ctrl_interface_group=wheel +ssid=freebsdap +wpa=2 +wpa_passphrase=freebsdmall +wpa_key_mgmt=WPA-PSK +wpa_pairwise=CCMP Dit veld geeft aan welke draadloze interface voor het toegangspunt wordt gebruikt. Dit veld stelt het verbositeitsniveau in dat tijdens het draaien van hostapd wordt gebruikt. Een waarde van 1 vertegenwoordigt het minimale niveau. Het veld ctrl_interface geeft de padnaam van de door hostapd gebruikte map om de domeinsocketbestanden voor communicatie met externe programma's zoals &man.hostapd.cli.8; in op te slaan. Hier wordt de standaardwaarde gebruikt. De regel ctrl_interface_group stelt de groep in (hier is het de groep wheel) die toegang heeft tot de controle interfacebestanden. Het veld wpa maakt WPA mogelijk en specificeert welk WPA-authenticatieprotocol nodig zal zijn. De waarde 1 stelt het AP in op WPA-PSK. Het veld wpa_passphrase bevat het ASCII-wachtwoord voor de WPA-authenticatie. Gebruik altijd sterke wachtwoorden welke voldoende lang zijn en opgebouwd zijn uit een grote tekenverzameling zodat ze niet gemakkelijk worden geraden of aangevallen. De regel wpa_key_mgmt verwijst naar het gebruikte sleutelbeheerprotocol. In dit geval is dat WPA-PSK. Het veld wpa_pairwise geeft aan welke versleutelingsalgoritmes door het toegangspunt worden geaccepteerd. Hier worden zowel de versleuteling TKIP (WPA) en CCMP (WPA2) geaccepteerd. De versleuteling CCMP is een alternatief voor TKIP en wordt sterk aangeraden indien mogelijk; TKIP dient alleen gebruikt te worden voor stations die geen CCMP aankunnen. De volgende stap is het starten van hostapd: &prompt.root; service hostapd forcestart - &prompt.root; ifconfig wlan0 - wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 2290 - inet 192.168.0.1 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255dddd - inet6 fe80::211:95ff:fec3:dac%ath0 prefixlen 64 scopeid 0x4 - ether 00:11:95:c3:0d:ac - media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect mode 11g <hostap> - status: associated - ssid freebsdap channel 1 bssid 00:11:95:c3:0d:ac - authmode WPA2/802.11i privacy MIXED deftxkey 2 TKIP 2:128-bit txpowmax 36 protmode CTS dtimperiod 1 bintval 100 + &prompt.root; ifconfig wlan0 +wlan0: flags=8943<UP,BROADCAST,RUNNING,PROMISC,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 + ether 04:f0:21:16:8e:10 + inet6 fe80::6f0:21ff:fe16:8e10%wlan0 prefixlen 64 scopeid 0x9 + nd6 options=21<PERFORMNUD,AUTO_LINKLOCAL> + media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect mode 11na <hostap> + status: running + ssid No5ignal channel 36 (5180 MHz 11a ht/40+) bssid 04:f0:21:16:8e:10 + country US ecm authmode WPA2/802.11i privacy MIXED deftxkey 2 + AES-CCM 2:128-bit AES-CCM 3:128-bit txpower 17 mcastrate 6 mgmtrate 6 + scanvalid 60 ampdulimit 64k ampdudensity 8 shortgi wme burst + dtimperiod 1 -dfs + groups: wlan Het toegangspunt draait nu, de cliënten kunnen er nu mee worden geassocieerd, zie voor meer details. Het is mogelijk om de stations die met het AP geassocieerd zijn te zien door het commando ifconfig - wlan0 list te + wlan0 list sta te gebruiken. WEP hostgebaseerd toegangspunt Het wordt niet aangeraden om WEP te gebruiken om een toegangspunt op te zetten aangezien er geen authenticatiemechanisme is en het gemakkelijk is te kraken. Sommige verouderde draadloze kaarten ondersteunen alleen WEP als een beveiligingsprotocol, met deze kaarten is het alleen mogelijk om een AP zonder authenticatie of encryptie of een AP dat het WEP-protocol gebruikt op te zetten. Het draadloze apparaat kan nu in hostap-modus worden gezet en ingesteld worden met het juiste SSID en IP-adres: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode hostap -&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 \ - ssid freebsdap wepmode on weptxkey 3 wepkey 3:0x3456789012 mode 11g + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 wlanmode hostap +&prompt.root; ifconfig wlan0 inet 192.168.0.1 netmask 255.255.255.0 \ + ssid freebsdap wepmode on weptxkey 3 wepkey 3:0x3456789012 mode 11g Het weptxkey geeft aan welke WEP-sleutel tijdens het zenden zal worden gebruikt. Hier wordt de derde sleutel gebruikt (merk op dat de nummering van de sleutels bij 1 begint). Deze parameter moet gespecificeerd worden om de gegevens daadwerkelijk te versleutelen. Het wepkey geeft aan dat de geselecteerde WEP-sleutel wordt ingesteld. Het dient in het formaat index:key te zijn, indien de index niet is gegeven, wordt sleutel 1 gebruikt. Dus indien een andere sleutel dan de eerste wordt gebruikt dient de index te worden ingesteld. Weer wordt ifconfig gebruikt om de status van de interface wlan0 te zien: - &prompt.root; ifconfig wlan0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 wlan0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 00:11:95:c3:0d:ac inet 192.168.0.1 netmask 0xffffff00 broadcast 192.168.0.255 media: IEEE 802.11 Wireless Ethernet autoselect mode 11g <hostap> status: running ssid freebsdap channel 4 (2427 Mhz 11g) bssid 00:11:95:c3:0d:ac country US ecm authmode OPEN privacy ON deftxkey 3 wepkey 3:40-bit txpower 21.5 scanvalid 60 protmode CTS wme burst dtimperiod 1 -dfs Vanaf een andere draadloze machine is het mogelijk om een scan te beginnen om het AP te vinden: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev ath0 &prompt.root; ifconfig wlan0 up scan SSID BSSID CHAN RATE S:N INT CAPS freebsdap 00:11:95:c3:0d:ac 1 54M 22:1 100 EPS De cliëntmachine heeft het toegangspunt gevonden en kan ermee geassocieerd worden door de juiste parameters (sleutel, enz.) te gebruiken, zie voor meer details. Zowel de bekabelde als de draadloze verbinding gebruiken Een bekabelde verbinding biedt betere prestaties en betrouwbaarheid, terwijl een draadloze verbinding meer flexibiliteit en mobiliteit biedt; laptop-gebruikers zullen dit willen combineren en naadloos tussen de twee overschakelen. In &os; is het mogelijk om twee of meer netwerkinterfaces te combineren in een failover-opstelling, dit houdt in dat de meest geprefereerde en best beschikbare verbinding van een groep van netwerkinterfaces wordt gebruikt, en het besturingssysteem automatisch te laten overschakelen wanneer de status van de verbinding verandert. Link-aggregatie en failover worden behandeld in , een voorbeeld voor het gebruik van zowel een bekabelde als een draadloze verbinding wordt gegeven in . Problemen verhelpen Indien er problemen met het draadloos netwerk zijn, zijn er een aantal stappen die genomen kunnen worden om het probleem te helpen verhelpen. Indien het toegangspunt niet vermeld wordt tijdens het scannen, controleer dan of het draadloze apparaat niet is ingesteld op een beperkt aantal kanalen. Indien het niet mogelijk is om met een toegangspunt te associëren, controleer dan of de instellingen van het station overeenkomen met die van het toegangspunt. Dit omvat het authenticatieschema en de beveiligingsprotocollen. Versimpel de configuratie zoveel mogelijk. Indien een beveiligingsprotocol als WPA of WEP wordt gebruikt, stel het toegangspunt dan in voor open authenticatie en geen beveiliging en kijk of er verkeer door kan. + + wpa_supplicant biedt veel + ondersteuning voor debuggen; probeer het handmatig te + draaien met de optie en controleer de + systeemlogs. Wanneer er met het toegangspunt geassocieerd kan worden, stel dan een diagnose over alle beveiligingsinstellingen met eenvoudige gereedschappen zoals &man.ping.8;. - - wpa_supplicant biedt veel - ondersteuning voor debuggen; probeer het handmatig te - draaien met de optie en controleer de - systeemlogs. Er zijn ook veel debug-gereedschappen op lagere niveaus. Het is mogelijk om debugberichten in de laag die het 802.11 protocol ondersteunt aan te zetten door het programma wlandebug te gebruiken dat gevonden wordt in /usr/src/tools/tools/net80211. Bijvoorbeeld: - &prompt.root; wlandebug -i ath0 +scan+auth+debug+assoc + &prompt.root; wlandebug -i ath0 +scan+auth+debug+assoc net.wlan.0.debug: 0 => 0xc80000<assoc,auth,scan> kan worden gebruikt om consoleberichten aan te zetten die te maken hebben met het scannen van toegangspunten en het uitvoeren van 802.11 handshakes die nodig zijn om communicatie te regelen. Er worden ook veel nuttige statistieken door de 802.11 laag bijgehouden; het gereedschap wlanstats geeft deze informatie weer. Deze statistieken zouden alle fouten die door de 802.11 laag zijn geïdentificeerd moeten identificeren. Let erop dat sommige fouten worden geïdentificeerd in de apparaatstuurprogramma's die onder de 802.11 laag liggen zodat ze niet verschijnen. Voor het diagnosticeren van apparaatspecifieke problemen dient de documentatie van het stuurprogramma geraadpleegd te worden. Indien de bovenstaande informatie niet helpt om het probleem te verhelderen, stuur dan een probleemrapport op inclusief de uitvoer van de bovenstaande gereedschappen.
+ + + USB-tethering + + + + tether + + + Veel mobiele telefoons bieden de mogelijkheid om hun gegevens + verbinding te delen over USB (vaak "tethering" genoemd). Deze functie + maakt gebruik van de RNDIS, CDC of + een aangepast &apple; &iphone;/&iPad; protocol. + + + + &android; apparaten in het algemeen gebruik maken van de &man.urndis.4; + driver. + + + + &apple; apparaten gebruiken de &man.ipheth.4; driver. + + + + De oudere apparaten zullen vaak gebruik maken van de &man.cdce.4; + driver. + + + + Voordat u een apparaat aansluit, laadt u de juiste driver + in de kernel: + + &prompt.root; kldload if_urndis +&prompt.root; kldload if_cdce +&prompt.root; kldload if_ipheth + + Zodra het apparaat is aangesloten zal + ue0 beschikbaar zijn + voor gebruik als een normaal netwerkapparaat. Zorg ervoor dat + de USB-tethering optie is ingeschakeld op het + apparaat. + + - Bluetooth + + Bluetooth + - PavLucistnikGeschreven door -
pav@FreeBSD.org
-
+ + + Pav + Lucistnik + + Geschreven door + pav@FreeBSD.org +
- - Bluetooth - - Introductie + + Bluetooth + - Bluetooth is een draadloze technologie om persoonlijke - netwerken aan te maken die in de vrije 2,4GHz-band werken binnen - een straal van 10 meter. Deze netwerken worden gewoonlijk - ad-hoc gevormd en bestaan uit draagbare apparaten zoals mobiele - telefoons, handhelds en laptops. In tegenstelling tot die - andere populaire draadloze techniek, Wi-Fi, biedt Bluetooth een - hoger niveau van serviceprofielen, zoals FTP-achtige - bestandsservers, pushing van bestanden, stemtransport, emulatie - van seriële lijnen, en meer. + Bluetooth is een draadloze technologie om persoonlijke + netwerken aan te maken die in de vrije 2,4GHz-band werken binnen + een straal van 10 meter. Deze netwerken worden gewoonlijk + ad-hoc gevormd en bestaan uit draagbare apparaten zoals mobiele + telefoons, handhelds en laptops. In tegenstelling tot die + andere populaire draadloze techniek, Wi-Fi, biedt Bluetooth een + hoger niveau van serviceprofielen, zoals FTP-achtige + bestandsservers, pushing van bestanden, stemtransport, emulatie + van seriële lijnen, en meer. + Dit hoofdstuk beschrijft het gebruik van een USB + Bluetooth dongle op een &os; systeem. Vervolgens beschrijft het + verschillende Bluetooth protocollen en utilities. + + + Bluetooth ondersteuning laden + De Bluetooth stack is in &os; geïmplementeerd door gebruik te maken van het Netgraph-raamwerk (zie &man.netgraph.4;). Veel van de Bluetooth USB-dongles worden ondersteund door het stuurprogramma &man.ng.ubt.4;. Apparaten gebaseerd op de Broadcom BCM2033 chip worden ondersteund door de stuurprogramma's &man.ubtbcmfw.4; en &man.ng.ubt.4;. De 3Com Bluetooth PC Card 3CRWB60-A wordt ondersteund door het stuurprogramma &man.ng.bt3c.4;. Seriële en op UART gebaseerde Bluetooth-apparaten worden ondersteund via - &man.sio.4;, &man.ng.h4.4;, en &man.hcseriald.8;. Deze sectie - beschrijft het gebruik van de USB Bluetooth-dongle. - + &man.sio.4;, &man.ng.h4.4;, en &man.hcseriald.8;. - - Het apparaat inprikken - Standaard zijn stuurprogramma's voor Bluetooth-apparaten beschikbaar als kernelmodules. Voordat een apparaat wordt aangekoppeld, dient het stuurprogramma in de kernel geladen te worden: &prompt.root; kldload ng_ubt Indien het Bluetooth-apparaat tijdens het opstarten van het systeem in het systeem aanwezig is, kan de module vanuit /boot/loader.conf geladen worden: ng_ubt_load="YES" Prik de USB-dongle in. Uitvoer vergelijkbaar aan de onderstaande zal op de console (of in syslog) verschijnen: ubt0: vendor 0x0a12 product 0x0001, rev 1.10/5.25, addr 2 ubt0: Interface 0 endpoints: interrupt=0x81, bulk-in=0x82, bulk-out=0x2 ubt0: Interface 1 (alt.config 5) endpoints: isoc-in=0x83, isoc-out=0x3, wMaxPacketSize=49, nframes=6, buffer size=294 &man.service.8; wordt gebruikt om de Bluetooth-stack te starten en te stoppen. Het is een goed idee om de stack te stoppen voordat het apparaat wordt losgekoppeld, maar het is (gewoonlijk) niet fataal. Tijdens het starten van de stack verschijnt er uitvoer vergelijkbaar met de onderstaande: &prompt.root; service bluetooth start ubt0 BD_ADDR: 00:02:72:00:d4:1a Features: 0xff 0xff 0xf 00 00 00 00 00 <3-Slot> <5-Slot> <Encryption> <Slot offset> <Timing accuracy> <Switch> <Hold mode> <Sniff mode> <Park mode> <RSSI> <Channel quality> <SCO link> <HV2 packets> <HV3 packets> <u-law log> <A-law log> <CVSD> <Paging scheme> <Power control> <Transparent SCO data> Max. ACL packet size: 192 bytes Number of ACL packets: 8 Max. SCO packet size: 64 bytes Number of SCO packets: 8 - Host Controller Interface (HCI) + Het vinden van andere Bluetooth-apparaten - HCI + + HCI + Het Host Controller Interface (HCI) biedt een - opdrachtinterface naar de controller van de basisband en de - verbindingsbeheerder, en toegang tot hardwarestatus en - controleregisters. Deze interface biedt een uniforme manier - om de mogelijkheden van de basisband van Bluetooth te benaderen. - De HCI-laag op de gastheer wisselt gegevens en opdrachten uit - met de HCI-firmware in de Bluetooth-hardware. Het - stuurprogramma voor de Host Controller Transport Layer (i.e., de - fysieke bus) biedt aan beide HCI-lagen de mogelijkheid om - informatie met elkaar uit te wisselen. + uniforme manier om de mogelijkheden van de basisband van Bluetooth + te benaderen. Voor een elk Bluetooth-apparaat wordt een Netgraph + knoop van het type hci aangemaakt. + Kijk voor meer details in de hulppagina &man.ng.hci.4;. - Voor een enkel Bluetooth-apparaat wordt een enkele Netgraph - knoop van het type hci aangemaakt. De - HCI-knoop is normaliter verbonden met de knoop van het - Bluetooth-apparaatstuurprogramma (naar beneden toe) en de - L2CAP-knoop (naar boven toe). Alle HCI-bewerkingen dienen te - worden uitgevoerd op de HCI-knoop en niet op de knoop van het - apparaatstuurprogramma. De standaardnaam voor de HCI-knoop is - devicehci. Kijk voor meer details in de - hulppagina &man.ng.hci.4;. - Eén van de meest voorkomende taken is het ontdekken van Bluetooth-apparaten binnen radiobereik. Deze bewerking wordt ondervragen genoemd. Ondervragen en andere HCI-gerelateerde bewerkingen worden uitgevoerd met het programma &man.hccontrol.8;. Het onderstaande voorbeeld laat zien hoe kan worden uitgezocht welke Bluetooth-apparaten zich binnen het bereik bevinden. De lijst met apparaten zou binnen enkele seconden moeten binnenkomen. Bedenk dat een apparaat op afstand alleen antwoord op de ondervraging zal geven indien het in ontdekbare modus staat. &prompt.user; hccontrol -n ubt0hci inquiry Inquiry result, num_responses=1 Inquiry result #0 BD_ADDR: 00:80:37:29:19:a4 Page Scan Rep. Mode: 0x1 Page Scan Period Mode: 00 Page Scan Mode: 00 Class: 52:02:04 Clock offset: 0x78ef Inquiry complete. Status: No error [00] BD_ADDR is een uniek adres van een Bluetooth-apparaat, vergelijkbaar met een MAC-adres van een netwerkkaart. Dit adres is nodig voor verdere communicatie met een apparaat. Het is mogelijk om een menselijk leesbare naam aan een BD_ADDR toe te kennen. Het bestand /etc/bluetooth/hosts bevat informatie over de bekende Bluetooth-gastheren. Het volgende voorbeeld laat zien hoe de menselijk leesbare naam dat aan het apparaat op afstand was toegekend te verkrijgen is: &prompt.user; hccontrol -n ubt0hci remote_name_request 00:80:37:29:19:a4 BD_ADDR: 00:80:37:29:19:a4 Name: Pav's T39 Tijdens het uitvoeren van een ondervraging op een Bluetooth-apparaat op afstand zal het de computer als uw.gastheer.naam (ubt0) vinden. De naam die aan het lokale apparaat is toegekend, kan altijd gewijzigd worden. Het Bluetooth-systeem biedt een punt-naar-punt-verbinding (slechts twee Bluetooth-eenheden betrokken), of een punt-naar-veelpunt-verbinding. Bij een punt-naar-veelpunt-verbinding wordt de verbinding met meerdere Bluetooth-apparaten gedeeld. Het volgende voorbeeld laat zien hoe de lijst met actieve basisbandverbindingen voor het lokale apparaat te verkrijgen is: &prompt.user; hccontrol -n ubt0hci read_connection_list Remote BD_ADDR Handle Type Mode Role Encrypt Pending Queue State 00:80:37:29:19:a4 41 ACL 0 MAST NONE 0 0 OPEN Een verbindingshandvat is nuttig indien het beëindigen van de basisbandverbinding noodzakelijk is. Normaalgesproken is het niet nodig om dit handmatig te doen. De stack zal automatisch niet-actieve basisbandverbindingen beëindigen. &prompt.root; hccontrol -n ubt0hci disconnect 41 Connection handle: 41 Reason: Connection terminated by local host [0x16] Raadpleeg hccontrol help voor een volledige lijst van beschikbare HCI-opdrachten. Voor de meeste HCI-opdrachten zijn geen beheerdersrechten nodig. - Logical Link Control and Adaptation - Protocol (L2CAP) - - L2CAP - - Het Logical Link Control and Adaptation Protocol (L2CAP) - biedt verbindingsgeoriënteerde en verbindingsloze - gegevensdiensten met mogelijkheden om protocollen te multiplexen - en mogelijkheden voor segmentatie/herassemblage voor protocollen - in hogere lagen. L2CAP staat toe dat protocollen en - toepassingen in hogere lagen L2CAP-gegevenspakketten met een - maximale lengte van 64 kB te verzenden en ontvangen. - - L2CAP is op het concept van kanalen - gebaseerd. Een kanaal is een logische verbinding bovenop een - basisbandverbinding. Elk kanaal is op een - veel-op-één manier aan een enkel protocol - gebonden. Aan hetzelfde protocol kunnen meerdere kanalen worden - gebonden, maar één kanaal kan niet aan meerdere - protocollen worden gebonden. Elk L2CAP-pakket dat op een kanaal - wordt ontvangen, wordt naar het juiste hogere protocol - doorgestuurd. Meerdere kanalen kunnen dezelfde - basisbandverbinding delen. - - Voor elk Bluetooth-apparaat wordt een enkele Netgraph-knoop - van het soort l2cap aangemaakt. De - L2CAP-knoop is normaalgesproken verbonden met de Bluetooth - HCI-knoop (naar beneden toe) en de knopen van de stopcontacten - voor Bluetooth (naar boven toe). De standaardnaam voor de - L2CAP-knoop is devicel2cap. Zie voor meer - details de hulppagina &man.ng.l2cap.4;. - - Een nuttig commando is &man.l2ping.8;, dat gebruikt kan - worden om andere apparaten te pingen. Sommige - Bluetooth-implementaties geven niet alle verzonden gegevens - terug, dus is 0 bytes normaal in het volgende - voorbeeld. - - &prompt.root; l2ping -a 00:80:37:29:19:a4 -0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=0 time=48.633 ms result=0 -0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=1 time=37.551 ms result=0 -0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=2 time=28.324 ms result=0 -0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=3 time=46.150 ms result=0 - - Met het programma &man.l2control.8; kunnen verschillende - bewerkingen op L2CAP-knopen worden uitgevoerd. Dit voorbeeld - laat zien hoe de lijst met logische verbindingen (kanalen) - en de lijst met basisbandverbindingen voor het lokale apparaat - verkregen kunnen worden: - - &prompt.user; l2control -a 00:02:72:00:d4:1a read_channel_list -L2CAP channels: -Remote BD_ADDR SCID/ DCID PSM IMTU/ OMTU State -00:07:e0:00:0b:ca 66/ 64 3 132/ 672 OPEN -&prompt.user; l2control -a 00:02:72:00:d4:1a read_connection_list -L2CAP connections: -Remote BD_ADDR Handle Flags Pending State -00:07:e0:00:0b:ca 41 O 0 OPEN - - Een ander diagnostisch programma is &man.btsockstat.1;. Het - heeft ongeveer hetzelfde doel als &man.netstat.1;, maar dan voor - Bluetooth-netwerkgerelateerde gegevensstructuren. Het - onderstaande voorbeeld laat dezelfde logische verbinding zien - als die van &man.l2control.8; hierboven. - - &prompt.user; btsockstat -Active L2CAP sockets -PCB Recv-Q Send-Q Local address/PSM Foreign address CID State -c2afe900 0 0 00:02:72:00:d4:1a/3 00:07:e0:00:0b:ca 66 OPEN -Active RFCOMM sessions -L2PCB PCB Flag MTU Out-Q DLCs State -c2afe900 c2b53380 1 127 0 Yes OPEN -Active RFCOMM sockets -PCB Recv-Q Send-Q Local address Foreign address Chan DLCI State -c2e8bc80 0 250 00:02:72:00:d4:1a 00:07:e0:00:0b:ca 3 6 OPEN - - - - Het RFCOMM-protocol - - RFCOMM - - Het RFCOMM-protocol biedt emulatie van seriële poorten - over het L2CAP-protocol. Het protocol is gebaseerd op de - ETSI-standaard TS 07.10. RFCOMM is een eenvoudig - transportprotocol, met aanvullende voorzieningen om de 9 - circuits van RS-232- (EIATIA-232-E-) seriële poorten te - emuleren. Het RFCOMM-protocol ondersteunt tot 60 gelijktijdige - verbindingen (RFCOMM-kanalen) tussen twee - Bluetooth-apparaten. - - Het is de bedoeling van RFCOMM dat in een volledig - communicatiepad twee toepassingen op verschillende apparaten - draaien (de eindpunten van de communicatie) met daartussen een - communicatiesegment. RFCOMM is bedoeld om de toepassingen te - beheren die gebruik maken van de seriële poorten van de - apparaten waarop ze zijn geïnstalleerd. Het - communicatiesegment is een directe Bluetooth-verbinding van het - ene apparaat naar het andere. - - RFCOMM houdt zich alleen bezig met de verbinding tussen twee - apparaten bij directe verbindingen, of tussen het apparaat en - een modem in het geval van een netwerk. RFCOMM kan andere - opstellingen ondersteunen, zoals modules die via draadloze - Bluetooth-technologie communiceren aan de ene kant, en een - draadinterface aanbieden aan de andere kant. - - In &os; is het RFCOMM-protocol in de laag van de - Bluetooth-stopcontacten geïmplementeerd. - - - Het paren van apparaten - paren - Standaard is Bluetooth-communicatie niet geauthenticeerd en kan elk apparaat met elk ander apparaat praten. Een - Bluetooth-apparaat (bijvoorbeeld een mobiele telefoon) kan - ervoor kiezen dat voor bepaalde diensten authenticatie nodig is - (bijvoorbeeld voor de inbeldienst). Bluetooth-authenticatie + Bluetooth-apparaat zoals een mobiele telefoon kan ervoor kiezen dat + voor bepaalde diensten authenticatie nodig is. Bluetooth-authenticatie geschied normaalgesproken met PIN-codes. Een PIN-code is een ACII-reeks van maximaal 16 tekens lang. De gebruiker dient dezelfde PIN-code op beide apparaten in te voeren. Nadat de gebruiker de PIN-code heeft ingevoerd, zullen beide apparaten een verbindingssleutel aanmaken. Hierna kan de verbindingssleutel òfwel in de apparaten zelf, òfwel in een permanente opslag worden opgeslagen. De volgende keer zullen beide apparaten de van tevoren aangemaakte verbindingssleutel gebruiken. Bovenstaande procedure wordt paren genoemd. Merk op dat indien een apparaat de verbindingssleutel verliest, het paren moet worden herhaald. De daemon &man.hcsecd.8; is verantwoordelijk voor het behandelen van alle verzoeken voor Bluetooth-authenticatie. Het standaard instellingenbestand is /etc/bluetooth/hcsecd.conf. Een voorbeeldsectie voor een mobiele telefoon waarvan de PIN-code willekeurig op 1234 is hieronder beschreven: device { bgaddr 00:80:37:29:19:a4; name "Pav's T39"; key nokey; pin "1234"; } Er is geen limiet voor PIN-codes (behalve de lengte). Voor sommige apparaten (bijvoorbeeld Bluetooth-headsets) kan de PIN-code vast zijn ingebouwd. De schakelaar dwingt de daemon &man.hcsecd.8; om op de voorgrond te blijven, zodat het gemakkelijk is om te zien wat er gebeurt. Stel het andere apparaat in om paarverzoeken te ontvangen en initialiseer de Bluetooth-verbinding naar het andere apparaat. Het apparaat moet zeggen dat het paarverzoek geaccepteerd is en om de PIN-code vragen. Geef dezelfde PIN-code op als in hcsecd.conf. Nu zijn de PC en het andere apparaat gepaard. Als alternatief kan paren op het andere apparaat worden geïnitialiseerd. De volgende regel kan aan het bestand /etc/rc.conf worden toegevoegd om hcsecd automatisch met het systeem op te starten: hcsecd_enable="YES" Het volgende is een voorbeeld van de uitvoer van de daemon hcsecd: hcsecd[16484]: Got Link_Key_Request event from 'ubt0hci', remote bdaddr 0:80:37:29:19:a4 hcsecd[16484]: Found matching entry, remote bdaddr 0:80:37:29:19:a4, name 'Pav's T39', link key doesn't exist hcsecd[16484]: Sending Link_Key_Negative_Reply to 'ubt0hci' for remote bdaddr 0:80:37:29:19:a4 hcsecd[16484]: Got PIN_Code_Request event from 'ubt0hci', remote bdaddr 0:80:37:29:19:a4 hcsecd[16484]: Found matching entry, remote bdaddr 0:80:37:29:19:a4, name 'Pav's T39', PIN code exists hcsecd[16484]: Sending PIN_Code_Reply to 'ubt0hci' for remote bdaddr 0:80:37:29:19:a4 - Service Discovery Protocol (SDP) + Netwerktoegang met + <acronym>PPP</acronym> profielen - SDP + Het inbelnetwerk (DUN) profiel kan gebruikt worden om met een + mobiele telefoon als een draadloos modem te verbinden met een + inbelserver voor Internet-toegang. Het kan ook gebruikt worden om + een computer te configureren om van een mobiele telefoon + gegevensoproepen te ontvangen. - Het Service Discovery Protocol (SDP) biedt voor - cliënttoepassingen de mogelijkheid om diensten te ontdekken - die door servertoepassingen worden aangeboden alsook de - kenmerken van deze diensten. De kenmerken van een dienst - omvatten de soort of klasse van de aangeboden dienst en de - informatie over het mechanisme of protocol dat nodig is om de - dienst te gebruiken. + Het profiel voor netwerktoegang met PPP (LAN) kan worden voor + LAN-toegang voor een enkel Bluetooth-apparaat of meerdere + Bluetooth-apparaten. Het kan ook gebruik worden om + PC naar PC via PPP-netwerk + over een seriële kabel te emuleren. - SDP omvat communicatie tussen een SDP-server en een - SDP-cliënt. De server houdt een lijst van - dienstenregistraties bij die de eigenschappen van de diensten - beschrijven die met de server geassocieerd zijn. Elke - dienstregistratie bevat informatie over een enkele dienst. Een - cliënt kan informatie over een dienstregistratie opvragen - die door de SDP-server wordt bijgehouden door een SDP-verzoek in - te dienen. Indien de cliënt, of een toepassing die met de - cliënt geassocieerd is, besluit om de dienst te gebruiken, - moet het een aparte verbinding naar de aanbieder van de dienst - openen om de dienst te gebruiken. SDP biedt een mechanisme om - diensten en hun attributen te ontdekken, maar het biedt geen - mechanisme om die diensten te gebruiken. - - Normaalgesproken zoekt een SDP-cliënt naar diensten - naar aanleiding van enkele gewenste eigenschappen van die - diensten. Soms is het echter wenselijk om te ontdekken welke - soorten diensten door de dienstregistraties van een SDP-server - worden beschreven zonder enige voorkennis van deze diensten. - Dit kijken naar alle aangeboden diensten wordt - browsen genoemd. - - De Bluetooth SDP-server &man.sdpd.8; en de - opdrachtregelcliënt &man.sdpcontrol.8; zitten in de - standaard &os;-installatie. Het volgende voorbeeld laat zien - hoe een SDP-browse query uit te voeren. - - &prompt.user; sdpcontrol -a 00:01:03:fc:6e:ec browse -Record Handle: 00000000 -Service Class ID List: - Service Discovery Server (0x1000) -Protocol Descriptor List: - L2CAP (0x0100) - Protocol specific parameter #1: u/int/uuid16 1 - Protocol specific parameter #2: u/int/uuid16 1 - -Record Handle: 0x00000001 -Service Class ID List: - Browse Group Descriptor (0x1001) - -Record Handle: 0x00000002 -Service Class ID List: - LAN Access Using PPP (0x1102) -Protocol Descriptor List: - L2CAP (0x0100) - RFCOMM (0x0003) - Protocol specific parameter #1: u/int8/bool 1 -Bluetooth Profile Descriptor List: - LAN Access Using PPP (0x1102) ver. 1.0 - - ... enzovoorts. Merk op dat elke dienst een lijst met - attributen heeft (bijvoorbeeld een RFCOMM-kanaal). Afhankelijk - van de dienst kan het nodig zijn om een aantekening van sommige - attributen te maken. Sommige Bluetooth-implementaties - ondersteunen dienst-browsen niet en zullen een lege lijst - teruggeven. In dit geval is het mogelijk om naar de specifieke - dienst te zoeken. Het onderstaande voorbeeld laat zien hoe naar - de dienst OBEX Object Push (OPUSH) gezocht kan worden: - - &prompt.user; sdpcontrol -a 00:01:03:fc:6e:ec search OPUSH - - Het aanbieden van diensten op &os; aan - Bluetooth-cliënten wordt gedaan met de server &man.sdpd.8;. - De volgende regel kan aan het - bestand /etc/rc.conf worden - toegevoegd: - - sdpd_enable="YES" - - Het daemon sdpd kan worden - gestart met: - - &prompt.root; service sdpd start - - De plaatselijke servertoepassing die Bluetooth-diensten wil - aanbieden aan verre cliënten zal de dienst registreren bij - de plaatselijke SDP-daemon. Een voorbeeld van zo'n toepassing - is &man.rfcomm.pppd.8;. Nadat het gestart is zal het de - Bluetooth LAN-dienst bij de plaatselijke SDP-daemon - registreren. - - De lijst met diensten die bij de plaatselijke SDP-server - zijn geregistreerd kan worden opgevraagd door te SDP-browsen - via het plaatselijke controlekanaal: - - &prompt.root; sdpcontrol -l browse - - - - Dial-Up Networking (DUN) en netwerktoegang met PPP (LAN) - profielen - - Het inbelnetwerk (DUN) profiel wordt het meeste gebruikt met - modems en mobiele telefoons. De volgende scenario's worden in - dit profiel behandeld: - - - - het gebruik van een mobiele telefoon of modem door een - computer als een draadloze modem voor het verbinden met een - inbelserver voor Internet-toegang, of voor andere - inbeldiensten; - - - - het gebruik van een mobiele telefoon of modem door een - computer om gegevensoproepen te ontvangen. - - - - Het profiel voor netwerktoegang met PPP (LAN) kan in de - volgende situaties gebruikt worden: - - - - LAN-toegang voor een enkel Bluetooth-apparaat; - - - - LAN-toegang voor meerdere Bluetooth-apparaten; - - - - PC naar PC (door PPP-netwerken over een seriële - kabel te emuleren). - - - Op &os; zijn beide profielen geïmplementeerd met &man.ppp.8; en &man.rfcomm.pppd.8; - een wrapper die een RFCOMM Bluetooth-verbinding omzet in iets waar PPP mee overweg kan. Voordat een profiel gebruikt kan worden, dient een nieuw PPP-label in het bestand /etc/ppp/ppp.conf te worden aangemaakt. Raadpleeg de hulppagina &man.rfcomm.pppd.8; voor voorbeelden. In het volgende voorbeeld zal &man.rfcomm.pppd.8; gebruikt - worden om RFCOMM-verbinding met een ver apparaat met BD_ADDR - 00:80:37:29:19:a4 op een DUN RFCOMM-kanaal te maken. Het - eigenlijke RFCOMM-kanaalnummer wordt via SDP van het verre - apparaat verkregen. Het is mogelijk om het RFCOMM-kanaal - handmatig op te geven, en in dat geval zal &man.rfcomm.pppd.8; - het SDP-verzoek niet uitvoeren. Gebruik &man.sdpcontrol.8; om - het RFCOMM-kanaal op het verre apparaat te achterhalen. + worden om verbinding met een ver apparaat met BD_ADDR + 00:80:37:29:19:a4 op een DUN + RFCOMM-kanaal te maken: &prompt.root; rfcomm_pppd -a 00:80:37:29:19:a4 -c -C dun -l rfcomm-dialup + Het eigenlijke kanaalnummer zal worden verkregen van het verre + apparaat met behulp van het SDP protocol. Het is + mogelijk om het RFCOMM kanaal met de hand op te + geven, in dit geval zal &man.rfcomm.pppd.8; de SDP + query niet uitvoeren. Gebruik &man.sdpcontrol.8; voor het vinden van + het RFCOMM kanaal op de verre apparaat. + Om netwerktoegang met PPP (LAN) aan te bieden moet de server &man.sdpd.8; draaien. Er dient een nieuwe regel voor LAN-cliënten in het bestand /etc/ppp/ppp.conf aangemaakt te worden. Raadpleeg de hulppagina &man.rfcomm.pppd.8; voor voorbeelden. Tenslotte dient de RFCOMM PPP-server op een geldig RFCOMM-kanaal gestart te worden. De RFCOMM PPP-server zal automatisch de Bluetooth LAN-dienst bij de plaatselijke SDP-daemon registreren. Het volgende voorbeeld laat zien hoe een RFCOMM PPP-server te starten: &prompt.root; rfcomm_pppd -s -C 7 -l rfcomm-server - Het OBEX Object Push (OPUSH) profiel + Bluetooth Protocollen - OBEX + Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de verschillende Bluetooth + protocollen, hun functie en de bijbehorende hulpprogramma's. - OBEX is een veelgebruikt protocol voor eenvoudige - bestandsoverdrachten tussen mobiele apparaten. Het primaire - gebruik is infraroodcommunicatie, waar het wordt gebruikt voor - generieke bestandsoverdrachten tussen notebooks of PDA's, en - om visitekaarten en kalenderregels tussen mobiele telefoons en - andere apparaten met PIM-toepassingen over te dragen. + + Logical Link Control and Adaptation Protocol + (<acronym>L2CAP</acronym>) - De OBEX-server en clieënt zijn geïmplenteerd als - een pakket van derde partij, obexapp, - dat beschikbaar is als de port - comms/obexapp. + + L2CAP + - De OBEX-cliënt wordt gebruikt om objecten naar en/of - van de OBEX-server te duwen/trekken. Een object kan - bijvoorbeeld een visitekaart of een afspraak zijn. De - OBEX-cliënt kan het RFCOMM-kanaalnummer van het verre - apparaat via SDP opvragen. Dit kan gedaan worden door de - dienstnaam in plaats van het RFCOMM-kanaalnummer op te geven. - De ondersteunde dienstnamen zijn: IrMC, FTRN, en OPUSH. Het is - mogelijk om het RFCOMM-kanaal als een nummer op te geven. Het - onderstaande is een voorbeeld van een OBEX-sessie, waar een - apparaatinformatie-object van de mobiele telefoon wordt - getrokken, en een nieuw object (een visitekaart) in de gids van - de telefoon wordt geduwd: + Het Logical Link Control and Adaptation Protocol (L2CAP) + biedt verbindingsgeori\xebnteerde en verbindingsloze + gegevensdiensten voor protocollen in hogere lagen. L2CAP + staat toe dat protocollen en toepassingen in hogere lagen + L2CAP-gegevenspakketten met een maximale lengte van 64 kB te + verzenden en ontvangen. - &prompt.user; obexapp -a 00:80:37:29:19:a4 -C IrMC -obex> get telecom/devinfo.txt devinfo-t39.txt -Success, response: OK, Success (0x20) -obex> put new.vcf -Success, response: OK, Success (0x20) -obex> di -Success, response: OK, Success (0x20) + L2CAP is op het concept van kanalen + gebaseerd. Een kanaal is een logische verbinding bovenop een + basisbandverbinding. Elk kanaal is op een + veel-op-\xe9\xe9n manier aan een enkel protocol + gebonden. Aan hetzelfde protocol kunnen meerdere kanalen worden + gebonden, maar \xe9\xe9n kanaal kan niet aan meerdere + protocollen worden gebonden. Elk L2CAP-pakket dat op een kanaal + wordt ontvangen, wordt naar het juiste hogere protocol + doorgestuurd. Meerdere kanalen kunnen dezelfde + basisbandverbinding delen. - Om de dienst OBEX Object Push aan te bieden, moet de server - &man.sdpd.8; draaien. Er moet een hoofdmap worden aangemaakt - waarin alle binnenkomende objecten worden opgeslagen. Het - standaardpad naar de hoofdmap is /var/spool/obex. Tenslotte moet de - OBEX-server op een geldig RFCOMM-kanaal worden gestart. De - OBEX-server zal automatisch de dienst OBEX Object Push bij de - plaatselijke SDP-daemon registeren. Het onderstaande voorbeeld - laat zien hoe de OBEX-server gestart wordt: + Voor elk Bluetooth-apparaat wordt een enkele Netgraph-knoop + van het soort l2cap aangemaakt. De + L2CAP-knoop is normaalgesproken verbonden met de Bluetooth + HCI-knoop (naar beneden toe) en de knopen van de stopcontacten + voor Bluetooth (naar boven toe). De standaardnaam voor de + L2CAP-knoop is devicel2cap. Zie voor meer + details de hulppagina &man.ng.l2cap.4;. - &prompt.root; obexapp -s -C 10 - + Een nuttig commando is &man.l2ping.8;, dat gebruikt kan + worden om andere apparaten te pingen. Sommige + Bluetooth-implementaties geven niet alle verzonden gegevens + terug, dus is 0 bytes normaal in het volgende + voorbeeld. - - Serial Port Profile (SPP) + &prompt.root; l2ping -a 00:80:37:29:19:a4 +0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=0 time=48.633 ms result=0 +0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=1 time=37.551 ms result=0 +0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=2 time=28.324 ms result=0 +0 bytes from 0:80:37:29:19:a4 seq_no=3 time=46.150 ms result=0 - Het Seriële Poort Profiel (SPP) zorgt ervoor dat - Bluetooth-apparaten RS232 (of gelijkwaardige) seriële - kabels kunnen emuleren. Het scenario dat dit profiel behandelt - zorgt ervoor dat oude toepassingen Bluetooth kunnen gebruiken - als vervanging van kabels, door gebruik te maken van een - virtuele seriële poort. + Met het programma &man.l2control.8; kunnen verschillende + bewerkingen op L2CAP-knopen worden uitgevoerd. Dit voorbeeld + laat zien hoe de lijst met logische verbindingen (kanalen) + en de lijst met basisbandverbindingen voor het lokale apparaat + verkregen kunnen worden: - Het programma &man.rfcomm.sppd.1; implementeert het - Seriële Poort profiel. Een pseudo-tty wordt gebruikt als - abstractie voor een virtuele seriële poort. Onderstaand - voorbeeld laat zien hoe met een Seriële Poortdienst voor - verre apparaten te verbinden. Merk op dat het niet nodig is om - een RFCOMM-kanaal te kiezen - &man.rfcomm.sppd.1; kan het via - SDP van het verre apparaat verkrijgen. Dit kan worden overruled - door een RFCOMM-kanaal op de opdrachtregel te specificeren. + &prompt.user; l2control -a 00:02:72:00:d4:1a read_channel_list +L2CAP channels: +Remote BD_ADDR SCID/ DCID PSM IMTU/ OMTU State +00:07:e0:00:0b:ca 66/ 64 3 132/ 672 OPEN +&prompt.user; l2control -a 00:02:72:00:d4:1a read_connection_list +L2CAP connections: +Remote BD_ADDR Handle Flags Pending State +00:07:e0:00:0b:ca 41 O 0 OPEN - &prompt.root; rfcomm_sppd -a 00:07:E0:00:0B:CA -t /dev/ttyp6 -rfcomm_sppd[94692]: Starting on /dev/ttyp6... + Een ander diagnostisch programma is &man.btsockstat.1;. Het + heeft ongeveer hetzelfde doel als &man.netstat.1;, maar dan voor + Bluetooth-netwerkgerelateerde gegevensstructuren. Het + onderstaande voorbeeld laat dezelfde logische verbinding zien + als die van &man.l2control.8; hierboven. - Als er een verbinding is, kan de pseudo-tty als seriële - poort worden gebruikt: + &prompt.user; btsockstat +Active L2CAP sockets +PCB Recv-Q Send-Q Local address/PSM Foreign address CID State +c2afe900 0 0 00:02:72:00:d4:1a/3 00:07:e0:00:0b:ca 66 OPEN +Active RFCOMM sessions +L2PCB PCB Flag MTU Out-Q DLCs State +c2afe900 c2b53380 1 127 0 Yes OPEN +Active RFCOMM sockets +PCB Recv-Q Send-Q Local address Foreign address Chan DLCI State +c2e8bc80 0 250 00:02:72:00:d4:1a 00:07:e0:00:0b:ca 3 6 OPEN + - &prompt.root; cu -l ttyp6 - + + Radio Frequency Communicatie + (<acronym>RFCOMM</acronym>) - - Problemen oplossen + Het RFCOMM-protocol biedt emulatie van seri\xeble poorten + over het L2CAP-protocol. Het protocol is gebaseerd op de + ETSI-standaard TS 07.10. RFCOMM is een eenvoudig + transportprotocol, met aanvullende voorzieningen om de 9 + circuits van RS-232- (EIATIA-232-E-) seri\xeble poorten te + emuleren. Het RFCOMM-protocol ondersteunt tot 60 gelijktijdige + verbindingen (RFCOMM-kanalen) tussen twee + Bluetooth-apparaten. - - Een apparaat op afstand kan geen verbinding maken + Het is de bedoeling van RFCOMM dat in een volledig + communicatiepad twee toepassingen op verschillende apparaten + draaien (de eindpunten van de communicatie) met daartussen een + communicatiesegment. RFCOMM is bedoeld om de toepassingen te + beheren die gebruik maken van de seri\xeble poorten van de + apparaten waarop ze zijn ge\xefnstalleerd. Het + communicatiesegment is een directe Bluetooth-verbinding van het + ene apparaat naar het andere. - Sommige oudere Bluetooth-apparaten ondersteunen het - wisselen van rol niet. Standaard probeert &os;, wanneer het - een nieuwe verbinding accepteert, een rolwisseling uit te - voeren en meester te worden. Apparaten die dit niet - ondersteunen zullen niet kunnen verbinden. Merk op dat van - rol wordt gewisseld wanneer een nieuwe verbinding wordt - gemaakt, dus het is niet mogelijk om het verre apparaat te - vragen of het rolwisseling ondersteunt. Er is een HCI-optie - om rolwisselen aan de plaatselijke kant uit te zetten: + RFCOMM houdt zich alleen bezig met de verbinding tussen twee + apparaten bij directe verbindingen, of tussen het apparaat en + een modem in het geval van een netwerk. RFCOMM kan andere + opstellingen ondersteunen, zoals modules die via draadloze + Bluetooth-technologie communiceren aan de ene kant, en een + draadinterface aanbieden aan de andere kant. - &prompt.root; hccontrol -n ubt0hci write_node_role_switch 0 - + In &os; is het RFCOMM-protocol in de laag van de + Bluetooth-stopcontacten ge\xefmplementeerd. + - - Er gaat iets mis, kan ik precies zien wat er gebeurt? + + Service Discovery Protocol + (<acronym>SDP</acronym>) - Ja, dit is mogelijk. Gebruik het pakket - hcidump, dat beschikbaar is als de - port comms/hcidump. Het - gereedschap hcidump is - vergelijkbaar met &man.tcpdump.1;. Het kan gebruikt worden om - de inhoud van Bluetooth-pakketten op de terminal te laten zien - en om de Bluetooth-pakketten naar een bestand te schrijven. - - -
+ + SDP + - - Bridging - - AndrewThompsonGeschreven door - - + Het Service Discovery Protocol (SDP) biedt voor + cli\xebnttoepassingen de mogelijkheid om diensten te ontdekken + die door servertoepassingen worden aangeboden alsook de + kenmerken van deze diensten. De kenmerken van een dienst + omvatten de soort of klasse van de aangeboden dienst en de + informatie over het mechanisme of protocol dat nodig is om de + dienst te gebruiken. - + SDP omvat communicatie tussen een SDP-server en een + SDP-cli\xebnt. De server houdt een lijst van + dienstenregistraties bij die de eigenschappen van de diensten + beschrijven die met de server geassocieerd zijn. Elke + dienstregistratie bevat informatie over een enkele dienst. Een + cli\xebnt kan informatie over een dienstregistratie opvragen + die door de SDP-server wordt bijgehouden door een SDP-verzoek in + te dienen. Indien de cli\xebnt, of een toepassing die met de + cli\xebnt geassocieerd is, besluit om de dienst te gebruiken, + moet het een aparte verbinding naar de aanbieder van de dienst + openen om de dienst te gebruiken. SDP biedt een mechanisme om + diensten en hun attributen te ontdekken, maar het biedt geen + mechanisme om die diensten te gebruiken. - - Introductie + Normaalgesproken zoekt een SDP-cli\xebnt naar diensten + naar aanleiding van enkele gewenste eigenschappen van die + diensten. Soms is het echter wenselijk om te ontdekken welke + soorten diensten door de dienstregistraties van een SDP-server + worden beschreven zonder enige voorkennis van deze diensten. + Dit kijken naar alle aangeboden diensten wordt + browsen genoemd. - IP-subnet + De Bluetooth SDP-server &man.sdpd.8; en de + opdrachtregelcli\xebnt &man.sdpcontrol.8; zitten in de + standaard &os;-installatie. Het volgende voorbeeld laat zien + hoe een SDP-browse query uit te voeren. - bridge + &prompt.user; sdpcontrol -a 00:01:03:fc:6e:ec browse +Record Handle: 00000000 +Service Class ID List: + Service Discovery Server (0x1000) +Protocol Descriptor List: + L2CAP (0x0100) + Protocol specific parameter #1: u/int/uuid16 1 + Protocol specific parameter #2: u/int/uuid16 1 - Soms is het handig om één fysiek netwerk - (zoals een Ethernet-segment) in twee gescheiden netwerksegmenten - te verdelen zonder de noodzaak om een IP-subnet aan te maken en - een router te gebruiken om de segmenten met elkaar te verbinden. - Een apparaat dat twee netwerken op deze manier met elkaar - verbindt wordt een bridge (brug) genoemd. Een - &os;-systeem met twee netwerkkaarten kan als bridge - dienen. +Record Handle: 0x00000001 +Service Class ID List: + Browse Group Descriptor (0x1001) - De bridge werkt door de adressen van de MAC-laag - (Ethernetadressen) van de apparaten op elke netwerkinterface - te leren. Het stuurt alleen verkeer tussen twee netwerken door - indien de bron en het doel zich op verschillende netwerken - bevinden. +Record Handle: 0x00000002 +Service Class ID List: + LAN Access Using PPP (0x1102) +Protocol Descriptor List: + L2CAP (0x0100) + RFCOMM (0x0003) + Protocol specific parameter #1: u/int8/bool 1 +Bluetooth Profile Descriptor List: + LAN Access Using PPP (0x1102) ver. 1.0 - In vele opzichten is een bridge als een Ethernet-switch met - erg weinig poorten. - + Merk op dat elke dienst een lijst met + attributen heeft (bijvoorbeeld een RFCOMM-kanaal). Afhankelijk + van de dienst kan het nodig zijn om een aantekening van sommige + attributen te maken. Sommige Bluetooth-implementaties + ondersteunen dienst-browsen niet en zullen een lege lijst + teruggeven. In dit geval is het mogelijk om naar de specifieke + dienst te zoeken. Het onderstaande voorbeeld laat zien hoe naar + de dienst OBEX Object Push (OPUSH) gezocht kan worden: - - Situaties waarin bridging juist is + &prompt.user; sdpcontrol -a 00:01:03:fc:6e:ec search OPUSH - Er zijn vandaag de dag veel situaties waarin een bridge - gebruikt wordt. + Het aanbieden van diensten op &os; aan + Bluetooth-cli\xebnten wordt gedaan met de server &man.sdpd.8;. + De volgende regel kan aan het + bestand /etc/rc.conf worden + toegevoegd: - - Netwerken verbinden - Het basisgebruik van een bridge is het met elkaar - verbinden van twee of meer netwerksegmenten. Er zijn vele - redenen om een hostgebaseerde bridge te gebruiken in plaats - van simpele netwerkapparaten zoals kabelbeperkingen, - firewalling of het verbinden van pseudonetwerken zoals een - interface van een virtuële machine. Een bridge kan ook - een draadloze interface die in hostap-modus draait met een - bedraad netwerk verbinden en als een toegangspunt - dienen. - + sdpd_enable="YES" - - Filtering/Bandbreedtebeheersende firewall + Het daemon sdpd kan worden + gestart met: - firewall + &prompt.root; service sdpd start - NAT + De plaatselijke servertoepassing die Bluetooth-diensten wil + aanbieden aan verre cli\xebnten zal de dienst registreren bij + de plaatselijke SDP-daemon. Een voorbeeld van zo'n toepassing + is &man.rfcomm.pppd.8;. Nadat het gestart is zal het de + Bluetooth LAN-dienst bij de plaatselijke SDP-daemon + registreren. - Een gebruikelijke situatie dient zich voor wanneer de - functionaliteit van een firewall nodig is zonder routing of - network address translation (NAT). + De lijst met diensten die bij de plaatselijke SDP-server + zijn geregistreerd kan worden opgevraagd door te SDP-browsen + via het plaatselijke controlekanaal: - Een voorbeeld is een klein bedrijf dat via DSL of ISDN met - hun internetprovider verbonden is. Dit bedrijf heeft 13 - wereldwijd bereikbare IP-adressen van de internetprovider en - 10 PC's op hun netwerk. In deze situatie is een firewall die - op een router gebaseerd is lastig wegens - subnet-problemen. + &prompt.root; sdpcontrol -l browse + - router + + Het <acronym>OBEX</acronym> Object Push + (<acronym>OPUSH</acronym>) profiel - DSL + + OBEX + - ISDN + OBEX is een veelgebruikt protocol voor eenvoudige + bestandsoverdrachten tussen mobiele apparaten. Het primaire + gebruik is infraroodcommunicatie, waar het wordt gebruikt voor + generieke bestandsoverdrachten tussen notebooks of PDA's, en + om visitekaarten en kalenderregels tussen mobiele telefoons en + andere apparaten met PIM-toepassingen over te dragen. - Een firewall die op een bridge gebaseerd is kan ingesteld - en net na de DSL- of ISDN-router geplaatst worden zonder dat - er problemen met IP-nummers optreden. - + De OBEX-server en clieënt zijn geïmplenteerd als + een pakket van derde partij, obexapp, + dat beschikbaar is als de port + comms/obexapp. - - Netwerktap + De OBEX-cliënt wordt gebruikt om objecten naar en/of + van de OBEX-server te duwen/trekken. Een object kan + bijvoorbeeld een visitekaart of een afspraak zijn. De + OBEX-cliënt kan het RFCOMM-kanaalnummer van het verre + apparaat via SDP opvragen. Dit kan gedaan worden door de + dienstnaam in plaats van het RFCOMM-kanaalnummer op te geven. + De ondersteunde dienstnamen zijn: IrMC, + FTRN en OPUSH. Het is + mogelijk om het RFCOMM-kanaal als een nummer op te geven. Het + onderstaande is een voorbeeld van een OBEX-sessie, waar een + apparaatinformatie-object van de mobiele telefoon wordt + getrokken, en een nieuw object (een visitekaart) in de gids van + de telefoon wordt geduwd: - Een bridge kan twee netwerksegmenten verbinden en kan - gebruikt worden om alle Ethernetframes die tussen dezen - voorbijkomen te inspecteren. Dit kan òfwel vanuit het - gebruik van &man.bpf.4;/&man.tcpdump.1; op de bridge-interface - òfwel door een kopie van alle frames naar een extra - interface (overspanpoort) te versturen. - + &prompt.user; obexapp -a 00:80:37:29:19:a4 -C IrMC +obex> get telecom/devinfo.txt devinfo-t39.txt +Success, response: OK, Success (0x20) +obex> put new.vcf +Success, response: OK, Success (0x20) +obex> di +Success, response: OK, Success (0x20) - - Laag 2 VPN + Om de dienst OBEX Object Push aan te bieden, moet de server + &man.sdpd.8; draaien. Er moet een hoofdmap worden aangemaakt + waarin alle binnenkomende objecten worden opgeslagen. Het + standaardpad naar de hoofdmap is /var/spool/obex. + Tenslotte moet de OBEX-server op een geldig RFCOMM-kanaal worden + gestart. De OBEX-server zal automatisch de dienst OBEX Object Push + bij de plaatselijke SDP-daemon registeren. Het onderstaande voorbeeld + laat zien hoe de OBEX-server gestart wordt: - Twee Ethernetnetwerken kunnen over een IP-verbinding - verbonden worden door de netwerken naar een EtherIP-tunnel te - bridgen of met een oplossing gebaseerd po &man.tap.4; zoals - OpenVPN. + &prompt.root; obexapp -s -C 10 - Laag 2 Redundancy + Serial Port Profile (<acronym>SPP</acronym>) - Een netwerk kan met meerdere verbindingen verbonden worden - en het Spanning Tree Protocol gebruiken om overbodige paden te - blokkeren. Een Ethernetnetwerk kan alleen juist functioneren - indien er slechts één actief pad bestaat tussen - twee apparaten, Spanning Tree zal lussen detecteren en de - overbodige verbindingen in een geblokkeerde toestand zetten. - Indien een van de actieve verbindingen faalt zal het protocol - een andere boom berekenen en een van de geblokkeerde paden - weer activeren om de verbindingen naar alle punten in het - netwerk te herstellen. + Het Seriële Poort Profiel (SPP) zorgt ervoor dat + Bluetooth-apparaten RS232 (of gelijkwaardige) seriële + kabels kunnen emuleren. Het scenario dat dit profiel behandelt + zorgt ervoor dat oude toepassingen Bluetooth kunnen gebruiken + als vervanging van kabels, door gebruik te maken van een + virtuele seriële poort. + + Het programma &man.rfcomm.sppd.1; implementeert het + Seriële Poort profiel. Een pseudo-tty wordt gebruikt als + abstractie voor een virtuele seriële poort. Onderstaand + voorbeeld laat zien hoe met een Seriële Poortdienst voor + verre apparaten te verbinden. Merk op dat het niet nodig is om + een RFCOMM-kanaal te kiezen - &man.rfcomm.sppd.1; kan het via + SDP van het verre apparaat verkrijgen. Dit kan worden overruled + door een RFCOMM-kanaal op de opdrachtregel te specificeren. + + &prompt.root; rfcomm_sppd -a 00:07:E0:00:0B:CA -t /dev/ttyp6 +rfcomm_sppd[94692]: Starting on /dev/ttyp6... + + Als er een verbinding is, kan de pseudo-tty als seriële + poort worden gebruikt: + + &prompt.root; cu -l ttyp6 + + De pseudo TTY geeft uitvoer op stdout en kan worden gelezen door + wrapper scripts: + + PTS=`rfcomm_sppd -a 00:07:E0:00:0B:CA -t` +cu -l $PTS - De kernel instellen + Problemen oplossen + Sommige oudere Bluetooth-apparaten ondersteunen het + wisselen van rol niet. Standaard probeert &os;, wanneer het + een nieuwe verbinding accepteert, een rolwisseling uit te + voeren en meester te worden. Apparaten die dit niet + ondersteunen zullen niet kunnen verbinden. Merk op dat van + rol wordt gewisseld wanneer een nieuwe verbinding wordt + gemaakt, dus het is niet mogelijk om het verre apparaat te + vragen of het rolwisseling ondersteunt. Er is een HCI-optie + om rolwisselen aan de plaatselijke kant uit te zetten: + + &prompt.root; hccontrol -n ubt0hci write_node_role_switch 0 + + Om Bluetooth-pakketten weer te geven, gebruikt u het pakket + hcidump, dat kan worden geïnstalleerd + met behulp van de comms/hcidump pakket of port. + Het gereedschap is vergelijkbaar met &man.tcpdump.1; en kan worden + gebruikt om de inhoud van Bluetooth pakketten weer te gegeven op de + terminal en om de Bluetooth-pakketten naar een bestand te + schrijven. + + + + + + Bridging + + + + + Andrew + Thompson + + Geschreven door + + + + + + IP-subnet + + + bridge + + + Soms is het handig om één fysiek netwerk, + zoals een Ethernet-segment in twee gescheiden netwerksegmenten + te verdelen zonder de noodzaak om een IP-subnet aan te maken en + een router te gebruiken om de segmenten met elkaar te verbinden. + Een apparaat dat twee netwerken op deze manier met elkaar + verbindt wordt een bridge (brug) genoemd. + + De bridge werkt door de adressen van de MAC-laag + (Ethernetadressen) van de apparaten op elke netwerkinterface + te leren. Het stuurt alleen verkeer tussen twee netwerken door + indien de bron en het doel zich op verschillende netwerken + bevinden. In vele opzichten is een bridge als een Ethernet-switch met + erg weinig poorten. Een &os;-systeem met meerdere netwerkkaarten kan + als bridge dienen. + + Bridging kan handig zijn in de volgende situaties: + + + + Netwerken verbinden + + Het basisgebruik van een bridge is het met elkaar + verbinden van twee of meer netwerksegmenten. Er zijn vele + redenen om een hostgebaseerde bridge te gebruiken in plaats + van netwerkapparaten zoals kabelbeperkingen of firewalling + Een bridge kan ook een draadloze interface die in hostap-modus + draait met een bedraad netwerk verbinden en als een toegangspunt + dienen. + + + + + Filtering/Bandbreedtebeheersende firewall + + Een gebruikelijke situatie dient zich voor wanneer de + functionaliteit van een firewall nodig is zonder routing of + network address translation (NAT). + + Een voorbeeld is een klein bedrijf dat via DSL of ISDN met + hun internetprovider verbonden is. Dit bedrijf heeft 13 + wereldwijd bereikbare IP-adressen van de internetprovider en + 10 PC's op hun netwerk. In deze situatie is een firewall die + op een router gebaseerd is lastig wegens subnet-problemen. + Een firewall die op een bridge gebaseerd is kan ingesteld + en net na de DSL- of ISDN-router geplaatst worden zonder dat + er problemen met IP-nummers optreden. + + + + + Netwerktap + + Een bridge kan twee netwerksegmenten verbinden en kan + gebruikt worden om alle Ethernetframes die tussen dezen + voorbijkomen te inspecteren. Dit kan òfwel vanuit het + gebruik van &man.bpf.4;/&man.tcpdump.1; op de bridge-interface + òfwel door een kopie van alle frames naar een extra + interface (overspanpoort) te versturen. + + + + + Laag 2 VPN + + Twee Ethernetnetwerken kunnen over een IP-verbinding + verbonden worden door de netwerken naar een EtherIP-tunnel te + bridgen of met een oplossing gebaseerd po &man.tap.4; zoals + OpenVPN. + + + + + Laag 2 Redundancy + + Een netwerk kan met meerdere verbindingen verbonden worden + en het Spanning Tree Protocol gebruiken om overbodige paden te + blokkeren. + + + Deze sectie behandelt de bridges geïmplementeerd met &man.if.bridge.4;, een stuurprogramma dat bridges met netgraph implementeert is ook beschikbaar, zie voor meer informatie de hulppagina &man.ng.bridge.4;. - Het bridge-stuurprogramma is een kernelmodule en zal - automatisch door &man.ifconfig.8; worden geladen wanneer er een - bridge-interface wordt aangemaakt. Het is mogelijk om de bridge - in de kernel te compileren door - device if_bridge aan het - kernelinstellingenbestand toe te voegen. + + Pakketfiltering kan met elk firewall-pakket worden gebruikt + dat via het raamwerk &man.pfil.9; aankoppelt. De bridge kan met + &man.altq.4; of &man.dummynet.4; als een verkeersregelaar worden + gebruikt. + - Pakketfiltering kan met elk firewall-pakket worden gebruikt - dat via het raamwerk &man.pfil.9; aankoppelt. De firewall kan - als een module worden geladen of in de kernel worden - gecompileerd. + + De bridge inschakelen - De bridge kan als met &man.altq.4; of &man.dummynet.4; als - een verkeersregelaar worden gebruikt. - + Om een bridge aan te maken wordt &man.ifconfig.8; gebruikt, indien + het bridge-stuurprogramma niet in de kernel aanwezig is zal het + automatisch worden geladen. Het is ook mogelijk om bridge + ondersteuning in een aangepaste kernel te compileren door het + toevoegen van device if_bridge aan het aangepaste + kernel configuratiebestand. - - De bridge inschakelen + De bridge wordt aangemaakt door interfaces te klonen. Om + een bridge aan te maken: - De bridge wordt aangemaakt door interfaces te klonen. Om - een bridge aan te maken wordt &man.ifconfig.8; gebruikt, indien - het bridge-stuurprogramma niet in de kernel aanwezig is zal het - automatisch worden geladen. - - &prompt.root; ifconfig bridge create + &prompt.root; ifconfig bridge create &prompt.root; ifconfig bridge0 bridge0: flags=8802<BROADCAST,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 96:3d:4b:f1:79:7a id 00:00:00:00:00:00 priority 32768 hellotime 2 fwddelay 15 maxage 20 holdcnt 6 proto rstp maxaddr 100 timeout 1200 root id 00:00:00:00:00:00 priority 0 ifcost 0 port 0 - Een bridge-interface is aangemaakt en er is automatisch een - random gegenereerd Ethernetadres aan toegekend. De parameters - maxaddr en timeout bepalen - hoeveel MAC-adressen de bridge in de doorstuurtabel houdt en - hoeveel seconden voordat elke regel wordt verwijderd nadat het - voor het laatst gezien is. De andere parameters bepalen hoe - Spanning Tree werkt. + Een bridge-interface is aangemaakt en er is automatisch een + random gegenereerd Ethernetadres aan toegekend. De parameters + maxaddr en timeout bepalen + hoeveel MAC-adressen de bridge in de doorstuurtabel houdt en + hoeveel seconden voordat elke regel wordt verwijderd nadat het + voor het laatst gezien is. De andere parameters bepalen hoe + Spanning Tree werkt. - Voeg de netwerkinterfaces die lid zijn aan de bridge toe. - Om de bridge pakketten te laten doorsturen dienen alle - lidinterfaces en de bridge actief te zijn: + Voeg de netwerkinterfaces die lid zijn aan de bridge toe. + Om de bridge pakketten te laten doorsturen dienen alle + lidinterfaces en de bridge actief te zijn: - &prompt.root; ifconfig bridge0 addm fxp0 addm fxp1 up + &prompt.root; ifconfig bridge0 addm fxp0 addm fxp1 up &prompt.root; ifconfig fxp0 up &prompt.root; ifconfig fxp1 up - De bridge stuurt nu Ethernet-frames door tussen - fxp0 en fxp1. - De overeenkomstige configuratie in - /etc/rc.conf zodat de bridge tijdens het - opstarten wordt aangemaakt is: + De bridge stuurt nu Ethernet-frames door tussen + fxp0 en fxp1. + De overeenkomstige configuratie in + /etc/rc.conf zodat de bridge tijdens het + opstarten wordt aangemaakt is: - cloned_interfaces="bridge0" + cloned_interfaces="bridge0" ifconfig_bridge0="addm fxp0 addm fxp1 up" ifconfig_fxp0="up" ifconfig_fxp1="up" - Indien de bridge-gastheer een IP-adres nodig heeft dan is de - juiste plaats om dit in te stellen op de bridge-interface zelf - in plaats van op een van de lidinterfaces. Dit kan statisch of - via DHCP worden ingesteld: + Indien de bridge-gastheer een IP-adres nodig heeft dan is de + juiste plaats om dit in te stellen op de bridge-interface zelf + in plaats van op een van de lidinterfaces. Dit kan statisch of + via DHCP worden ingesteld: - &prompt.root; ifconfig bridge0 inet 192.168.0.1/24 + &prompt.root; ifconfig bridge0 inet 192.168.0.1/24 Het is ook mogelijk om een IPv6-adres aan een - bridge-interface toe te kennen. - + bridge-interface toe te kennen. Om de wijzigingen permanent te maken, + voeg de adresseringsinformatie toe aan + /etc/rc.conf. - - Firewalls gebruiken + + Wanneer pakketten worden gefilterd, zullen gebridgede + pakketten het filter inbound op de vertrekkende interface + passeren, op de bridge-interface en outbound op de bestemde + interface. Elke stap kan uitgezet worden. Wanneer de richting + van het pakketverkeer belangrijk is, kan de firewall het beste + op de lidinterfaces draaien en niet op de bridge zelf. - firewall - - Wanneer pakketten worden gefilterd, zullen gebridgede - pakketten het filter inbound op de vertrekkende interface - passeren, op de bridge-interface en outbound op de bestemde - interface. Elke stap kan uitgezet worden. Wanneer de richting - van het pakketverkeer belangrijk is, kan de firewall het beste - op de lidinterfaces draaien en niet op de bridge zelf. - - De bridge heeft verschillende aanpasbare instellingen voor - het doorlaten van non-IP- en ARP-pakketten, en een laag 2 - firewall met IPFW. Zie &man.if.bridge.4; voor meer - informatie. + De bridge heeft verschillende aanpasbare instellingen voor + het doorlaten van non-IP- en ARP-pakketten, en een laag 2 + firewall met IPFW. Zie &man.if.bridge.4; voor meer + informatie. + - Opspannende boom + Spanning Tree aanzetten + Een Ethernetnetwerk kan alleen juist functioneren + indien er slechts \xe9\xe9n actief pad bestaat tussen + twee apparaten, Spanning Tree zal lussen detecteren en de + overbodige verbindingen in een geblokkeerde toestand zetten. + Indien een van de actieve verbindingen faalt zal het protocol + een andere boom berekenen en een van de geblokkeerde paden + weer activeren om de verbindingen naar alle punten in het + netwerk te herstellen. + Het bridge-stuurprogramma implementeert het Rapid Spanning Tree Protocol (RSTP of 802.1w) met terugwaartse compatibiliteit met het verouderde Spanning Tree Protocol (STP). Spanning Tree wordt gebruikt om lussen in een netwerktopologie te detecteren en verwijderen. RSTP biedt snellere convergentie naar een opspannende boom dan het verouderde STP, het protocol wisselt informatie met naburige switches uit om snel naar forwarding over te gaan zonder lussen te creëren. &os; ondersteunt RSTP en STP als opties, waarbij RSTP de standaard is. Spanning Tree kan op lidinterfaces worden geactiveerd met het commando stp. Voor een bridge met fxp0 en fxp1 alle huidige interfaces, wordt STP met het volgende geactiveerd: &prompt.root; ifconfig bridge0 stp fxp0 stp fxp1 bridge0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether d6:cf:d5:a0:94:6d id 00:01:02:4b:d4:50 priority 32768 hellotime 2 fwddelay 15 maxage 20 holdcnt 6 proto rstp maxaddr 100 timeout 1200 root id 00:01:02:4b:d4:50 priority 32768 ifcost 0 port 0 member: fxp0 flags=1c7<LEARNING,DISCOVER,STP,AUTOEDGE,PTP,AUTOPTP> port 3 priority 128 path cost 200000 proto rstp role designated state forwarding member: fxp1 flags=1c7<LEARNING,DISCOVER,STP,AUTOEDGE,PTP,AUTOPTP> port 4 priority 128 path cost 200000 proto rstp role designated state forwarding De bridge heeft spanning tree ID 00:01:02:4b:d4:50 en prioriteit 32768. Aangezien het root id hetzelfde is geeft dit aan dat dit de hoofdbridge voor de boom is. Een andere bridge in het netwerk heeft spanning tree ook geactiveerd: bridge0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 ether 96:3d:4b:f1:79:7a id 00:13:d4:9a:06:7a priority 32768 hellotime 2 fwddelay 15 maxage 20 holdcnt 6 proto rstp maxaddr 100 timeout 1200 root id 00:01:02:4b:d4:50 priority 32768 ifcost 400000 port 4 member: fxp0 flags=1c7<LEARNING,DISCOVER,STP,AUTOEDGE,PTP,AUTOPTP> port 4 priority 128 path cost 200000 proto rstp role root state forwarding member: fxp1 flags=1c7<LEARNING,DISCOVER,STP,AUTOEDGE,PTP,AUTOPTP> port 5 priority 128 path cost 200000 proto rstp role designated state forwarding - De reegl root id 00:01:02:4b:d4:50 priority 32768 + De regel root id 00:01:02:4b:d4:50 priority 32768 ifcost 400000 port 4 geeft aan dat de hoofdbridge 00:01:02:4b:d4:50 is zoals boven en dat de padkosten 400000 zijn vanaf deze bridge, het pad naar de hoofdbridge gaat via port 4 welke fxp0 is. - Geavanceerd bridgen + Bridge Interface Parameters - - Verkeersstromen reconstrueren + Verschillende ifconfig parameters zijn uniek + voor bridge interfaces. Dit gedeelte geeft een overzicht van een aantal + veel gebruikte parameters. De volledige lijst van beschikbare + parameters wordt beschreven in &man.ifconfig.8;. - De bridge ondersteunt monitormodus, waarin de pakketten - worden verwijderd nadat ze door &man.bpf.4; zijn verwerkt, - en ze niet verder verwerkt of doorgestuurd worden. Dit kan - worden gebruikt om de invoer van twee of meer interfaces naar - een enkele &man.bpf.4;-stroom te multiplexen. Dit is nuttig - voor het reconstrueren van het verkeer voor netwerktaps welke - de RX/TX-signalen over twee verschillende interfaces - uitzenden. + + private + + Een privé-interface stuurt geen verkeer door naar + poorten die ook een privé-interface zijn. Het + verkeer wordt onvoorwaardelijk geblokkeerd, dus worden er + geen Ethernetframes doorgestuurd, inclusief ARP. Indien + verkeer selectief dient te worden geblokkeerd dient er in + plaats hiervan een firewall gebruikt te worden. + + - Om de invoer van vier netwerkinterfaces als - één stroom te lezen: + + span - &prompt.root; ifconfig bridge0 addm fxp0 addmfxp1 addm fxp2 addm fxp3 monitor up -&prompt.root; tcpdump -i bridge0 - + + Van elk Ethernet-frame dat door de bridge wordt ontvangen + wordt er een kopie naar de aangewezen SPAN-poort verstuurd. + Het aantal geconfigureerde SPAN-poorten op een bridge is + onbeperkt, indien een interface aangewezen is als SPAN-poort + kan het niet ook als gewone bridgepoort gebruikt worden. Dit + is het nuttigste voor het passief afluisteren van een + gebridged netwerk op een andere host die met een van de + SPAN-poorten van de bridge verbonden is. Om een kopie van alle + frames naar de interface fxp4 + te versturen: - - SPAN poorten - - Van elk Ethernet-frame dat door de bridge wordt ontvangen - wordt er een kopie naar de aangewezen SPAN-poort verstuurd. - Het aantal geconfigureerde SPAN-poorten op een bridge is - onbeperkt, indien een interface aangewezen is als SPAN-poort - kan het niet ook als gewone bridgepoort gebruikt worden. Dit - is het nuttigste voor het passief afluisteren van een - gebridged netwerk op een andere host die met een van de - SPAN-poorten van de bridge verbonden is. - - Om een kopie van alle frames naar de interface - fxp4 te versturen: - &prompt.root; ifconfig bridge0 span fxp4 - + + - - Privé-interfaces + + sticky - Een privé-interface stuurt geen verkeer door naar - poorten die niet ook een privé-interface zijn. Het - verkeer wordt onvoorwaardelijk geblokkeerd, dus worden er - geen Ethernetframes doorgestuurd, inclusief ARP. Indien - verkeer selectief dient te worden geblokkeerd dient er in - plaats hiervan een firewall gebruikt te worden. - + + Indien een lidinterface van een bridge als klevend is + gemarkeerd worden dynamisch geleerde adresregels als statisch + behandelt wanneer ze in de doorstuurcache komen. Klevende + interfaces vallen nooit uit de cache en worden nooit vervangen, + zelfs niet als het adres op een andere interface wordt gezien. + Dit biedt het voordeel van statische adresregels zonder dat de + doorstuurtabel van te voren gevuld hoeft te worden, + cliënten die geleerd zijn op een bepaald segment van de + bridge kunnen niet roamen naar een ander segment. - - Klevende interfaces + Een ander voorbeeld voor het gebruik van klevende adressen + zou het combineren van de bridge met VLANs zijn om een router + te creëren waar klantnetwerken geïsoleerd zijn + zonder dat IP-adresruimte verspild wordt. Neem aan dat + KlantA op + vlan100 zit en KlantB op + vlan101. De bridge heeft het adres + 192.168.0.1: - Indien een lidinterface van een bridge als klevend is - gemarkeerd worden dynamisch geleerde adresregels als statisch - behandelt wanneer ze in de doorstuurcache komen. Klevende - interfaces vallen nooit uit de cache en worden nooit vervangen, - zelfs niet als het adres op een andere interface wordt gezien. - Dit biedt het voordeel van statische adresregels zonder dat de - doorstuurtabel van te voren gevuld hoeft te worden, - cliënten die geleerd zijn op een bepaald segment van de - bridge kunnen niet roamen naar een ander segment. - - Een ander voorbeeld voor het gebruik van klevende adressen - zou het combineren van de bridge met VLANs zijn om een router - te creëren waar klantnetwerken geïsoleerd zijn - zonder dat IP-adresruimte verspild wordt. Neem aan dat - KlantA op - vlan100 zit en KlantB op - vlan101. De bridge heeft het adres - 192.168.0.1 en is tevens een - internet-router. - - &prompt.root; ifconfig bridge0 addm vlan100 sticky vlan100 addm vlan101 sticky vlan101 + &prompt.root; ifconfig bridge0 addm vlan100 sticky vlan100 addm vlan101 sticky vlan101 &prompt.root; ifconfig bridge0 inet 192.168.0.1/24 Beide cliënten zien 192.168.0.1 als hun standaard gateway en aangezien de bridge-cache kleverig is kunnen ze niet het MAC-adres van de andere klant spoofen om hun verkeer op te vangen. Alle communicatie tussen de VLANs kan geblokkeerd worden door het gebruik van privé-interfaces (of een firewall): &prompt.root; ifconfig bridge0 private vlan100 private vlan101 De klanten zijn compleet geïsoleerd van elkaar, het volledige /24 adresruimte kan zonder subnetten toegewezen worden. - - - Adresbeperkingen - Het aantal unieke bron-MAC-adressen achter een interface kan beperkt zijn. Wanneer de limiet bereikt is worden pakketten met een onbekend bronadres gedropt totdat een bestaande ingang in de host-cache vervalt of wordt verwijderd. Het volgende voorbeeld stelt het maximum aantal Ethernetapparaten voor KlantA op - vlan100 in op 10. + vlan100 in op 10: &prompt.root; ifconfig bridge0 ifmaxaddr vlan100 10 - + + - - SNMP-monitoring + Bridge interfaces ondersteunen ook monitormodus, waarin de pakketten + worden verwijderd nadat ze door &man.bpf.4; zijn verwerkt, + en ze niet verder verwerkt of doorgestuurd worden. Dit kan + worden gebruikt om de invoer van twee of meer interfaces naar + een enkele &man.bpf.4;-stroom te multiplexen. Dit is nuttig + voor het reconstrueren van het verkeer voor netwerktaps welke + de RX/TX-signalen over twee verschillende interfaces + uitzenden. Om de invoer van vier netwerkinterfaces als + \xe9\xe9n stroom te lezen: - De bridge-interface en STP-parameters kunnen gemonitord - worden via het SNMP-daemon dat met het basis &os;-systeem - wordt meegeleverd. De geëxporteerde bridge-MIBs houden - zich aan de standaarden van de IETF zodat elke - SNMP-cliënt of monitorpakket kan worden gebruikt om de - gegevens te verzamelen. + &prompt.root; ifconfig bridge0 addm fxp0 addmfxp1 add +m fxp2 addm fxp3 monitor up +&prompt.root; tcpdump -i bridge0 + - Op de bridge-machine dient de regel - begemotSnmpdModulePath."bridge" = - "/usr/lib/snmp_bridge.so" van - /etc/snmp.config geactiveerd te worden en - het daemon bsnmpd gestart te worden. - Andere instellingen zoals gemeenschapsnamen en toegangslijsten - dienen eventueel aangepast te worden. Zie &man.bsnmpd.1; en - &man.snmp.bridge.3; voor meer informatie. + + SNMP-monitoring - Het volgende voorbeeld gebruikt de software - Net-SNMP (net-mgmt/net-snmp om een bridge te - ondervragen, de port net-mgmt/bsnmptools kan ook worden - gebruikt. Voeg de volgende regels toe aan - $HOME/.snmp/snmp.conf op de - SNMP-cliënt-host om de MIB-definities van de bridge in - Net-SNMP te importeren: + De bridge-interface en STP-parameters kunnen gemonitord + worden via het SNMP-daemon dat met het basis &os;-systeem + wordt meegeleverd. De geëxporteerde bridge-MIBs houden + zich aan de standaarden van de IETF zodat elke + SNMP-cliënt of monitorpakket kan worden gebruikt om de + gegevens te verzamelen. - mibdirs +/usr/share/snmp/mibs + Om monitoring op de bridge-machine aan te zetten dient de volgende + regel in /etc/snmp.config geactiveerd te worden + door het volgende teken te verwijderen #: + + begemotSnmpdModulePath."bridge" = "/usr/lib/snmp_bridge.so" + + Andere instellingen zoals gemeenschapsnamen en toegangslijsten + dienen eventueel in dit bestand aangepast te worden. Zie + &man.bsnmpd.1; en &man.snmp.bridge.3; voor meer informatie. + Zodra deze bewerkingen zijn opgeslagen, voeg de volgende regel aan + /etc/rc.conf toe: + + bsnmpd_enable="YES" + + Start daarna &man.bsnmpd.1;: + + &prompt.root; service bsnmpd start + + Het volgende voorbeeld gebruikt de software + Net-SNMP (net-mgmt/net-snmp om een bridge te + ondervragen, de port net-mgmt/bsnmptools kan ook worden + gebruikt. Voeg de volgende regels toe aan + $HOME/.snmp/snmp.conf op de + SNMP-cliënt-host om de MIB-definities van de bridge in + Net-SNMP te importeren: + + mibdirs +/usr/share/snmp/mibs mibs +BRIDGE-MIB:RSTP-MIB:BEGEMOT-MIB:BEGEMOT-BRIDGE-MIB - Om een enkele bridge via de IETF BRIDGE-MIB (RFC4188) te - monitoren: + Om een enkele bridge via de IETF BRIDGE-MIB (RFC4188) te + monitoren: - &prompt.user; snmpwalk -v 2c -c public bridge1.example.com mib-2.dot1dBridge + &prompt.user; snmpwalk -v 2c -c public bridge1.example.com mib-2.dot1dBridge BRIDGE-MIB::dot1dBaseBridgeAddress.0 = STRING: 66:fb:9b:6e:5c:44 BRIDGE-MIB::dot1dBaseNumPorts.0 = INTEGER: 1 ports BRIDGE-MIB::dot1dStpTimeSinceTopologyChange.0 = Timeticks: (189959) 0:31:39.59 centi-seconds BRIDGE-MIB::dot1dStpTopChanges.0 = Counter32: 2 BRIDGE-MIB::dot1dStpDesignatedRoot.0 = Hex-STRING: 80 00 00 01 02 4B D4 50 ... BRIDGE-MIB::dot1dStpPortState.3 = INTEGER: forwarding(5) BRIDGE-MIB::dot1dStpPortEnable.3 = INTEGER: enabled(1) BRIDGE-MIB::dot1dStpPortPathCost.3 = INTEGER: 200000 BRIDGE-MIB::dot1dStpPortDesignatedRoot.3 = Hex-STRING: 80 00 00 01 02 4B D4 50 BRIDGE-MIB::dot1dStpPortDesignatedCost.3 = INTEGER: 0 BRIDGE-MIB::dot1dStpPortDesignatedBridge.3 = Hex-STRING: 80 00 00 01 02 4B D4 50 BRIDGE-MIB::dot1dStpPortDesignatedPort.3 = Hex-STRING: 03 80 BRIDGE-MIB::dot1dStpPortForwardTransitions.3 = Counter32: 1 RSTP-MIB::dot1dStpVersion.0 = INTEGER: rstp(2) De waarde dot1dStpTopChanges.0 is twee wat betekent dat de topologie van de STP-bridge twee maal veranderd is, een topologieverandering houdt in dat één of meerdere links in het netwerk zijn veranderd of hebben gefaald en dat er een nieuwe boom is berekend. De waarde dot1dStpTimeSinceTopologyChange.0 laat zien wanneer dit gebeurde. Om meerdere bridge-interfaces te monitoren kan men het privé BEGEMOT-BRIDGE-MIB gebruiken: &prompt.user; snmpwalk -v 2c -c public bridge1.example.com enterprises.fokus.begemot.begemotBridge BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeBaseName."bridge0" = STRING: bridge0 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeBaseName."bridge2" = STRING: bridge2 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeBaseAddress."bridge0" = STRING: e:ce:3b:5a:9e:13 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeBaseAddress."bridge2" = STRING: 12:5e:4d:74:d:fc BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeBaseNumPorts."bridge0" = INTEGER: 1 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeBaseNumPorts."bridge2" = INTEGER: 1 ... BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeStpTimeSinceTopologyChange."bridge0" = Timeticks: (116927) 0:19:29.27 centi-seconds BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeStpTimeSinceTopologyChange."bridge2" = Timeticks: (82773) 0:13:47.73 centi-seconds BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeStpTopChanges."bridge0" = Counter32: 1 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeStpTopChanges."bridge2" = Counter32: 1 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeStpDesignatedRoot."bridge0" = Hex-STRING: 80 00 00 40 95 30 5E 31 BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeStpDesignatedRoot."bridge2" = Hex-STRING: 80 00 00 50 8B B8 C6 A9 Om de bridge-interface die via de subboom mib-2.dot1dBridge wordt gemonitord te veranderen: &prompt.user; snmpset -v 2c -c private bridge1.example.com BEGEMOT-BRIDGE-MIB::begemotBridgeDefaultBridgeIf.0 s bridge2 - - Verbindingsaggregatie en failover + + Verbindingsaggregatie en failover + - AndrewThompsonGeschreven door + + + Andrew + Thompson + + Geschreven door + - + + lagg + + + failover + + + FEC + + + LACP + + + loadbalance + + + roundrobin + - lagg + &os; biedt de &man.lagg.4; interface die kan worden gebruikt + om meerdere netwerkinterfaces te aggregeren in één virtuele + interface om fout-tolerantie en link aggregatie te bieden. + Fout-tolerantie staat toe verkeer te blijven stromen zolang + ten minste één geaggregeerde netwerkinterface heeft een + gevestigde link heeft. Link aggregatie werkt het beste op switches die + LACP ondersteunen, omdat dit protocol het + verkeer bidirectioneel verdeelt en daarbij ook reageert op het + falen van afzonderlijke verbindingen. - failover + De aggregatie protocollen ondersteund door de lagg interface + bepalen welke poorten worden gebruikt voor uitgaand verkeer en of + een specifieke poort wel of geen inkomend verkeer accepteert. De + volgende protocollen worden ondersteund door & man.lagg.4;: - fec + + + Failover + + Zendt en ontvangt verkeer alleen door de meesterpoort. + Wanneer de meesterpoort niet beschikbaar is, wordt de + volgende actieve poort gebruikt. De eerste toegevoegde + interface is de meesterpoort; alle interfaces die hierna + zijn toegevoegd worden gebruikt als failover-apparaten. Als + failover naar een niet-meesterpoort plaatsvindt, dan wordt de + originele poort de meester wanneer deze weer beschikbaar + wordt. + + - lacp + + fec / loadbalance + + &cisco; Fast ðerchannel; (FEC) + vind men op oudere &cisco; switches. Het is een statische + installatie en onderhandelt niet over aggregatie met de + peer noch wisselt het frames uit om de verbinding te + monitoren. Indien de switch LACP ondersteunt dient dat + gebruikt te worden. + + - loadbalance + + lacp + + Het &ieee; 802.3ad Link Aggregation Control Protocol + (LACP) onderhandelt met de peer over een + verzameling aggregeerbare verbindingen in \xe9\xe9n of meerdere + of meerdere Link Aggregated Groups (LAGs). + Elke LAG is opgebouwd uit poorten die dezelfde + snelheid hebben, ingesteld op full-duplex werking. Het verkeer + zal over de poorten in de LAG gebalanceerd + worden met de hoogste totaalsnelheid, in de meeste gevallen zal + er slechts \xe9\xe9n LAG zijn die alle poorten + bevat. Wanneer er fysieke verbindingen veranderen, zal + Link Aggregation snel naar een nieuwe opstelling + convergeren. - roundrobin + LACP balanceert uitgaand verkeer + over de actieve poorten gebaseerd op gehashde informatie + over protocolheaders en accepteert inkomend verkeer van + elke actieve poort. De hash bevat het Ethernet bron- en + doeladres, en indien beschikbaar, de VLAN-tag, + en de IPv4/IPv6 bron- en + doeladressen. + + - - Introductie + + Round-Robin + + Distribueert uitgaand verkeer door middel van een + round-robin scheduler over alle actieve poorten en + accepteert inkomend verkeer van elke actieve poort. Deze + modus schendt Ethernet frame-ordering en dient met zorg + gebruikt te worden. + + + - De interface &man.lagg.4; maakt het mogelijk om meerdere - netwerkinterfaces te aggregeren in één virtueel - interface voor het bieden van fout-tolerante en zeer snelle - verbindingen. - - - Werkmodi + Configuratie voorbeelden - - - Failover + Deze sectie laat zien hoe een &cisco; switch en een &os: + systeem te configureren voor LACP load + balanceren. Het laat zien hoe twee Ethernet interfaces + in failover-modus te configureren en ook het configureren + van failover-modus tussen een Ethernet en een draadloze + interface. - - Zendt en ontvangt verkeer alleen door de meesterpoort. - Wanneer de meesterpoort niet beschikbaar is, wordt de - volgende actieve poort gebruikt. De eerste toegevoegde - interface is de meesterpoort; alle interfaces die hierna - zijn toegevoegd worden gebruikt als failover-apparaten. Als - failover naar een niet-meesterpoort plaatsvindt, dan wordt de - originele poort de meester wanneer deze weer beschikbaar - wordt. - - - - - &cisco; Fast ðerchannel; - - - &cisco; Fast ðerchannel; (FEC), is een statische - installatie en onderhandelt niet over aggregatie met de - peer noch wisselt het frames uit om de verbinding te - monitoren. Indien de switch LACP ondersteunt dient dat - gebruikt te worden. - - FEC balanceert uitgaand verkeer - over de actieve poorten gebaseerd op gehashde informatie - over protocolheaders en accepteert inkomend verkeer van - elke actieve poort. De hash bevat het Ethernet bron- en - doeladres, en indien beschikbaar, de VLAN-tag, en de - IPv4/IPv6 bron- en doeladressen. - - - - - LACP - - - Het &ieee; 802.3ad Link Aggregation Control Protocol - (LACP) en het Marker Protocol. LACP onderhandelt met de - peer over een verzameling aggregeerbare verbindingen in - één of meerdere Link Aggregated Groups - (LAG). Elke LAG is opgebouwd uit poorten die dezelfde - snelheid hebben, ingesteld op full-duplex werking. Het - verkeer zal over de poorten in de LAG gebalanceerd worden - met de hoogste totaalsnelheid, in de meeste gevallen zal - er slechts één LAG zijn die alle poorten - bevat. Wanneer er fysieke verbindingen veranderen, zal - Link Aggregation snel naar een nieuwe opstelling - convergeren. - - LACP balanceert uitgaand verkeer - over de actieve poorten gebaseerd op gehashde informatie - over protocolheaders en accepteert inkomend verkeer van - elke actieve poort. De hash bevat het Ethernet bron- en - doeladres, en indien beschikbaar, de VLAN-tag, en de - IPv4/IPv6 bron- en doeladressen. - - - - - Loadbalance - - - Dit is een alias van de FEC - modus. - - - - - Round-Robin - - - Distribueert uitgaand verkeer door middel van een - round-robin scheduler over alle actieve poorten en - accepteert inkomend verkeer van elke actieve poort. Deze - modus schendt Ethernet frame-ordering en dient met zorg - gebruikt te worden. - - - - - - - Voorbeelden - LACP-aggregatie met een &cisco; switch - Dit voorbeeld verbindt twee interfaces op een &os;-machine - met de switch als een enkele loadgebalanceerde en - fout-tolerante verbinding. Er kunnen meer interfaces worden + Dit voorbeeld verbindt twee &man.fxp.4; Ethernet interfaces + op een &os;-machine met de switch als een enkele loadgebalanceerde + en fout-tolerante verbinding. Er kunnen meer interfaces worden toegevoegd om de doorvoer en fouttolerantie te verhogen. - Aangezien frame-ordering verplicht is op Ethernetverbindingen + Vervang de namen van de &cisco; poorten, Ethernet-apparaten, + kanaalgroep nummer en IP adres in het + voorbeeld naar de lokale configuratie. + + Aangezien frame-ordering verplicht is op Ethernetverbindingen stroomt al het verkeer tussen twee stations altijd over dezelfde fysieke verbinding zodat de maximum snelheid beperkt wordt tot die van één interface. Het verzendalgoritme probeert zoveel mogelijk informatie te gebruiken voor het onderscheiden van verschillende verkeersstromen en deze over de beschikbare interfaces te balanceren. Voeg op de &cisco; switch de interfaces FastEthernet0/1 en FastEthernet0/2 aan de kanaalgroep 1 toe: - interface FastEthernet0/1 - channel-group 1 mode active + interface FastEthernet0/1 + channel-group 1 modes active channel-protocol lacp ! -interface FastEthernet0/2 - channel-group 1 mode active +interface FastEthernet0/2 + channel-group 1 mode active channel-protocol lacp - Maak de &man.lagg.4;-interface aan met + Maak op het &os; systeem de &man.lagg.4;-interface aan met fxp0 en fxp1 en activeer de interface met IP-adres 10.0.0.3/24: - &prompt.root; ifconfig fxp0 up -&prompt.root; ifconfig fxp1 up -&prompt.root; ifconfig lagg0 create -&prompt.root; ifconfig lagg0 up laggproto lacp laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.3/24 + &prompt.root; ifconfig fxp0 up +&prompt.root; ifconfig fxp1 up +&prompt.root; ifconfig lagg0 create +&prompt.root; ifconfig lagg0 up laggproto lacp laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.3/24 Bekijk de interfacestatus van ifconfig: - &prompt.root; ifconfig lagg0 - - Poorten die als ACTIVE zijn - gemarkeerd zijn lid van de actieve aggregatiegroep waarover - onderhandeld is met de verre switch en waarover verkeer zal - worden verzonden en ontvangen. Gebruik de uitgebreide uitvoer - van &man.ifconfig.8; om de LAG-identifiers te bekijken. - - lagg0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 + &prompt.root; ifconfig lagg0 +lagg0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 options=8<VLAN_MTU> ether 00:05:5d:71:8d:b8 media: Ethernet autoselect status: active laggproto lacp laggport: fxp1 flags=1c<ACTIVE,COLLECTING,DISTRIBUTING> laggport: fxp0 flags=1c<ACTIVE,COLLECTING,DISTRIBUTING> + Poorten die als ACTIVE zijn + gemarkeerd zijn lid van de actieve aggregatiegroep waarover + onderhandeld is met de verre switch en waarover verkeer zal + worden verzonden en ontvangen. Gebruik de uitgebreide uitvoer + van &man.ifconfig.8; om de LAG-identifiers te bekijken. + Gebruik, om de toestand van de poorten op de switch te bekijken, show lacp neighbor. switch# show lacp neighbor Flags: S - Device is requesting Slow LACPDUs F - Device is requesting Fast LACPDUs A - Device is in Active mode P - Device is in Passive mode Channel group 1 neighbors Partner's information: LACP port Oper Port Port Port Flags Priority Dev ID Age Key Number State Fa0/1 SA 32768 0005.5d71.8db8 29s 0x146 0x3 0x3D Fa0/2 SA 32768 0005.5d71.8db8 29s 0x146 0x4 0x3D Gebruik voor meer detail het commando show lacp - neighbor detail. + neighbor detail. Voeg de volgende regels aan /etc/rc.conf toe om deze informatie na het opnieuw starten te behouden: ifconfig_fxp0="up" ifconfig_fxp1="up" -cloned_interfaces="lagg0" -ifconfig_lagg0="laggproto lacp laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.3/24" +cloned_interfaces="lagg0" +ifconfig_lagg0="laggproto lacp laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.3/24" Failover-modus Failover-modus kan worden gebruikt om op een secondaire interface over te schakelen wanneer de verbinding op de meesterinterface verloren is. Activeer de onderliggende fysieke interface. Creëer de interface lagg0, met fxp0 als de meesterinterface en fxp1 als de secondaire interface en ken er IP-adres 10.0.0.15/24 aan toe: - &prompt.root; ifconfig fxp0 up -&prompt.root; ifconfig fxp1 up -&prompt.root; ifconfig lagg0 create -&prompt.root; ifconfig lagg0 up laggproto failover laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.15/24 + &prompt.root; ifconfig fxp0 up +&prompt.root; ifconfig fxp1 up +&prompt.root; ifconfig lagg0 create +&prompt.root; ifconfig lagg0 up laggproto failover laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.15/24 - De interface zal er ongeveer als volgt uitzien, de grote - verschillen zullen het MAC-adres en de - apparaatnamen zijn: + De virtuele interface zal er ongeveer als volgt uitzien: - &prompt.root; ifconfig lagg0 + &prompt.root; ifconfig lagg0 lagg0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 options=8<VLAN_MTU> ether 00:05:5d:71:8d:b8 inet 10.0.0.15 netmask 0xffffff00 broadcast 10.0.0.255 media: Ethernet autoselect status: active laggproto failover laggport: fxp1 flags=0<> laggport: fxp0 flags=5<MASTER,ACTIVE> Het verkeer zal worden verzonden en ontvangen op fxp0. Indien de verbinding op fxp0 verloren is, zal fxp1 de actieve verbinding worden. Indien de verbinding op de meesterinterface hersteld is, zal het weer de actieve verbinding worden. Voeg de volgende regels aan /etc/rc.conf toe om deze informatie na het opnieuw starten te behouden: ifconfig_fxp0="up" ifconfig_fxp1="up" -cloned_interfaces="lagg0" -ifconfig_lagg0="laggproto lacp laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.15/24" +cloned_interfaces="lagg0" +ifconfig_lagg0="laggproto lacp laggport fxp0 laggport fxp1 10.0.0.15/24" Failover-modus tussen bekabelde en draadloze interfaces Voor laptop-gebruikers is het normaliter wenselijk om het draadloze interface als secundair interface te gebruiken indien het bekabelde interface niet beschikbaar is. Met &man.lagg.4; is het mogelijk om één IP-adres te gebruiken en het bekabelde interface voor zowel prestatie als veiligheid te prefereren terwijl de mogelijkheid behouden blijft om de draadloze verbinding te gebruiken. In deze opstelling dient het MAC-adres van het onderliggende draadloze interface overschreven te worden om met dat van &man.lagg.4; overeen te komen, welke afkomstig is van het primaire interface dat wordt gebruikt, het bekabelde interface. In deze opstelling wordt het bekabelde interface, bge0 als meester gebruikt, en het draadloze interface, wlan0, als het failover-interface. wlan0 was aangemaakt vanuit iwn0 voor welke het MAC-adres van de bekabelde verbinding zal worden gebruikt. De eerste stap is om het MAC-adres van het bekabelde interface te verkrijgen: - &prompt.root; ifconfig bge0 + &prompt.root; ifconfig bge0 bge0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 options=19b<RXCSUM,TXCSUM,VLAN_MTU,VLAN_HWTAGGING,VLAN_HWCSUM,TSO4> ether 00:21:70:da:ae:37 inet6 fe80::221:70ff:feda:ae37%bge0 prefixlen 64 scopeid 0x2 nd6 options=29<PERFORMNUD,IFDISABLED,AUTO_LINKLOCAL> media: Ethernet autoselect (1000baseT <full-duplex>) status: active bge0 kan vervangen worden door het eigenlijke interface, er zal een andere regel met ether verschijnen, dit is het MAC-adres van het bekabelde interface. Om het onderliggende draadloze interface, iwn0 te wijzigen: - &prompt.root; ifconfig iwn0 ether 00:21:70:da:ae:37 + &prompt.root; ifconfig iwn0 ether 00:21:70:da:ae:37 Activeer het draadloze interface maar geef er nog geen IP-adres aan: - &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev iwn0 ssid mijn_router up + &prompt.root; ifconfig wlan0 create wlandev iwn0 ssid mijn_router up Activeer de interface bge0. Maak het &man.lagg.4;-interface aan met bge0 als meester, en met failover naar wlan0 indien nodig: - &prompt.root; ifconfig bge0 up -&prompt.root; ifconfig lagg0 create -&prompt.root; ifconfig lagg0 up laggproto failover laggport bge0 laggport wlan0 + &prompt.root; ifconfig bge0 up +&prompt.root; ifconfig lagg0 create +&prompt.root; ifconfig lagg0 up laggproto failover laggport bge0 laggport wlan0 - Het interface zal er ongeveer als volgt uitzien, de grootste - verschillen zullen het MAC-adres en de - apparaatnamen zijn: + Het interface zal er ongeveer als volgt uitzien: - &prompt.root; ifconfig lagg0 + &prompt.root; ifconfig lagg0 lagg0: flags=8843<UP,BROADCAST,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> metric 0 mtu 1500 options=8<VLAN_MTU> ether 00:21:70:da:ae:37 media: Ethernet autoselect status: active laggproto failover laggport: wlan0 flags=0<> laggport: bge0 flags=5<MASTER,ACTIVE> Start vervolgens de DHCP-cliënt om een IP-adres te verkrijgen: - &prompt.root; dhclient lagg0 + &prompt.root; dhclient lagg0 Om deze configuratie bij het opstarten te behouden, kan het volgende aan /etc/rc.conf worden toegevoegd: ifconfig_bge0="up" -ifconfig_iwn0="ether 00:21:70:da:ae:37" +ifconfig_iwn0="ether 00:21:70:da:ae:37" wlans_iwn0="wlan0" -ifconfig_wlan0="WPA" -cloned_interfaces="lagg0" -ifconfig_lagg0="laggproto failover laggport bge0 laggport wlan0 DHCP" +ifconfig_wlan0="WPA" +cloned_interfaces="lagg0" +ifconfig_lagg0="laggproto failover laggport bge0 laggport wlan0 DHCP" - Schijfloos werken + + Schijfloos werken met <acronym>PXE</acronym> + - Jean-FrançoisDockèsBijgewerkt door + + + Jean-François + Dockès + + Bijgewerkt door + - AlexDupreGereorganiseerd en uitgebreid door + + + Alex + Dupre + + Gereorganiseerd en uitgebreid door + - + + schijfloos werkstation + + + schijfloos werken + - schijfloos werkstation + Het Preboot eXecution Environment (PXE) van &intel; + maakt het mogelijk een besturingssysteem over het netwerk op te + starten. Bijvoorbeeld, een &os; systeem kan over het + netwerken opstarten en werken zonder een lokale schijf, door gebruik + te maken van bestandssystemen die van een NFS server + aangekoppeld word. + PXE ondersteuning is meestal beschikbaar in de + BIOS. Om gebruik te maken van PXE + wanneer de machine start, selecteert u de + Boot from network optie in de + BIOS setup of druk een functietoets tijdens + de initialisatie van het systeem. - schijfloos werken + Om de bestanden die nodig zijn om een besturingssysteem over het + netwerk op te starten heeft een PXE setup ook + een goed geconfigureerde DHCP, + TFTP en NFS server nodig, + waarbij: - Een &os;-machine kan over het netwerk opstarten en zonder een - plaatselijke schijf werken, door gebruik te maken van - bestandssystemen die van een NFS-server - aangekoppeld worden. Er zijn geen systeemwijzigingen nodig anders - dan de standaard instellingenbestanden. Dit soort systemen is - relatief eenvoudig op te zetten omdat alle noodzakelijke elementen - al aanwezig zijn: - - Er zijn minstens twee manieren om de kernel over het - netwerk te laden: - - - - PXE: De &intel; Preboot eXecution - Environment is een vorm een smart boot ROM dat in sommige - netwerkkaarten en moederborden is ingebouwd. Bekijk de - hulppagina &man.pxeboot.8; voor meer informatie. - - - - De poort Etherboot - (net/etherboot) maakt - code aan dat naar een ROM geschreven kan worden en dat - kernels over het netwerk opstart. De code kan - òfwel naar een opstart-PROM op een netwerkkaart - geflashed worden, òfwel van een floppy (of harde) - schijf geladen worden, òfwel van een draaiend - &ms-dos; systeem geladen worden. Vele netwerkkaarten - worden ondersteund. - - + Initiële parameters, zoals een IP + adres, uitvoerbare boot bestandsnaam en locatie, naam van de server, + en het root pad worden verkregen uit de + DHCP server. - Een voorbeeldscript - (/usr/share/examples/diskless/clone_root) - vergemakkelijkt het aanmaken en beheren van het root - bestandssysteem van het werkstation op de server. Het kan - nodig zijn dat het script wat aangepast moet worden, maar het - zorgt voor een snelle start. + Het besturingssysteem loader-bestand wordt opgestart met behulp + TFTP. - Er bestaan standaardbestanden voor het opstarten van het systeem - in /etc om een systeemstart - zonder schijf te detecteren en te ondersteunen. + De bestandssystemen worden geladen met behulp van + NFS. - - - Het gebruik van een wisselbestand, indien nodig, kan - worden gedaan naar òfwel een NFS - bestand òfwel naar een plaatselijke schijf. - - Er zijn vele manieren om een schijfloos werkstation op te - zetten. Hierbij zijn veel elementen betrokken, en vele kunnen aan - de eigen smaak worden aangepast. Het volgende beschrijft - variaties met betrekking tot het installeren van een compleet - systeem, waarbij de nadruk ligt op de eenvoud en de - compatibiliteit met de standaard opstartscripts van &os;. Het - beschreven systeem heeft de volgende eigenschappen: + Wanneer een computer PXE opstart, ontvangt + het informatie via DHCP over waar het eerste + bootloader bestand te verkrijgen. Nadat de hostcomputer deze + informatie ontvangt, download het de bootloader via + TFTP en voert vervolgens de bootloader uit. + In &os;, is het bootloader bestand + /boot/pxeboot. Na uitvoering van + /boot/pxeboot, word de kernel van &os; + geladen en word er verder gegaan met de rest van de opstartprocedure + van &os;, als beschreven in . - - - De schijfloze werkstations gebruiken een gedeeld bestandssysteem - voor /, dat alleen - gelezen kan worden, en een gedeeld bestandssysteem voor /usr, dat eveneens alleen gelezen kan - worden. + In dit gedeelte wordt beschrijft hoe u deze diensten configureerd + op een &os; systeem, zodat andere systemen PXE + kunnen opstarten in &os;. Raadpleeg &man.diskless.8; voor meer + informatie. - Het root-bestandssysteem is een kopie van een standaard - root-bestandssysteem voor &os; (typisch van een server), - waarbij enkele instellingenbestanden zijn overschreven door - versies die specifiek zijn voor een schijfloos systeem of, - mogelijk, door het werkstation horen waar ze bij horen. - - De delen van het root-bestandssysteem die beschrijfbaar - moeten zijn, zijn overdekt met &man.md.4; bestandssystemen. - Alle veranderingen gaan verloren indien het systeem opnieuw - wordt opgestart. - - - - De kernel is overgedragen en òfwel met - Etherboot òfwel met - PXE geladen, aangezien sommige situaties - het gebruik van één van de methodes kan eisen. - - - - Het systeem zoals hierboven beschreven is onveilig. Het - dient in een beschermd gebied van een netwerk te functioneren, en - niet vertrouwd te worden door andere hosts. + Zoals beschreven, het systeem dat deze diensten is + bied is onveilig. Het moet in een beschermd gebied van een netwerk + staan en andere hosts moeten het niet vertrouwen. - Alle informatie in deze sectie is getest met - &os; 5.2.1-RELEASE. + + + De <acronym>PXE</acronym> omgeving opzetten - - Achtergrondinformatie + + + + Craig + Rodrigues + + +
rodrigc@FreeBSD.org
+
+ Geschreven door +
+
+
- Het installeren van schijfloze werkstations is zowel vrij - rechttoe-rechtaan als foutgevoelig. Deze fouten zijn soms - moeilijk vast te stellen wegens een aantal redenen. - Bijvoorbeeld: + De stappen in dit hoofdstuk laten zien hoe de ingebouwde + NFS en TFTP servers + te configureren. De volgende paragraaf laat zien hoe de + DHCP server te installeren en configureren. + In dit voorbeeld, de directory waarin de bestanden staan die + worden gebruikt door PXE gebruikers is + /b/tftpboot/FreeBSD/install. Het is + belangrijk dat deze map bestaat en dat dezelfde + mapnaam is ingesteld in zowel + /etc/inetd.conf als + /usr/local/etc/dhcpd.conf. - - - Opties die tijdens het compileren zijn opgegeven kunnen - verschillend gedrag tonen tijdens het draaien. - - - - Foutmeldingen zijn vaak cryptisch of geheel afwezig. - - - - Op dit gebied is het bezit van wat achtergrondkennis over de - gebruikte mechanismen zeer nuttig om mogelijke problemen op te - lossen. - - Voor een succesvol opstarten dienen verschillende - handelingen uitgevoerd te worden: - - - - De machine moet een aantal initiële parameters - zoals het IP-adres, de bestandsnaam van de executable, de - naam van de server, en het root-pad verkrijgen. Dit wordt - gedaan door gebruik te maken van de DHCP - of BOOTP protocollen. DHCP is een - compatible uitbreiding van BOOTP, het gebruikt dezelfde - poorten en het pakketformaat heeft dezelfde basis. - - Het is mogelijk om een systeem in te stellen zodat het - alleen BOOTP gebruikt. Het serverprogramma &man.bootpd.8; - wordt met het basissysteem van &os; meegeleverd. - - DHCP biedt echter een aantal - voordelen boven BOOTP (fijnere instellingenbestanden, - mogelijkheid om PXE te gebruiken, en vele - anderen die niet direct verband houden met schijfloos - werken), er zal hoofdzakelijk een opstelling met - DHCP worden beschreven, met analoge - voorbeelden voor &man.bootpd.8; indien mogelijk. De - voorbeeldopstelling zal het softwarepakket van - ISC DHCP gebruiken (versie - 3.0.1.r12 was geïnstalleerd op de testserver). - - - - De machine moet één of meerdere - programma's naar het plaatselijke geheugen versturen. - Eén van TFTP of - NFS wordt gebruikt. De keuze tussen - TFTP en NFS is op - verschillende plaatsen een optie tijdens het compileren. - Een veelgemaakte fout is het opgeven van bestandsnamen voor - het verkeerde protocol: TFTP verstuurd - typisch alle bestanden vanuit één map op de - server, en verwacht dat alle bestandsnamen relatief aan - deze map zijn; NFS verwacht absolute - bestandspaden. - - - - De mogelijke tussentijdse opstartprogramma's en de - kernel dienen geïnitialiseerd en uitgevoerd te worden. - Er zijn enkele belangrijke variaties op dit gebied: - - - - PXE zal &man.pxeboot.8; laden, - wat een aangepaste versie is van de lader voor stage - drie van &os;. &man.loader.8; zal de meeste parameters - verkrijgen die noodzakelijk zijn om het systeem op te - starten, en zal ze in de kernelomgeving laten staan - voordat het de controle overdraagt. Het is in dit geval - mogelijk om een GENERIC kernel te - gebruiken. - - - - Etherboot zal met minder - voorbereiding direct de kernel laden. Hiervoor is het - noodzakelijk om een kernel met specifieke opties te - bouwen. - - - - PXE en - Etherboot werken beide even goed; - echter, omdat kernels normaalgesproken meer werk overlaten - aan &man.loader.8;, is PXE de te - verkiezen methode. - - Indien het BIOS en de netwerkkaarten - PXE ondersteunen, dient dat - waarschijnlijk gebruikt te worden. - - - - Tenslotte: de machine heeft toegang tot de - bestandssystemen nodig. NFS wordt in - alle gevallen gebruikt. - - - - Zie ook de hulppagina &man.diskless.8;. -
- - - Installatie-instructies - - - Instellen met behulp van - <application>ISC DHCP</application> - - - DHCP - - schijfloos werken - - - De ISC DHCP server kan zowel - verzoeken voor BOOTP als DHCP - beantwoorden. - - ISC DHCP 4.2 maakt geen deel - uit van het basissysteem. Eerst dient de poort net/isc-dhcp42-server of het - corresponderende pakket geïnstalleerd te worden. - - Wanneer ISC DHCP is - geïnstalleerd, heeft het een instellingenbestand nodig om - te draaien (normaliter - /usr/local/etc/dhcpd.conf genoemd). - Hieronder volgt een voorbeeld met commentaar, waarbij host - margaux gebruik maakt van - Etherboot en - corbieres gebruik maakt van - PXE: - - default-lease-time 600; -max-lease-time 7200; -authoritative; - -option domain-name "example.com"; -option domain-name-servers 192.168.4.1; -option routers 192.168.4.1; - -subnet 192.168.4.0 netmask 255.255.255.0 { - use-host-decl-names on; - option subnet-mask 255.255.255.0; - option broadcast-address 192.168.4.255; - - host margaux { - hardware ethernet 01:23:45:67:89:ab; - fixed-address margaux.example.com; - next-server 192.168.4.4; - filename "/data/misc/kernel.diskless"; - option root-path "192.168.4.4:/data/misc/diskless"; - } - host corbieres { - hardware ethernet 00:02:b3:27:62:df; - fixed-address corbieres.example.com; - next-server 192.168.4.4; - filename "pxeboot"; - option root-path "192.168.4.4:/data/misc/diskless"; - } -} - - - - Deze optie vertelt dhcpd - om de waarde die in de verklaringen voor - host staan te versturen als de hostnaam - voor de schijfloze host. Een andere mogelijkheid is om - option - host-name margaux - binnen de verklaringen voor host op te - nemen. - - - - De aanwijzing next-server bepaalt - de TFTP of NFS - server die gebruikt moet worden voor het laden van het - lader- of kernelbestand (standaard wordt dezelfde host als - voor de DHCP-server gebruikt). - - - - De aanwijzing filename bepaalt het - bestand dat Etherboot of - PXE gebruikt voor de volgende - uitvoerstap. Het dient gespecificeerd te worden volgens - de gebruikte verzendmethode. Voor - Etherboot kan tijdens het - compileren worden opgegeven of het NFS - of TFTP moet gebruiken. De &os;-poort - stelt standaard NFS in. - PXE gebruikt TFTP, - vandaar dat hier een relatieve bestandsnaam wordt gebruikt - (dit kan afhangen van de instellingen van de - TFTP-server, maar het is de gewoonte). - Verder geldt dat PXE - pxeboot en niet de kernel laadt. Er - zijn andere interessante mogelijkheden, zoals het laden - van pxeboot vanuit de map /boot van een &os; CD-ROM - (aangezien &man.pxeboot.8; de GENERIC - kernel kan laden, bestaat de mogelijkheid om - PXE te gebruiken om van een CDROM op - afstand op te starten. - - - - De optie root-path definieert het - pad naar het root-bestandssysteem, in de gebruikelijke - notatie van NFS. Indien - PXE gebruikt wordt, is het mogelijk om - het IP-adres van de host weg te laten zolang de - kerneloptie BOOTP niet geactiveerd is. De - NFS-server is dan dezelfde als die van - TFTP. - - - - - - Configuratie door gebruik van BOOTP - - - BOOTP - - schijfloos werken - - - Hieronder staan de equivalente instellingen voor - bootpd (gereduceerd tot - één cliënt). Dit staat in - /etc/bootptab. - - Merk op dat Etherboot - gecompileerd dient te worden met de afwijkende optie - NO_DHCP_SUPPORT om BOOTP te gebruiken, en - dat PXE DHCP - nodig heeft. Het enige duidelijke - voordeel van bootpd is dat het in - het basissysteem zit. - - .def100:\ - :hn:ht=1:sa=192.168.4.4:vm=rfc1048:\ - :sm=255.255.255.0:\ - :ds=192.168.4.1:\ - :gw=192.168.4.1:\ - :hd="/tftpboot":\ - :bf="/kernel.diskless":\ - :rp="192.168.4.4:/data/misc/diskless": - -margaux:ha=0123456789ab:tc=.def100 - - - - Een opstartprogramma voorbereiden met - <application>Etherboot</application> - - Etherboot - - De website - van Etherboot bevat - uitgebreide documentatie die over het algemeen is - bedoeld voor Linux-systemen, maar die desalniettemin bruikbare - informatie bevat. Het volgende geeft een samenvatting over - hoe Etherboot op een &os;-systeem - te gebruiken. - - Ten eerste dient het pakket of de poort net/etherboot geïnstalleerd - te worden. - - De instellingen van Etherboot - (i.e., om TFTP in plaats van - NFS te gebruiken) kunnen gewijzigd worden - door het bestand Config in de bronmap van - Etherboot te bewerken. - - Hieronder zal een opstartdiskette gebruikt worden. - Raadpleeg voor andere methoden (PROM, of een - &ms-dos;-programma) de documentatie van - Etherboot. - - Om een opstartdiskette te maken, dient er een diskette in - het diskettestation van de machine aanwezig te zijn waarop - Etherboot is geïnstalleerd, daarna dient - er naar de map src in de - mapboom van Etherboot gegaan te - worden, en het volgende ingetypt te worden: - - &prompt.root; gmake bin32/apparaatsoort.fd0 - - apparaatsoort hangt af van het - soort Ethernetkaart dat in het schijfloze werkstation - aanwezig is. Raadpleeg het bestand NIC - in dezelfde map om het juiste - apparaatsoort te bepalen. - - - - Opstarten met <acronym>PXE</acronym> - - Standaard laadt de lader &man.pxeboot.8; de kernel via - NFS. Het kan zodanig gecompileerd worden - dat het TFTP gebruikt door de optie - LOADER_TFTP_SUPPORT in - /etc/make.conf te specificeren. - Raadpleeg het commentaar in - /usr/share/examples/etc/make.conf - voor instructies. - - Er zijn nog twee andere opties voor - make.conf die nuttig kunnen zijn bij het - opzetten van een schijfloze machine die als seriële - console gebruikt wordt: - BOOT_PXELDR_PROBE_KEYBOARD, en - BOOT_PXELDR_ALWAYS_SERIAL. - - Om PXE bij het opstarten van de machine - te gebruiken, is het gewoonlijk nodig om de optie - Boot from network in het - BIOS te selecteren, of om een functietoets - tijdens de initialisatie van de PC in te typen. - - - - De <acronym>TFTP</acronym> en <acronym>NFS</acronym> - servers instellen - - - TFTP - - schijfloos werken - - - - NFS - - schijfloos werken - - - Indien PXE of - Etherboot gebruikt wordt, welke is - ingesteld om TFTP te gebruiken, is het - nodig om tftpd op de - bestandsserver aan te zetten: - - - - Maak een map aan van waaruit tftpd - de bestanden serveert, bijvoorbeeld /tftpboot. - - - - Voeg deze regel toe aan - /etc/inetd.conf: - - tftp dgram udp wait root /usr/libexec/tftpd tftpd -l -s /tftpboot - - - Het schijnt dat sommige versies van - PXE de TCP-versie - van TFTP vereisen. In dit geval - dient een tweede regel toegevoegd te worden, waarbij - dgram udp door - stream tcp vervangen wordt. - - - - - inetd dient de - instellingenbestanden opnieuw te lezen. De regel - dient in het bestand - /etc/rc.conf aanwezig te zijn voor de - juiste werking van deze opdracht: - - &prompt.root; service inetd restart - - - - De map tftpboot kan overal - op de server geplaatst worden. De plaats dient zowel in - inetd.conf als in - dhcpd.conf ingesteld te worden. - - In alle gevallen dient er ook voor gezorgd te worden dat - NFS aanstaat en dat het juiste - bestandssysteem op de NFS-server - geëxporteerd wordt. - - - - Voeg het volgende toe aan - /etc/rc.conf: - - nfs_server_enable="YES" - - - - Exporteer het bestandssysteem waar de schijfloze - root-map zich bevindt door het volgende aan - /etc/exports toe te voegen (pas het - aankoppelpunt van het volume aan en vervang - margaux corbieres door de namen - van de schijfloze werkstations): - - /data/misc -alldirs -ro margaux corbieres - - - - mountd dient het - instellingenbestand opnieuw te lezen. Indien het nodig - was om NFS in - /etc/rc.conf - tijdens de eerste stap aan te zetten, is het - waarschijnlijk gewenst om in plaats hiervan opnieuw op te - starten. - - &prompt.root; service mountd restart - - - - - - Een schijfloze kernel bouwen - - - schijfloos werken - - kernelinstellingen - - - Indien Etherboot gebruikt wordt, - is het nodig om een kernelinstellingenbestand voor de - schijfloze cliënt met de volgende opties (naast de - gebruikelijke) aan te maken: - - options BOOTP # Gebruik BOOTP om het IP-adres en de hostnaam te verkrijgen -options BOOTP_NFSROOT # NFS-mount het root-bestandssysteem door gebruik te maken van de informatie van BOOTP - - Het kan ook gewenst zijn om BOOTP_NFSV3, - BOOT_COMPAT, en - BOOTP_WIRED_TO te gebruiken (raadpleeg - hiervoor NOTES). - - De namen van deze opties zijn historisch en enigszins - misleidend aangezien ze eigenlijk onverschillig gebruik van - DHCP en BOOTP in de kernel mogelijk maken - (het is ook mogelijk om strikt gebruik van BOOTP of - DHCP te forceren). - - De kernel dient gebouwd te worden (zie ) en gekopieerd te worden naar de - plaats die in dhcpd.conf is - aangegeven. - - - Indien PXE gebruikt wordt, is het - bouwen van een kernel met bovenstaande opties niet strikt - noodzakelijk (maar wel aangeraden). Door deze opties aan te - zetten zullen er meer verzoeken voor DHCP - tijdens het opstarten van de kernel verstuurd worden, met in - sommige speciale gevallen een klein risico op inconsistentie - tussen de nieuwe waarden en degenen die door &man.pxeboot.8; - zijn ontvangen. Het voordeel van het gebruik van deze - opties is dat de hostnaam als een bijverschijnsel wordt - ingesteld. In de andere gevallen dient de hostnaam op een - andere manier ingesteld te worden, bijvoorbeeld in een - cliënt-specifiek bestand - rc.conf. - - - - Om laadbaar te zijn met - Etherboot, dienen de - apparaataanwijzingen in de kernel gecompileerd te worden. - Normaalgesproken wordt hiervoor de volgende optie in het - instellingenbestand gebruikt (zie het - instellingencommentaarbestand - NOTES): - - hints "GENERIC.hints" - - - - - Het root-bestandssysteem voorbereiden - - - root-bestandssysteem - - schijfloos werken - - - Er dient een root-bestandssysteem voor de schijfloze - werkstations op de plaats die als root-path - in dhcpd.conf staat aangegeven aangemaakt - te worden. - - - <command>make world</command> gebruiken om het - root-bestandssysteem te bevolken - - Deze methode is snel en installeert een compleet - maagdelijk systeem (niet alleen het root-bestandssysteem) in - DESTDIR. Hiervoor dient slechts het volgende - script uitgevoerd te worden: - - #!/bin/sh -export DESTDIR=/data/misc/diskless -mkdir -p ${DESTDIR} -cd /usr/src; make buildworld && make buildkernel -make installworld && make installkernel -cd /usr/src/etc; make distribution - - Nadat dit gedaan is, kunnen - /etc/rc.conf en - /etc/fstab die in - DESTDIR geplaatst zijn naar behoefte worden - aangepast. - - - - - Swapruimte instellen - - Indien nodig kan een wisselbestand dat zich op de server - bevindt via NFS worden benaderd. - - - Swapruimte via <acronym>NFS</acronym> - - De kernel biedt geen ondersteuning om swapruimte via - NFS tijdens het opstarten aan te zetten. - De swapruimte moet door de opstartscripts worden aangezet, - door een beschrijfbaar bestandssysteem aan te koppelen en - een wisselbestand aan te maken en aan te zetten. De - volgende opdracht maakt een wisselbestand van de juiste - grootte aan: - - &prompt.root; dd if=/dev/zero of=/pad/naar/wisselbestand bs=1k count=1 oseek=100000 - - Om het aan te zetten dient de volgende regel aan - /etc/rc.conf te worden - toegevoegd: - - swapfile=/pad/naar/wisselbestand - - - - - Diverse problemen - - - Draaien met een alleen-lezen - <filename>/usr</filename> - - - schijfloos werken - - /usr alleen-lezen - - - Indien het schijfloze werkstation is ingesteld om X te - draaien, is het nodig om het instellingenbestand van - XDM te wijzigen, dat standaard - het foutenlogboek in /usr - plaatst. - - - - Gebruik maken van een niet-&os;-server - - Indien de server voor het root-bestandssysteem geen &os; - draait, is het nodig om het root-bestandssysteem op een - &os;-machine aan te maken, en het daarna naar de bestemming - te kopiëren, door gebruik te maken van - tar of cpio. - - In deze situatie zijn er af en toe problemen met de - speciale bestanden in /dev, - vanwege verschillen in de groottes van grote/kleine integers. Een - oplossing voor dit probleem is om een map van de - niet-&os;-server te exporteren, deze map op een &os;-machine - aan te koppelen, en &man.devfs.5; te gebruiken om de - apparaatknooppunten transparant voor de gebruiker toe te - wijzen. - - - -
- - - Met PXE en een NFS-root-bestandssysteem opstarten - - CraigRodrigues -
rodrigc@FreeBSD.org
-
Geschreven door
-
-
- - - - Het Preboot eXecution Environment (PXE) van &intel; - maakt het mogelijk om het besturingssysteem over het netwerk op te - starten. Ondersteuning voor PXE wordt normaliter - aangeboden in het BIOS van moderne moederborden, waar - het kan worden aangezet in de instellingen van het BIOS - wat opstarten over het netwerk mogelijk maakt. Een volledig werkende - PXE-opstelling vereist ook correct geconfigureerde - DHCP- en TFTP-servers. - - Wanneer de gastheercomputer opstart, krijgt het informatie over - DHCP over waar de intiële bootloader staat via - TFTP. Nadat de gastheercomputer deze informatie heeft ontvangen, - downloadt het de bootloader via TFTP en voert - het vervolgens de bootloader uit. Dit is gedocumenteerd in sectie 2.2.1 - van de Preboot - Execution Environment (PXE) Specification. In &os; is de - bootloader die tijdens het PXE-proces wordt opgehaald - /boot/pxeboot. Terwijl - /boot/pxeboot wordt uitgevoerd, wordt de kernel van - &os; geladen en wordt er verder gegaan met de rest van de opstartprocedure - van &os;. Kijk voor meer informatie over het opstartproces van &os; in - . - - - De <command>chroot</command>-omgeving voor het - NFS-root-bestandssysteem instellen - - Kies een map uit voor een installatie van &os; die over NFS - aangekoppeld kan worden. Bijvoorbeeld een map als /b/tftpboot/FreeBSD/install. + Maak de root directory die een &os; installatie + zal bevatten om via NFS te koppelen: &prompt.root; export NFSROOTDIR=/b/tftpboot/FreeBSD/install &prompt.root; mkdir -p ${NFSROOTDIR} - Stel de NFS-server in door de instructies in op te volgen. + Schakel de NFS server in door het toevoegen + van de volgende lijn aan /etc/rc.conf: + + nfs_server_enable="YES" - Exporteer de map via NFS door het volgende aan + Exporteer het bestandssysteem waar de schijfloze + root-map zich bevindt door het volgende aan /etc/exports toe te voegen: - /b -ro -alldirs + /b -ro -alldirs - Herstart de NFS-server: + Start de NFS-server: - &prompt.root; service nfsd restart + &prompt.root; service nfsd start - Stel &man.inetd.8; in door de stappen zoals in beschreven op te volgen. + Schakel &man.inetd.8; in door de volgende regel aan + /etc/inetd.conf toe te voegen: + + inetd_enable="YES" - Voeg de volgende regel toe aan - /etc/inetd.conf: + Uncomment de volgende regel in + /etc/inetd.conf door het volgende + teken te verwijderen #: tftp dgram udp wait root /usr/libexec/tftpd tftpd -l -s /b/tftpboot + + + PXE versies vereisen + de TCP versie van + TFTP. In dit geval, uncomment de + tweede tftp regel die + stream tcp bevat. + - Herstart inetd: + Start &man.inetd.8;: - &prompt.root; service inetd restart + &prompt.root; service inetd start - Herbouw de kernel en userland van - &os;: + Herbouw de kernel en userland van &os; (zie voor meer gedetaileerde + instructies): &prompt.root; cd /usr/src &prompt.root; make buildworld &prompt.root; make buildkernel Installeer &os; in de map die over NFS is aangekoppeld: &prompt.root; make installworld DESTDIR=${NFSROOTDIR} &prompt.root; make installkernel DESTDIR=${NFSROOTDIR} &prompt.root; make distribution DESTDIR=${NFSROOTDIR} Test dat de TFTP-server werkt en dat het de bootloader dat via PXE verkregen zal worden kan downloaden: &prompt.root; tftp localhost tftp> get FreeBSD/install/boot/pxeboot Received 264951 bytes in 0.1 seconds Voeg een regel aan ${NFSROOTDIR}/etc/fstab toe om het root-bestandssysteem over NFS aan te koppelen: # Device Mountpoint FSType Options Dump Pass -mijnhost.example.com:/b/tftpboot/FreeBSD/install / nfs ro 0 0 +mijnhost.example.com:/b/tftpboot/FreeBSD/install / nfs ro 0 0 Vervang mijnhost.example.com door - de hostnaam of het IP-adres van uw NFS-server. - In dit voorbeeld wordt het root-bestandssysteem als alleen-lezen - aangekoppeld om te voorkomen dat - NFS-cliënten per ongeluk de inhoud van het + de hostnaam of het IP-adres van uw + NFS-server. In dit voorbeeld wordt het + root-bestandssysteem als alleen-lezen aangekoppeld om te voorkomen + dat NFS-cliënten per ongeluk de inhoud van het root-bestandssysteem wissen. - Stel het root-wachtwoord in voor de - &man.chroot.8;-omgeving. + Stel het root-wachtwoord in de PXE + omgeving voor cliëntmachines die over + PXE opstarten. &prompt.root; chroot ${NFSROOTDIR} &prompt.root; passwd - - Dit stelt het root-wachtwoord in voor cliëntmachines die - over PXE opstarten. Maak root-logins over SSH mogelijk voor cliëntmachines die met PXE opstarten door ${NFSROOTDIR}/etc/ssh/sshd_config te bewerken en de optie PermitRootLogin aan te zetten. Dit is gedocumenteerd in &man.sshd.config.5;. - Pas andere wijzigingen toe aan de &man.chroot.8;-omgeving in - ${NFSROOTDIR}. Deze wijzigingen zouden het toevoegen van pakketten + Pas andere wijzigingen toe aan de PXE + omgeving in ${NFSROOTDIR}. + Deze wijzigingen zouden het toevoegen van pakketten met &man.pkg.add.1;, het bewerken van het wachtwoordbestand met - &man.vipw.8; of het bewerken van &man.amd.conf.5;-projecties voor - automatisch aankoppelen kunnen zijn. Bijvoorbeeld: - - &prompt.root; chroot ${NFSROOTDIR} -&prompt.root; pkg_add -r bash + &man.vipw.8; - - - Geheugenbestandssystemen die gebruikt worden door - <filename>/etc/rc.initdiskless</filename> configureren - Als u vanaf een NFS-rootvolume opstart, detecteert - /etc/rc dat u over NFS opstartte en draait het het - script /etc/rc.initdiskless. Lees het commentaar - in dit script om te begrijpen wat er gebeurt. Het is nodig om + /etc/rc dat u over NFS opstartte en draait het + script /etc/rc.initdiskless. Het is nodig om /etc en /var geheugen-backed te maken omdat deze mappen schrijfbaar moeten zijn, maar de NFS-rootmap is alleen-lezen. &prompt.root; chroot ${NFSROOTDIR} &prompt.root; mkdir -p conf/base &prompt.root; tar -c -v -f conf/base/etc.cpio.gz --format cpio --gzip etc &prompt.root; tar -c -v -f conf/base/var.cpio.gz --format cpio --gzip var Wanneer het systeem opstart, zullen er geheugen-bestandssystemen voor /etc en /var worden aangemaakt en aangekoppeld, en zal de inhoud van de cpio.gz-bestanden er naartoe worden gekopieerd. Een DHCP-server prepareren - PXE heeft een geprepareerde TFTP-server en - DHCP-server nodig. De DHCP-server - hoeft niet per së dezelfde machine te zijn als de - TFTP-server, maar het dient bereikbaar te zijn in uw + + DHCP + schijfloos werken + + + De DHCP-server hoeft niet per s dezelfde + machine te zijn als de TFTP-server en de + NFS server, maar het dient bereikbaar te zijn in uw netwerk. - - - Installeer de DHCP-server door de instructies - op te volgen zoals beschreven in . Zorg ervoor dat - /etc/rc.conf en - /usr/local/etc/dhcpd.conf correct zijn - geconfigureerd. - + DHCP is geen onderdeel van het &os; basis + systeem, maar kan worden geïnstalleerd met het + net/isc-dhcp42-server poort of + pakket. - - Stel in /usr/local/etc/dhcpd.conf - next-server, filename en - option root-path in om het IP-adres van uw - TFTP-server, het pad naar - /boot/pxeboot en het pad naar het - NFS-root-bestandssysteem op te geven. Hier is - een voorbeeld van de instellingen voor - dhcpd.conf: + Na de installatie, pas het configuratie bestand, + /usr/local/etc/dhcpd.conf aan. Configureer + de next-server, + filename, en + root-path instellingen volgens het volgende + voorbeeld: - subnet 192.168.0.0 netmask 255.255.255.0 { + subnet 192.168.0.0 netmask 255.255.255.0 { range 192.168.0.2 192.168.0.3 ; option subnet-mask 255.255.255.0 ; option routers 192.168.0.1 ; option broadcast-address 192.168.0.255 ; option domain-name-server 192.168.35.35, 192.168.35.36 ; option domain-name "example.com"; # IP-adres van TFTP server - next-server 192.168.0.1 ; + next-server 192.168.0.1 ; # pad van bootloader verkregen via TFTP - filename "FreeBSD/install/boot/pxeboot" ; + filename "FreeBSD/install/boot/pxeboot" ; # pxeboot bootloader zal proberen om deze map te NFS-mounten voor root-FS - option root-path "192.168.0.1:/b/tftpboot/FreeBSD/install/" ; + option root-path "192.168.0.1:/b/tftpboot/FreeBSD/install/" ; + } - - + + + + De next-server richtlijn wordt gebruikt om + het IP adres van de + TFTP server te specificeren. + + De filename richtlijn definieert het pad + naar /boot/pxeboot. Er word een relatieve + bestandsnaam gebruikt, wat betekent dat /b/tftpboot + niet in het pad staat. + + De root-path optie bepaalt het pad + naar het NFS root bestandssysteem. + + Zodra de bewerkingen zijn opgeslagen, laat DHCP + starten tijdens het opstarten door het toevoegen van de volgende regel + aan /etc/rc.conf: + + dhcpd_enable="YES" + + Start vervolgens de DHCP service: + + &prompt.root; service isc-dhcpd start + + + + <acronym>PXE</acronymn problemen opsporen + + Zodra alle services geconfigureerd en gestart zijn, + moeten PXE clients automatisch + &os; kunnen laden via het netwerk. Als een bepaalde + client is niet in staat om te verbinden, ga dan naar het + BIOS-configuratiemenu wanneer de + cliëntmachine opstart. Stel het BIOS zo in + dat het van het netwerk opstart. + + Dit hoofdstuk beschrijft een aantal tips voor het oplossen + van configuratie problemen in het geval dat geen enkele client + PXE kan booten. + + + + Gebruik de pakket of poort net/wireshark om + netwerkverkeer met betrekking tot het + PXE-opstartproces te debuggen, wat + geïllustreerd is in onderstaand diagram. + +
+ <acronym>PXE</acronym>-opstartproces met + <acronym>NFS</acronym>-root-mount + + + + + + + + + + Cliënt zendt DHCPDISCOVER uit. DHCP-server antwoordt met IP-adres, next-server, filename en root-path. Cliënt verstuurt TFTP-verzoek naar next-server om filename op te vragen. TFTP-server antwoordt en verstuurt filename naar cliënt. Cliënt voert filename uit welke &man.pxeboot.8; is. &man.pxeboot.8; laadt de kernel. Wanneer de kernel draait, wordt het root-bestandssysteem gespecificeerd door root-path over NFS aangekoppeld.
Controleer dat het bestand pxeboot via TFTP kan worden verkregen. Kijk op uw TFTP-server in /var/log/xferlog om er zeker van de zijn dat het bestand pxeboot van de juiste locatie is opgehaald. Om de configuratie met bovenstaande dhcpd.conf te testen: &prompt.root; tftp 192.168.0.1 tftp> get FreeBSD/install/boot/pxeboot Received 264951 bytes in 0.1 seconds Lees &man.tftpd.8; en &man.tftp.1;. De BUGS secties in deze pagina's documenteren enkele beperkingen van TFTP. Controleer dat het root-bestandssysteem via NFS kan worden aangekoppeld. Om de configuratie met bovenstaande dhcpd.conf te testen: &prompt.root; mount -t nfs 192.168.0.1:/b/tftpboot/FreeBSD/install /mnt - - - Lees de code in - src/sys/boot/i386/libi386/pxe.c - om te begrijpen hoe de pxeboot-lader variabelen - als boot.nfsroot.server en - boot.nfsroot.path instelt. Deze variabelen - worden vervolgens gebruikt in de root-aankoppelcode voor diskvrij - NFS in src/sys/nfsclient/nfs_diskless.c. - - - - Lees &man.pxeboot.8; en &man.loader.8;. -
- - ISDN + + + <acronym>IPv6</acronym> - ISDN - - Een goede bron voor informatie over de technologie van en - hardware over ISDN is - Dan Kegel's - ISDN Page. - - Hieronder staat een snelle eenvoudige handleiding voor - ISDN: - - - - Indien u in Europa leeft is het raadzaam om de sectie over - ISDN-kaarten te bestuderen. - - - - Indien het plan is om ISDN hoofdzakelijk te gebruiken om - via een niet-toegewijde inbellijn een verbinding met het - Internet te maken, zijn Terminal Adapters wellicht een optie. - Dit biedt de meeste flexibiliteit, en de minste problemen bij - het wisselen van providers. - - - - Indien twee LANs met elkaar verbonden worden, of indien er - een toegewijde ISDN-verbinding wordt gebruikt om met het - Internet te verbinden, is het gebruik van een zelfstandige - router/bridge te overwegen. - - - - Financiële kosten zijn een belangrijke factor in de - uiteindelijke oplossing. De volgende opties zijn gesorteerd in - volgorde van oplopende kosten. - - - ISDN-kaarten - - HellmuthMichaelisBijgedragen door - - - - - - - ISDN - - kaarten - - - De ISDN-implementatie in &os; biedt alleen ondersteuning - voor de DSS1/Q.931 (of Euro-ISDN) standaard indien passieve - kaarten gebruikt worden. Sommige actieve kaarten worden - ondersteund indien de firmware ook ondersteuning voor andere - signaleringsprotocollen biedt; dit omvat ook de eerst - ondersteunde Primary Rate (PRI) ISDN-kaart. - - De isdn4bsd-software biedt de - mogelijkheid om met andere ISDN-routers te verbinden door - òfwel IP over rauwe HDLC òfwel synchrone PPP te - gebruiken: òfwel via kernel-PPP met - isppp, een aangepast stuurprogramma voor - &man.sppp.4;, òfwel via het gebruikersprogramma - &man.ppp.8;. Door het gebruikersprogramma &man.ppp.8; te - gebruiken, is het combineren van twee of meer ISDN B-kanalen - mogelijk. Ook zijn een toepassing die de telefoon beantwoordt - en vele gereedschappen zoals een 300 Baud-modem in software - beschikbaar. - - Een groeiend aantal ISDN-kaarten voor de PC wordt door &os; - ondersteund en volgens de rapportages wordt het succesvol in - heel Europa en in vele andere delen van de wereld - gebruikt. - - De ondersteunde passieve ISDN-kaarten zijn meestal uitgerust - met de Infineon (voormalig Siemens) ISAC/HSCX/IPAC ISDN-chipsets, - maar ook worden ISDN-kaarten ondersteund met chips van Cologne - Chip (alleen ISA-bus), PCI-kaarten met Winbond W6692-chips, - enkele kaarten met combinaties van Tiger300/320/ISAC chipsets en - enkele kaarten die gebaseerd zijn op fabrikantspecifieke - chipsets zoals de AVM Fritz!Card PCI V.1.0 en de AVM Fritz!Card - PnP. - - Momenteel zijn de actieve ISDN-kaarten die ondersteund - worden de AVM B1 (ISA en PCI) BRI-kaarten en de AVM T1 PCI - PRI-kaarten. - - Kijk voor documentatie over - isdn4bsd op de homepage van - isdn4bsd, welke ook verwijzingen naar tips, errata, en - veel meer documentatie zoals het isdn4bsd handboek - bevat. - - Indien er interesse is om ondersteuning voor een ander - ISDN-protocol, een momenteel niet-ondersteunde ISDN-kaart voor - de PC, of een andere verbetering voor - isdn4bsd toe te voegen, dient er - contact opgenomen te worden met &a.hm;. - - Voor vragen over het installeren, instellen, en problemen - met isdn4bsd oplossen is er een - mailinglijst, &a.isdn.name;, beschikbaar. - - - - ISDN Terminal Adapters - - Terminal adapters (TA) zijn voor ISDN wat modems voor gewone - telefoonlijnen zijn. - - modem - - De meeste TA's gebruiken de standaard opdrachtenverzameling - van de Hayes-modem, en kunnen direct als vervanging van een - modem gebruikt worden. - - Een TA zal als een gewoon modem werken behalve dat de - verbindings- en doorvoersnelheden veel hoger zullen zijn dan van - het oude modem. Het is noodzakelijk om PPP precies hetzelfde als voor het modem - in te stellen. Zorg ervoor dat de seriële snelheid zo hoog - mogelijk wordt ingesteld. - - PPP - - Het grootste voordeel van met een TA met een - internetprovider te verbinden is de mogelijkheid tot dynamisch - PPP. Aangezien IP-adresruimte steeds schaarser wordt, zijn de - meeste providers niet meer bereid om een statisch IP te geven. - De meeste zelfstandige routers zijn niet in staat tot dynamische - IP-toewijzing. - - TA's zijn geheel afhankelijk van het PPP-daemon dat gedraaid - wordt voor hun mogelijkheden en stabiliteit van de verbinding. - Dit maakt het mogelijk om gemakkelijk om op een &os;-machine van - een modem naar ISDN over te gaan, indien PPP reeds is ingesteld. - Echter, dezelfde problemen die er waren met het PPP-programma - zullen blijven voorkomen. - - Indien maximale stabiliteit gewenst is, dient de kernel - PPP-, niet de gebruikers-PPP-optie gebruikt te - worden. - - Van de volgende TA's is bekend dat ze met &os; werken: - - - - Motorola BitSurfer en BitSurfer Pro - - - - Adtran - - - - De meeste andere TA's zullen waarschijnlijk ook werken, - TA-verkopers proberen er zeker van te zijn dat hun product het - meeste van de AT-opdrachtverzameling van het standaardmodem - accepteert. - - Het echte probleem met externe TA's is dat, net zoals bij - modems, een goede seriële kaart in de computer nodig - is. - - Voor een goed begrip van seriële apparaten dient de - tutorial &os; - Serial Hardware en de verschillen tussen asynchrone en - synchrone seriële poorten gelezen te worden. - - Een TA die op een standaard seriële poort (asynchroon) - van een PC draait beperkt de snelheid tot 115.2 Kbps, zelfs - als er een 128 Kbps-verbinding beschikbaar is. Om de - volledige 128 Kbps waartoe ISDN in staat is te gebruiken, - dient de TA op een synchrone seriële kaart overgeplaatst te - worden. - - Het kopen van een interne TA voorkomt het probleem van - synchroon/asynchroon niet. Interne TA's hebben simpelweg een - seriële poortchip van een standaard PC ingebouwd. Dit - ontlast de gebruiker alleen van het kopen van nog een - seriële kabel en het vinden van nog een leeg elektronisch - uitbreidingsslot. - - Een synchrone kaart met een TA is minstens zo snel als een - zelfstandige router, en wanneer het door een eenvoudige - 386 met &os; erop wordt aangestuurd, waarschijnlijk - flexibeler. - - De keuze tussen synchrone kaart/TA en zelfstandige router is - grotendeels religieus. Hierover zijn wat discussies in de - mailinglijsten gevoerd. Het wordt aangeraden om de archieven te - doorzoeken voor de volledige discussie. - - - - Zelfstandige ISDN bridges/routers - - - ISDN - - zelfstandige bridges/routers - - - ISDN-bridges of -routers zijn in het geheel niet specifiek - voor &os; of enig ander besturingssysteem. Raadpleeg voor een - volledigere beschrijving van de technologie van routing en - bridging een referentieboek over netwerken. - - In deze sectie zullen de termen router en bridge door elkaar - worden gebruikt. - - Aangezien de prijzen van eenvoudige ISDN-routers/-bridges - zakken, zal dit waarschijnlijk een steeds populairdere keuze - worden. Een ISDN-router is en kleine doos die direct in het - plaatselijke Ethernetnetwerk geprikt wordt, en zijn eigen - verbinding met de andere bridge/router beheert. Het heeft - ingebouwde software om via PPP en andere populaire protocollen - te communiceren. - - Een router staat veel snellere doorvoer dan een standaard-TA - toe, aangezien het een volledig synchrone ISDN-verbinding zal - gebruiken. - - Het grootste probleem met ISDN-routers en -bridges is dat - samenwerking tussen fabrikanten nog steeds een probleem kan zijn. - Indien er plannen zijn om met een internetprovider te verbinden, - is het raadzaam de wensen met hen te bespreken. - - Indien er gepland is om twee LAN-segmenten met elkaar te - verbinden, zoals het thuis-LAN en het kantoor-LAN, is dit de - eenvoudigste en onderhoudarmste oplossing. Aangezien de - apparatuur voor beide kanten van de verbinding wordt gekocht is - het zeker dat de verbinding zal werken. - - De volgende installatie kan worden gebruikt om bijvoorbeeld - een thuiscomputer of een netwerk van een afdelingskantoor met - een netwerk van het hoofdkantoor te verbinden: - - - Netwerk van afdelingskantoor of thuis - - 10 base 2 - - Het netwerk gebruikt een topologie gebaseerd op een bus - met een 10 base 2 Ethernet (thinnet). Verbind - indien nodig de router met de netwerkkabel met een AUI/10BT - transceiver. - - - - - - - - ---Sun werkstation -| ----FreeBSD computer -| ----Windows 95 -| -Zelfstandige router - | -ISDN BRI lijn - - - - 10 Base 2 Ethernet - - - - Wanneer het thuis-/afdelingskantoornetwerk uit slechts - één computer bestaat kan een twisted-pair - crossover-kabel gebruikt worden om direct met de zelfstandige - router te verbinden. - - - - Hoofdkantoor- of ander LAN - - 10 base T - - Het netwerk gebruikt een stertopologie met 10 base T - Ethernet (Twisted Pair). - - - - - - - - -------Novell Server - | H | - | ---Sun - | | - | U ---FreeBSD - | | - | ---Windows 95 - | B | - |___---Zelfstandige router - | - ISDN BRI lijn - - - - ISDN Netwerkdiagram - - - - - Een groot voordeel van de meeste routers/bridges is dat ze - gelijktijdig 2 gescheiden - onafhankelijke PPP-verbindingen met 2 gescheiden - sites toestaan. Dit wordt door de meeste TA's niet ondersteund, - behalve voor specifieke (gewoonlijk dure) modellen die twee - seriële poorten hebben. Dit dient niet met kanaalbinding, - MPP, etcetera verward te worden. - - Dit kan een erg handige eigenschap zijn indien, bijvoorbeeld, - er een toegewijde ISDN-verbinding op kantoor is en het gewenst - is om deze af te tappen, maar een andere ISDN-lijn op het werk - ongewenst is. Een router op kantoor kan een toegewijde B-kanaal - verbinding (64 Kbps) met het Internet beheren en het andere - B-kanaal voor een gescheiden gegevensverbinding gebruiken. Het - tweede B-kanaal kan voor inbellen, uitbellen, of dynamisch - binden (MPP, etcetera) gebruikt worden met het eerste B-kanaal voor - meer bandbreedte. - - IPX/SPX - - Een Ethernet-bridge staat ook toe om meer dan alleen - IP-verkeer te verzenden. Het is ook mogelijk om IPX/SPX of - enig ander protocol te gebruiken. - - - - - Network Address Translation - ChernLeeBijgedragen door + + + Aaron + Kaplan + + Origineel geschreven door + - - - - - - Overzicht - - natd - - Het Network Address Translation daemon van &os;, in het - algemeen bekend als &man.natd.8;, is een daemon dat rauwe - binnenkomende IP-pakketten accepteert, de bron naar die van de - plaatselijke machine verandert en de pakketten terug in de - uitgaande IP-pakketstroom injecteert. &man.natd.8; doet dit - door het IP-adres en de poort van de bron zo te veranderen dat - wanneer de gegevens weer ontvangen worden, het in staat is om - de originele plaats van de gegevens te achterhalen en ze door - te sturen naar de originele aanvrager. - - Internetverbinding delen - - NAT - - NAT wordt het meest gebruikt wat in het algemeen bekend is - als het delen van een Internetverbinding. - - - - Installatie - - Wegens de krimpende IP-ruimte in IPv4, en het groeiend - aantal gebruikers van consumentenlijnen op hoge snelheid zoals - kabel of DSL, hebben steeds meer mensen een oplossing als het - delen van een Internetverbinding nodig. Vanwege de mogelijkheid - om meerdere computers online te verbinden door één - verbinding en IP-adres is &man.natd.8; een redelijke keuze. - - In de meeste gevallen heeft een gebruiker een machine - verbonden met een kabel- of DSL-lijn met één - IP-adres en is het gewenst om deze ene verbonden computer te - gebruiken om Internettoegang aan meerdere computers over een LAN - te geven. - - Hiervoor dient de &os;-machine op het Internet dienst doen - als gateway. Deze gateway-machine heeft twee NICs nodig — - één voor de verbinding met de Internetrouter, de - andere voor de verbinding met het LAN. Alle machines op het LAN - zijn verbonden door een hub of switch. - - - Er zijn vele manieren om een LAN via een &os;-gateway met - het Internet te verbinden. Dit voorbeeld behandelt slechts - een gateway met tenminste twee NICs. - - - - - - - - - _______ __________ ________ - | | | | | | - | Hub |-----| Client B |-----| Router |----- Internet - |_______| |__________| |________| - | - ____|_____ -| | -| Client A | -|__________| - - - - Netwerkschema - - - - Dit soort installaties wordt in het algemeen gebruikt om een - Internetverbinding te delen. Eén van de - LAN-machines is verbonden met het Internet. - De rest van de machines hebben internettoegang via die - gateway-machine. - - - - Bootloader-configuratie - - - bootloader - - configuratie - - - De mogelijkheden van de kernel voor network address translation met - &man.natd.8; staan niet aan in GENERIC, maar ze - kunnen worden voorgeladen tijdens het opstarten door enkele opties aan - /boot/loader.conf toe te voegen: - - ipfw_load="YES" -ipdivert_load="YES" - - Ook moet de tunable - net.inet.ip.fw.default_to_accept op - 1 worden gezet: - - net.inet.ip.fw.default_to_accept="1" - - - Het is een goed idee om deze optie aan te zetten tijdens de - eerste pogingen om een firewall en NAT gateway te installeren. Op - deze manier zal het standaardbeleid van &man.ipfw.8; - allow ip from any to any zijn in plaats van het - minder vrije deny ip from any to any, en zal het - iets moeilijker zijn om buitengesloten te worden net na het opnieuw - opstarten van het systeem. - - - - - Kernelconfiguratie - - - kernel - - instellingen - - - Wanneer modules geen optie zijn of wanneer het gewenst is om alle - benodigde mogelijkheden in de draaiende kernel te bouwen, dienen de - volgende opties in het kernelinstellingenbestand aanwezig te - zijn: - - options IPFIREWALL -options IPDIVERT - - De volgende opties kunnen ook van pas komen: - - options IPFIREWALL_DEFAULT_TO_ACCEPT -options IPFIREWALL_VERBOSE - - - - Systeeminstellingen voor het opstarten - - Om de firewall en NAT tijdens het opstarten aan te zetten, moet - het volgende in /etc/rc.conf staan: - - gateway_enable="YES" -firewall_enable="YES" -firewall_type="OPEN" -natd_enable="YES" -natd_interface="fxp0" -natd_flags="" - - - - Stelt de machine in om dienst te doen als gateway. Het - draaien van - sysctl net.inet.ip.forwarding=1 heeft - hetzelfde effect. - - - - Activeert de firewall-regels in - /etc/rc.firewall tijdens het opstarten. - - - - Dit specificeert een vooraf gedefinieerde verzameling - van firewall-regels die alles binnenlaat. Raadpleeg - /etc/rc.firewall voor aanvullende - types. - - - - Geeft aan welke interface te gebruiken om pakketten naar - door te sturen (de interface die met het Internet verbonden - is). - - - - Alle aanvullende instelopties die tijdens het opstarten - aan &man.natd.8; worden doorgegeven. - - - - Het gedefinieerd hebben van de bovenstaande opties in - /etc/rc.conf zal natd -interface - fxp0 draaien tijdens het opstarten. Dit kan ook - handmatig worden gedraaid. - - - Het is ook mogelijk om een instellingenbestand voor - &man.natd.8; te gebruiken als er teveel opties zijn om door te - geven. In dit geval dient het instellingenbestand te worden - gedefinieerd door de volgende regel aan - /etc/rc.conf toe te voegen: - - natd_flags="-f /etc/natd.conf" - - Het bestand /etc/natd.conf zal een - lijst met instelopties bevatten, één per regel. - Het geval in de volgende sectie bijvoorbeeld zal het volgende - bestand gebruiken: - - redirect_port tcp 192.168.0.2:6667 6667 -redirect_port tcpc 192.168.0.3:80 80 - - Raadpleeg voor meer informatie over het - instellingenbestand het gedeelte over de optie - van de hulppagina &man.natd.8;. - - - Elke machine en interface achter het LAN dient een IP-adres - in de privé-netwerkruimte toegewezen te krijgen zoals - gedefinieerd in RFC 1918 - en een standaard gateway van het interne IP-adres van de - natd-machine hebben. - - Bijvoorbeeld, cliënt A en - B achter het LAN hebben IP-adressen 192.168.0.2 en 192.168.0.3, terwijl de LAN-interface - van de natd-machine IP-adres 192.168.0.1 heeft. De standaard - gateway van cliënt A en - B dient ingesteld te worden op die van de - natd-machine, 192.168.0.1. Voor de externe, of - Internet-interface van de - natd-machine zijn geen speciale - wijzigingen nodig om &man.natd.8; te laten werken. - - - - Poorten omleiden - - Het nadeel van &man.natd.8; is dat de LAN-cliënten - niet vanaf het Internet toegankelijk zijn. Cliënten op het - LAN kunnen uitgaande verbinden naar de wereld maken maar kunnen - geen inkomende verbindingen ontvangen. Dit vormt een probleem - wanneer geprobeerd wordt om Internetdiensten op een van de - LAN-cliëntmachines te draaien. Een eenvoudige om dit te - omzeilen is om bepaalde Internetpoorten op de - natd-machine om te leiden naar een - LAN-cliënt. - - Bijvoorbeeld, er draait een IRC-server op cliënt - A, en er draait een webserver op cliënt - B. Om dit goed te laten werken, dienen - verbindingen die worden ontvangen op poorten 6667 (IRC) en 80 - (web) te worden omgeleid naar de respectievelijke - machines. - - De optie dient aan - &man.natd.8; met de juiste opties te worden doorgegeven. De - syntaxis is als volgt: - - -redirect_port proto doelIP:doelPOORT[-doelPOORT] - [aliasIP:]aliasPOORT[-aliasPOORT] - [verIP[:verrePOORT[-verrePOORT]]] - - In het bovenstaand voorbeeld dienen de argumenten te - zijn: - - -redirect_port tcp 192.168.0.2:6667 6667 --redirectport tcp 192.168.0.3:80 80 - - Dit zal de juiste tcp-poorten naar de - LAN-cliënt-machines omleiden. - - Het argument kan worden - gebruikt om poortbereiken over individuele poorten aan te geven. - Bijvoorbeeld, tcp 192.168.0.2:2000-3000 - 2000-3000 zal alle verbindingen die op poorten - 2000 tot 3000 worden ontvangen omleiden naar poorten 2000 tot - 3000 op cliënt A. - - Deze opties kunnen worden gebruikt wanneer &man.natd.8; - direct wordt gedraaid, wanneer ze zijn geplaatst in de optie - natd_flags="" van - /etc/rc.conf, of wanneer ze via een - instellingenbestand worden doorgegeven. - - Raadpleeg voor meer instelopties &man.natd.8;. - - - - Adressen omleiden - - adressen omleiden - - Adressen omleiden is handig wanneer er verschillende - IP-adressen beschikbaar zijn, maar ze op één - machine moeten zitten. Hiermee kan &man.natd.8; aan elke - LAN-cliënt een eigen extern IP-adres toewijzen. Vervolgens - overschrijft &man.natd.8; de uitgaande pakketten van de - LAN-cliënten met het juiste IP-adres en leidt het al het - binnenkomende verkeer op dat ene IP-adres terug naar de - specifieke LAN-cliënt. Dit staat ook bekend als statisch - NAT. Bijvoorbeeld, de IP-adressen 128.1.1.1, 128.1.1.2, en 1281.2..3 behoren toe aan de - natd gateway-machine. 128.1.1.1 kan gebruikt worden als het - externe IP-adres van de natd - gateway-machine, terwijl 128.1.1.2 en 128.1.1.3 terug worden gestuurd naar - de LAN-cliënten A en - B. - - De syntaxis van is als - volgt: - - -redirect_address lokaalIP publiekIP - - - - - - lokaalIP - - Het interne IP-adres van de LAN-cliënt. - - - - publiekIP - - Het externe IP-adres overeenkomend met de - LAN-cliënt. - - - - - - In het voorbeeld zou dit argument zijn: - - -redirect_address 192.168.0.2 128.1.1.2 --redirect_address 192.168.0.3 128.1.1.3 - - Net zoals worden ook deze - argumenten geplaatst in de optie - natd_flags="" van - /etc/rc.conf, of doorgegeven via een - instellingenbestand. Met adresomleiding is het omleiden van - poorten niet nodig aangezien alle gegevens die op een bepaald - IP-adres worden ontvangen worden omgeleidt. - - Het externe IP-adres op de natd - machine dient actief en naar een externe interface gealiased te - zijn. In &man.rc.conf.5; staat hoe dit te doen. - - - - - IPv6 - AaronKaplanOrigineel geschreven door + + + Tom + Rhodes + + Geherstructureerd en toegevoegd door + - TomRhodesGeherstructureerd en toegevoegd door + + + Brad + Davis + + Uitgebreid door + - - BradDavisUitgebreid door - - + IPv6 is de nieuwe versie van het welbekende + IP-protocol, ook bekend als IPv4, + IPv6 biedt verscheidene voordelen boven + IPv4 evenals vele nieuwe functies: - IPv6 (ook bekend als IPng IP next generation) - is de nieuwe versie van het welbekende IP-protocol (ook bekend als - IPv4). Net zoals de andere huidige - *BSD-systemen, bevat &os; de referentie-implementatie van KAME - IPv6. Het &os;-systeem wordt dus geleverd met alles wat nodig is - om met IPv6 te experimenteren. Deze sectie richt zich op het - ingesteld en draaiend krijgen van IPv6. - - In de vroege jaren 1990 werden mensen zich bewust van de snel - krimpende adresruimte van IPv4. De uitbreidingssnelheid van het - Internet baarde twee grote zorgen: - - Geen adresruimte meer. Tegenwoordig is dit niet zo'n - probleem meer aangezien RFC1918 voor privé-adresruimte - (10.0.0.0/8, - 172.16.0.0/12, en - 192.168.0.0/16) en Network - Address Translation (NAT) worden gebruikt. - - - - De regels in de routeertabellen werden te groot. Dit is - tegenwoordig nog steeds een probleem. - - - - IPv6 behandelt deze en vele andere zaken: - - - - 128-bits adresruimte. Met andere woorden, er zijn - theoretisch + De 128-bits adresruimte zorgt voor 340.282.366.920.938.463.463.374.607.431.768.211.456 adressen - beschikbaar. Dit betekent dat er ongeveer 6,67 * 10^27 - IPv6-adressen per vierkante meter op onze planeet beschikbaar - zijn. + beschikbaar. Dit lost de IPv4 adres schaarste + en uiteindelijke IPv4 adres uitputting op. Routers zullen alleen netwerkaggregatie-adressen in hun routeertabellen opslaan en dus de gemiddelde ruimte van een - routeertabel verkleinen tot 8192 regels. + routeertabel verkleinen tot 8192 regels. Dit lost schaalbaarheid + kwesties in verband met IPv4 op, die vereist dat + elk toegewezen blok IPv4 adressen word + uitgewisseld tussen Internet routers, waardoor hun routeringstabellen + te worden groot om efficiënt te routeren. - IPv6 heeft ook vele andere nuttige eigenschappen zoals: - - Automatische adresconfiguratie (RFC2462) + Automatische adresconfiguratie (RFC2462) - Anycast-adressen - (ééen-van-velen) - - - Verplichte multicast-adressen - IPsec (IP security) + Ingebouwde IPsec (IP + security). Versimpelde structuur van de headers - Mobiele IP + Support voor mobiele IP - Overgangsmechanismen voor IPv6 naar IPv4 + Overgangsmechanismen voor IPv6 naar + IPv4 - Bekijk voor meer informatie: - - - IPv6-overzicht op playground.sun.com - + & os; omvat de http://www.KAME.net + IPv6 referentie-implementatie en komt met alles + wat nodig is om IPv6 te gebruiken. Deze sectie richt + zch op het configureren en draaiend krijgen van + IPv6. - - KAME.net - - - Achtergrond over IPv6 adressen - Er zijn verschillende soorten IPv6-adressen: unicast, - anycast, en multicast. + Er zijn drie verschillende soorten IPv6-adressen: - Unicast-adressen zijn de bekende adressen. Een pakket dat - naar een unicast-adres wordt verzonden arriveert precies op de - interface dat bij dat adres hoort. + + + Unicast + + Een pakket dat naar een unicast-adres wordt verzonden + arriveert precies op de interface dat bij dat adres hoort. + + - Anycast-adressen zijn syntactisch niet van unicast-adressen - te onderscheiden maar ze adresseren een groep interfaces. Een - pakket dat bestemd is voor een anycast-adres zal bij de - dichtstbijzijnde interface arriveren (in router-metrieken). - Anycast-adressen mogen alleen door routers worden - gebruikt. + + Anycast + + Anycast-adressen zijn syntactisch niet van unicast-adressen + te onderscheiden maar ze adresseren een groep interfaces. Een + pakket dat bestemd is voor een anycast-adres zal bij de + dichtstbijzijnde interface arriveren (in router-metrieken). + Anycast-adressen mogen alleen door routers worden + gebruikt. + + - Multicast-adressen identificeren een groep interfaces. Een - pakket dat bestemd is voor en multicast-adres zal bij alle - interfaces die bij de multicast-groep horen arriveren. + + Multicast + + These addresses identify a group of interfaces. A + packet destined for a multicast address will arrive at + all interfaces belonging to the multicast group. The + IPv4 broadcast address, usually + xxx.xxx.xxx.255, is + expressed by multicast addresses in + IPv6. + Multicast-adressen identificeren een groep interfaces. Een + pakket dat bestemd is voor en multicast-adres zal bij alle + interfaces die bij de multicast-groep horen arriveren. + Het broadcast-adres van IPv4 gewoonlijk + xxx.xxx.xxx.255, wordt in + IPv6 met multicast-adressen uitgedrukt. + + + - - Het broadcast-adres van IPv4 (gewoonlijk xxx.xxx.xxx.255) wordt in IPv6 met - multicast-adressen uitgedrukt. - + Bij het lezen van een IPv6 address, word de + canonieke vorm weergegeven als: + x:x:x:x:x:x:x:x, waarbij elke + x een 16-bits hexadecimale waarde is. + Bijvoorbeeld FEBC:A574:382B:23C1:AA49:4592:4EFE:9982 - + Vaak bevat een adres lange deelstrings van allen nullen, + daarom kan per adres één zo'n deelstring worden + afgekort als ::. Ook kunnen maximaal drie + voorlopende 0's per hexadecimaal viertal worden + weggelaten. Bijvoorbeeld, fe80::1 komt overeen met de canonieke + vorm fe80:0000:0000:0000:0000:0000:0000:0001. + + Een derde vorm is het schrijven van de laatste 32 bits in de + bekende IPv4-stijl. Bijvoorbeeld, + 2002::10.0.0.1 komt overeen met de + hexadecimale canonieke representatie 2002:0000:0000:0000:0000:0000:0a00:0001 + wat weer hetzelfde is als 2002::a00:1. + + Om een &os; systeem's IPv6 adres te bekijken + gebruik &man.ifconfig.8;: + + &prompt.root; ifconfig + + rl0: flags=8943<UP,BROADCAST,RUNNING,PROMISC,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 + inet 10.0.0.10 netmask 0xffffff00 broadcast 10.0.0.255 + inet6 fe80::200:21ff:fe03:8e1%rl0 prefixlen 64 scopeid 0x1 + ether 00:00:21:03:08:e1 + media: Ethernet autoselect (100baseTX ) + status: active + + In dit voorbeeld, gebruikt de rl0 interface + fe80::200:21ff:fe03:8e1%rl0, + een automatisch geconfigureerd link-lokaal adres wat als deel + van de automatische instelling vanuit het MAC-adres + gegenereerd is. + + Sommige IPv6 addessen zijn gereserved. Een + opsomming van deze gereserveerde adressen is te zien in : + +
Gereserveerde IPv6-adressen IPv6-adres - Prefixlengte (bits) - Beschrijving - Opmerkingen :: - 128 bits - niet gespecificeerd - - cf. 0.0.0.0 in IPv4 + Equivalent aan 0.0.0.0 in + IPv4. ::1 - 128 bits - teruglusadres - - cf. 127.0.0.1 in - IPv4 + Equivalent aan 127.0.0.1 in + IPv4. ::00:xx:xx:xx:xx - 96 bits - - ingebouwd IPv4 - + ingebouwd IPv4 De laagste 32 bits zijn het IPv4-adres. Ook IPv4 compatibel IPv6-adres genoemd. ::ff:xx:xx:xx:xx - 96 bits - - IPv4-afgebeeld IPv6-adres - - De laagste 32 bits zijn het IPv4-adres. Voor hosts - die geen IPv6 ondersteunen. + IPv4-afgebeeld + IPv6-adres + De laagste 32 bits zijn het IPv4-adres + Voor hosts die geen IPv6 ondersteunen. - fe80:: - - feb:: - + fe80::/10 10 bits - link-lokaal - - cf. teruglusadres in IPv4 + Equivalent aan 169.254.0.0/16 in + IPv4. - fec0:: - - fef:: - - 10 bits - + fc00::/7 + 7 bits site-lokaal - -   + Unieke lokale adressen zijn bedoeld voor plaatselijke + communicatie en slechts routeerbaar binnen een set van + samenwerkende sites. - ff:: - + ff00:: 8 bits - multicast -   - 001 (base 2) - + 2000::-3fff:: 3 bits - globale unicast - Alle globale unicast-adressen worden vanuit deze pool toegewezen. De eerste 3 bits zijn 001.
+ + Kijk voor verdere informatie over de structuur van + IPv6-adressen op RFC3513.
- IPv6-adressen lezen + Configureren van <acronym>IPv6</acronym> - De canonieke vorm wordt weergegeven als: x:x:x:x:x:x:x:x, waarbij elke - x een 16-bits hexadecimale waarde is. - Bijvoorbeeld FEBC:A574:382B:23C1:AA49:4592:4EFE:9982 + Voor het configureren van een &os; systeem als een + IPv6 client, voeg deze twee regels toe aan + rc.conf: - Vaak bevat een adres lange deelstrings van allen nullen, - daarom kan per adres één zo'n deelstring worden - afgekort als ::. Ook kunnen maximaal drie - voorlopende 0's per hexadecimaal viertal worden - weggelaten. Bijvoorbeeld, fe80::1 komt overeen met de canonieke - vorm fe80:0000:0000:0000:0000:0000:0000:0001. + ifconfig_rl0_ipv6 ="inet6 accept_rtadv" +rtsold_enable="YES" - Een derde vorm is het schrijven van de laatste 32 bits in de - bekende (decimale) IPv4-stijl met punten . als - scheidingstekens. Bijvoorbeeld, 2002::10.0.0.1 komt overeen met de - (hexadecimale) canonieke representatie 2002:0000:0000:0000:0000:0000:0a00:0001 - wat weer hetzelfde is als 2002::a00:1. + De eerste regel laat de opgegeven interface + routerverzoek berichten ontvangen. De tweede regel zet de + routerverzoek daemon, &man.rtsol.8; aan. - Op dit punt dient de lezer het volgende te begrijpen: + Voor &os; 8.x, voeg een derde + regel toe: - &prompt.root; ifconfig + ipv6_enable="YES" - rl0: flags=8943<UP,BROADCAST,RUNNING,PROMISC,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 - inet 10.0.0.10 netmask 0xffffff00 broadcast 10.0.0.255 - inet6 fe80::200:21ff:fe03:8e1%rl0 prefixlen 64 scopeid 0x1 - ether 00:00:21:03:08:e1 - media: Ethernet autoselect (100baseTX ) - status: active + Als de interface een statisch toegewezen + IPv6 adres nodig heeft, voeg een regel toe om het + statisch adres te specificeren met bijbehorende prefix lengte: - fe80::200:21ff:fe03:8e1%rl0 - is een automatisch ingesteld link-lokaal adres. Het is als deel - van de automatische instelling vanuit het MAC-adres - aangemaakt. + ifconfig_rl0_ipv6="inet62001:db8:4672:6565:2026:5043:2d42:5344 prefixlen 64" - Kijk voor verdere informatie over de structuur van - IPv6-adressen op RFC3513. + Op &os; 8.x systeem, + gebruik in plaats daarvan dit formaat : + +ipv6_ifconfig_rl0="2001:db8:4672:6565:2026:5043:2d42:5344" + + Om een standaard router toe te wijzen, geeft u het adres op: + + ipv6_defaultrouter="2001:db8:4672:6565::1" - Verbinding krijgen + Verbinding maken met een Provider - Er zijn momenteel vier manieren om met andere IPv6-hosts en - -netwerken te verbinden: + Om verbinding te maken met andere IPv6 netwerken, + moet men een provider of een tunnel hebben die ondersteuning voor + IPv6 bied: Neem contact op met de Internetprovider om te zien of ze - al IPv6 aanbieden. + IPv6 aanbieden. SixXS biedt wereldwijd tunnels met eindpunten aan. - Tunnelen via 6-naar-4 (RFC3068) + Hurricane + Electric biedt wereldwijd tunnels met eindpunten aan. - - - Gebruik de poort net/freenet6 indien er een - inbelverbinding wordt gebruikt. - - - - DNS in de IPv6-wereld + + Gebruik de poort net/freenet6 indien er een + inbelverbinding wordt gebruikt. + - Er waren twee soorten DNS-records voor IPv6. De IETF heeft - A6-records overbodig verklaard. AAAA-records zijn nu de - standaard. + Deze paragraaf helpt bij het opvolgen van de aanwijzingen + die de tunnelprovider heeft gegeven en ze om te zetten in + instellingen die blijven na een herstart. Om de tunnel + tijdens het opstarten te herstellen kan het volgende in + /etc/rc.conf gebruikt worden: - AAAA-records gebruiken gaat rechttoe-rechtaan. Wijs de - hostnaam toe aan het nieuwe IPv6-adres dat net ontvangen is door - het volgende aan de DNS-bestand voor primaire zones toe te - voegen: + Noem de generieke tunnelinterfaces die zullen worden + ingesteld, bijvoorbeeld + gif0: - MIJNHOSTNAAM AAAA MIJNIPv6ADRES + gif_interfaces="gif0" - Vraag het aan de DNS-provider indien de - DNS-zones niet zelf worden geserveerd. De - huidige versies van bind (versie 8.3 - en 9) en dns/djbdns (met de - IPv6-patch) ondersteunen AAAA-records. - + Om de interface met een lokaal eindpunt + MIJN_IPv4_ADRES in te stellen naar + een ver eindpunt + VER_IPv4_ADRES: - - De benodigde wijzigingen doorvoeren in - <filename>/etc/rc.conf</filename> - - - IPv6-cliëntinstellingen - - Deze instellingen helpen bij het configureren van een - machine in het LAN die als cliënt in plaats van router - dienst zal doen. Om &man.rtsol.8; automatisch de interface - tijdens het opstarten te laten configureren op - &os; 9.X en nieuwer dient het volgende - aan rc.conf toegevoegd te worden: - - ipv6_prefer="YES" - - Voeg voor &os; 8.X en ouder het - volgende toe: - - ipv6_enable="YES" - - Voeg het volgende toe om statisch een IP-adres zoals - 2001:471:1f11:251:290:27ff:fee0:2093 - aan de interface fxp0 toe te - voegen voor &os; 9.X: - - ifconfig_fxp0_ipv6="2001:471:1f11:251:290:27ff:fee0:2093 prefixlen 64" - - - Zorg ervoor dat prefixlen 64 wordt - vervangen door de juiste waarde voor het subnet van de - computer. - - - Voeg voor &os; 8.X het volgende - toe: - - ipv6_ifconfig_fxp0="2001:471:1f11:251:290:27ff:fee0:2093" - - Voeg het volgende aan /etc/rc.conf - toe om een standaardrouter 2001:471:1f11:251::1 toe te - wijzen: - - ipv6_defaultrouter="2001:471:1f11:251::1" - - - - IPv6 router/gateway instellingen - - Deze paragraaf helpt bij het opvolgen van de aanwijzingen - die de tunnelprovider heeft gegeven en ze om te zetten in - instellingen die blijven na een herstart. Om de tunnel - tijdens het opstarten te herstellen kan het volgende in - /etc/rc.conf gebruikt worden: - - Noem de generieke tunnelinterfaces die zullen worden - ingesteld, bijvoorbeeld gif0: - - gif_interfaces="gif0" - - Om de interface met een lokaal eindpunt - MIJN_IPv4_ADRES in te stellen naar - een ver eindpunt - VER_IPv4_ADRES: - gifconfig_gif0="MIJN_IPv4_ADRES VER_IPv4_ADRES" - Voeg het volgende toe om het IPv6-adres dat is toegewezen - als het eindpunt van de IPv6-tunnel te gebruiken voor - &os; 9.X en nieuwer: + Voeg het volgende toe om het IPv6-adres dat + is toegewezen als het eindpunt van de IPv6-tunnel + te gebruiken: - ifconfig_gif0_ipv6="inet6 MIJN_TOEGEWEZEN_IPv6_TUNNEL_EINDPUNT_ADRES" + ifconfig_gif0_ipv6="inet6 MIJN_TOEGEWEZEN_IPv6_TUNNEL_EINDPUNT_ADRES" - Voeg voor &os; 8.X en eerder het - volgende toe: + Voeg voor &os; 8.X en eerder het + volgende toe: - ipv6_ifconfig_gif0="MIJN_TOEGEWEZEN_IPv6_TUNNEL_EINDPUNT_ADRES" + ipv6_ifconfig_gif0="MIJN_TOEGEWEZEN_IPv6_TUNNEL_EINDPUNT_ADRES" - Nu hoeft alleen de standaardroute voor IPv6 ingesteld te - worden. Dit is de andere kant van de IPv6-tunnel: + Nu hoeft alleen de standaardroute voor IPv6 ingesteld te + worden. Dit is de andere kant van de IPv6-tunnel: - ipv6_defaultrouter="MIJN_IPv6_VER_TUNNEL_EINDPUNT_ADRES" - + ipv6_defaultrouter="MIJN_IPv6_VER_TUNNEL_EINDPUNT_ADRES" - - IPv6-tunnelinstellingen + Indien de server gebruikt wordt om IPv6 tussen de rest van + het netwerk en de wereld te routen, is ook de volgende + instelling in /etc/rc.conf nodig: - Indien de server gebruikt wordt om IPv6 tussen de rest van - het netwerk en de wereld te routen, is ook de volgende - instelling in /etc/rc.conf nodig: - - ipv6_gateway_enable="YES" - + ipv6_gateway_enable="YES" Routeradvertentie en automatische hostconfiguratie Deze sectie helpt bij het instellen van &man.rtadvd.8; om de - standaard IPv6-route te adverteren. + standaard IPv6-route te adverteren. Het volgende is nodig in /etc/rc.conf om &man.rtadvd.8; aan te zetten: rtadvd_enable="YES" Het is belangrijk om de interface te specificeren waarop het - IPv6-routerverzoek plaatsvindt. Om bijvoorbeeld &man.rtadvd.8; - te vertellen om fxp0 te + IPv6-routerverzoek plaatsvindt. Om bijvoorbeeld + &man.rtadvd.8; te vertellen om rl0 te gebruiken: - rtadvd_interfaces="fxp0" + rtadvd_interfaces="rl0" Nu dient het instellingenbestand /etc/rtadvd.conf aangemaakt te worden. Hier is een voorbeeld: - fxp0:\ + rl0:\ :addrs#1:addr="2001:471:1f11:246::":prefixlen#64:tc=ether: - Vervang fxp0 door de interface die - gebruikt gaat worden. + Vervang rl0 door de interface die + gebruikt gaat worden en 2001:471:1f11:246:: + met de prefix van uw toewijzing. - Vervang vervolgens 2001:471:1f11:246:: met de prefix van uw - toewijzing. - Indien een /64 subnet is toegewezen, hoeft er verder niets veranderd te worden. In andere gevallen dient de juiste waarde voor prefixlen# gebruikt te worden. + + + <acronym>IPv6</acronym> en <acronym>IPv6</acronym> + Adres vertaling + + Wanneer IPv6 is ingeschakeld op een server, + kan er een noodzaak om IPv4 vertaalde + IPv6 adres communicatie in te schakelen. Deze + compatibiliteitsoptie zorgt er voor dat IPv4 + adressen worden weergegeven als IPv6 + adressen. Toestaan dat IPv6 toepassingen + communiceren met IPv4 en vice versa + kan een veiligheidsprobleem zijn. + + Deze optie is in de meeste gevallen niet nodig en is + alleen beschikbaar voor compatibiliteit. Deze optie zal toestaan + om IPv6-only applicaties te laten werken met + IPv4 in een dual stack-omgeving. Dit is + het meest geschikt voor applicaties van derden die mogelijk een + IPv6-only omgeving niet ondersteunen. Om + deze functie in te schakelen, voeg het volgende toe aan + /etc/rc.conf: + + ipv6_ipv4mapping="YES" + + Het beoordelen van de informatie in RFC 3493, + paragraaf 3.6 en 3.7 evenals RFC 4038 + paragraaf 4.2 kan nuttig zijn voor sommige adminstrators. + +
+ - Common Address Redundancy Protocol (CARP) + + Common Address Redundancy Protocol (CARP) + - TomRhodesBijgedragen door + + + Tom + Rhodes + Bijgedragen door + + + + + Allan + Jude + + Updated by + + - + + CARP + + + Common Address Redundancy Protocol + - CARP + Het Common Address Redundancy Protocol, of + CARP, maakt het mogelijk dat meerdere hosts hetzelfde + IP-adres en Virtueel Host ID (VHID + gebruiken om high availability te verschaffen + voor een of meerdere services. Dit houd in dat een of meer hosts + kan falen en de andere hosts het transparant zullen overnemen + zonder dat gebruikers er iets van merken. - Common Address Redundancy Protocol + Naast het gedeelde IP adres, + heeft elke host zijn eigen IP adres voor + beheer en configuratie. Alle machines die een + IP adres delen hebben hetzelfde + VHID. Het VHID voor elk + virtuele IP-adres moet uniek zijn in het hele + broadcast domein van de netwerkinterface. - Het Common Address Redundancy Protocol, of - CARP, staat toe dat meerdere hosts hetzelfde - IP-adres gebruiken. In sommige opstellingen - wordt dit gebruikt voor beschikbaarheid of loadbalancing. Hosts - kunnen ook gescheiden IP-adressen gebruiken, - zoals in het voorbeeld dat hier is gegeven. + Hoge beschikbaarheid met CARP is ingebouwd + in &os;, maar de stappen om het te configureren variëren enigszins + afhankelijk van de&os; versie. Deze sectie biedt dezelfde + voorbeeld configuratie voor versies vóór en gelijk aan of na + &os; .10 - Om ondersteuning voor CARP aan te zetten, - dient de &os;-kernel herbouwd zoals beschreven in - met de volgende - optie: + Dit voorbeeld configureert failover ondersteuning met drie gastheren, + allemaal met unieke IP adressen, maar hebben + dezelfde web content. Het heeft twee verschillende masters genoemd + hosta.example.org en + hostb.example.org, met een gedeelde back-up + genaamd hostc.example.org. - device carp + Deze machines zijn load balanced met een Round Robin + DNS configuratie. De master en de backup + machines zijn identiek geconfigureerd, behalve voor hun hostnames + en beheer IP adressen. Deze servers + moeten dezelfde configuratie hebben en draaien dezelfde services. + Wanneer de storing optreedt, kunnen aanvragen naar de service op het + gedeelde IP adres kunnen alleen correct beantwoord + worden als de backup machine toegang heeft tot dezelfde content. + De backup machine heeft twee extra CARP interfaces, + een voor elk van de master content server's + IP adressen. Wanneer een storing optreedt, zal de + backup server het IP adres van de master + over nemen. - Als alternatief kan de if_carp.ko - module geladen worden tijdens het opstarten. Voeg de volgende - regel toe aan /boot/loader.conf: + + Gebruik van <acronym>CARP</acronym> op &os; 10 en + later - if_carp_load="YES" + Om ondersteuning voor CARP tijdens het opstarten + aan te zetten. Voeg een regel om de if_carp.ko + module te laden toe aan /boot/loader.conf: - De functionaliteit van CARP zou nu - beschikbaar moeten zijn en kan met verschillende - sysctl-OIDs worden - bijgesteld: + if_carp_load="YES" - - - - - OID + Om de module nu te laden zonder te herstarten: - Beschrijving - - + &prompt.root; kldload carp - - - net.inet.carp.allow + Voor gebruikers die een custom kernel prefereren, voeg de volgende + regel toe aan het custom kernel configuratie bestand en herbouw worden + zoals beschreven in : - Accepteer inkomende CARP pakketten. - Staat standaard aan. - + device carp - - net.inet.carp.preempt + De hostnaam, het beheer IP adres en subnet mask, + gedeeld IP adres en VHID + zijn allemaal ingesteld door vermeldingen toe te voegen aan + /etc/rc.conf. Dit voorbeeld is voor + hosta.example.org: - Deze optie zet alle CARP - interfaces down op de host wanneer er een down gaat. - Staat standaard uit. - + hostname="hosta.example.org" +ifconfig_em0="inet 192.168.1.3 netmask 255.255.255.0" +ifconfig_em0_alias0="vhid 1 pass testpass alias 192.168.1.50/32" - - net.inet.carp.log + De volgende regels zijn voor + hostb.example.org. Aangezien het + staat voor een tweede master, het maakt gebruik van een andere + gedeelde IP adres en VHID. + Echter, de wachtwoorden gespecificeerd met pass + moeten identiek zijn aangezien CARP apparaten + alleen zullen luisteren naar en advertenties zullen accpteren van + machines met het juiste wachtwoord. - De waarde 0 zet alle logging uit. - De waarde 1 zet het loggen van slechte - CARP-pakketten aan. Waardes hoger dan - 1 zet het loggen van - toestandsveranderingen van de CARP - interfaces aan. De standaardwaarde is - 1. - + hostname="hostb.example.org" +ifconfig_em0="inet 192.168.1.4 netmask 255.255.255.0" +ifconfig_em0_alias0="vhid 2 pass testpass alias 192.168.1.51/32" - - net.inet.carp.arpbalance + De derde machine, + hostc.example.org wordt geconfigureerd + als failover van beide masters. Deze machine is geconfigureerd + met twee CARP VHIDs, + een virtueel IP adres voor elk van de master hosts. + De CARP advertentie skew, + wordt ingesteld dat de backup + host later adverteert dan de master, omdat + advskew de rangorde regelt bij + meerdere backup servers. - Balanceer lokaal netwerkverkeer met - ARP. Staat standaard uit. - + hostname="hostc.example.org" +ifconfig_em0="inet 192.168.1.5 netmask 255.255.255.0" +ifconfig_em0_alias0="vhid 1 advskew 100 pass testpass alias 192.168.1.50/32" +ifconfig_em0_alias1="vhid 2 advskew 100 pass testpass alias 192.168.1.51/32" - - net.inet.carp.suppress_preempt + Het hebben van twee geconfigureerde CARP + VHID betekent dat + hostc.example.org zal merken als + een van de master servers niet meer beschikbaar is. Als een master + niet adverteerd voor de back-up server, zal de back-upserver + het de gedeelde IP adres oppakken totdat + de master weer beschikbaar is. - Een alleen-lezen OID die de - toestand van preëmptie-onderdrukking weergeeft. - Preëmptie kan worden onderdrukt wanneer de verbinding - op een interface afwezig is. De waarde - 0 betekent dat preëmptie niet - onderdrukt is. Elk probleem verhoogt deze - OID. - - - - + + Preëmptie is standaard uitgeschakeled. Als preëmptie + geactiveerd is, zal hostc.example.org + het IP-adres mogelijk niet terug te geven aan de + originele contentserver. In dit geval kan de beheerder forceren + dat de backup server het IP aan de meester terug geeft met het + volgende commando: - De CARP-apparaten zelf kunnen met het - commando ifconfig worden aangemaakt: + &prompt.root; ifconfig em0 VHID 1 state backup + - &prompt.root; ifconfig carp0 create + Als de configuratie is voltooid, ofwel herstart + netwerken of herstart elk systeem. Hoge beschikbaarheid is nu + ingeschakeld. - In een echte omgeving hebben deze interfaces unieke - identificatienummers, bekend als een VHID, - nodig. Dit VHID of Virtual Host Identification - zal worden gebruikt om de hosts op het netwerk te - onderscheiden. + CARP functionaliteit kan worden bijgesteld + via meerdere &man.sysctl.8; variabelen gedocumenteerd in de + &man.carp.4;. Andere acties kunnen worden geactiveerd met + CARP events via behulp &man.devd.8;. + - - CARP gebruiken voor serverbeschikbaarheid + + Het gebruik van <acronym>CARP</acronym> op &os; 9 en + eerder - Eén gebruik van CARP, zoals boven - aangegeven, is serverbeschikbaarheid. Dit voorbeeld geeft - failover-ondersteuning voor drie hosts, met allemaal een uniek - IP-adres en dezelfde webinhoud. Deze - machines zullen samen met een Round Robin DNS - configuratie dienst doen. De failover-machine zal twee - aanvullende CARP-interfaces hebben, - één voor elk van de IP's van de - contentservers. Wanneer er een storing optreedt, zou de - failover-server het IP-adres van de falende - machine moeten oppikken. Dit betekent dat de storing geheel - onmerkbaar zou moeten zijn voor de gebruiker. De - failover-server heeft dezelfde inhoud en diensten nodig als de - andere contentservers waarvoor het moet invallen. + De configuratie voor deze versies van &os; is vergelijkbaar met + die beschreven in de vorige paragraaf, behalve dat een + CARP apparaat eerst moet worden gecreëerd en + toegevoegd in de configuratie. - De twee machines dienen identiek geconfigureerd te worden - op de gegeven hostnamen en VHIDs na. Dit - voorbeeld noemt deze machines respectievelijk - hosta.example.org en - hostb.example.org. Ten eerste dienen de - benodigde regels voor een CARP-configuratie - aan rc.conf te worden toegevoegd. Voor - hosta.example.org dient het bestand - rc.conf de volgende regels te bevatten: + Om ondersteuning voor CARP tijdens het opstarten + aan te zetten. Voeg een regel om de if_carp.ko + module te laden toe aan /boot/loader.conf: - hostname="hosta.example.org" -ifconfig_fxp0="inet 192.168.1.3 netmask 255.255.255.0" -cloned_interfaces="carp0" -ifconfig_carp0="vhid 1 pass testpass 192.168.1.50/24" + if_carp_load="YES" - Op hostb.example.org dienen de volgende - regels in rc.conf te staan: + Om de module nu te laden zonder te herstarten: - hostname="hostb.example.org" -ifconfig_fxp0="inet 192.168.1.4 netmask 255.255.255.0" + &prompt.root; kldload carp + + Voor gebruikers die een custom kernel prefereren, voeg de volgende + regel toe aan het custom kernel configuratie bestand en herbouw worden + zoals beschreven in : + + device carp + + De CARP-apparaten zelf kunnen met het + commando ifconfig worden aangemaakt: + + &prompt.root; ifconfig carp0 create + + Stel de hostname, het beheer IP + adres, het gedeelde IP adres en + VHID door het toevoegen van de benodigde regels + in /etc/rc.conf. Aangezien een virtueel + CARP apparaat wordt gebruikt in plaats van een alias, + de feitelijke subnet mask van /24 wordt gebruikt + in plaats van /32. Hier zijn de vermeldingen voor + hosta.example.org: + + hostname="hosta.example.org" +ifconfig_fxp0="inet 192.168.1.3 netmask 255.255.255.0" cloned_interfaces="carp0" -ifconfig_carp0="vhid 2 pass testpass 192.168.1.51/24" +ifconfig_carp0="vhid 1 pass testpass 192.168.1.50/24" - - Het is erg belangrijk dat de wachtwoorden die met de optie - aan ifconfig gegeven - zijn, identiek zijn. De carp - apparaten zullen alleen luisteren naar en advertenties - accepteren van machines met het juiste wachtwoord. Het - VHID dient ook verschillend te zijn voor - elke machine. - + Op hostb.example.org: + hostname="hostb.example.org" +ifconfig_fxp0="inet 192.168.1.4 netmask 255.255.255.0" +cloned_interfaces="carp0" +ifconfig_carp0="vhid 2 pass testpass 192.168.1.51/24" + De derde machine, - provider.example.org, dient voorbereidt te - worden op het afhandelen van failover van beide hosts. Deze - machine heeft twee carp apparaten nodig, - één om elke host af te handelen. De juiste - instelregels voor rc.conf zullen ongeveer - gelijk zijn aan de volgende: + hostc.example.org, is geconfigureer + op het afhandelen van failover van beide master hosts: - hostname="provider.example.org" -ifconfig_fxp0="inet 192.168.1.5 netmask 255.255.255.0" + hostname="hostc.example.org" +ifconfig_fxp0="inet 192.168.1.5 netmask 255.255.255.0" cloned_interfaces="carp0 carp1" -ifconfig_carp0="vhid 1 advskew 100 pass testpass 192.168.1.50/24" -ifconfig_carp1="vhid 2 advskew 100 pass testpass 192.168.1.51/24" +ifconfig_carp0="vhid 1 advskew 100 pass testpass 192.168.1.50/24" +ifconfig_carp1="vhid 2 advskew 100 pass testpass 192.168.1.51/24" - Met twee carp apparaten is - provider.example.org in staat om het - IP-adres van de andere machine op te pikken - wanneer de ene niet meer antwoordt. +---TODO--- + - De standaard &os;-kernel kan - preëmptie geactiveerd hebben. In dat geval hoeft - provider.example.org het - IP-adres niet terug te geven aan de - originele contentserver. In dit geval kan het nodig zijn dat - een beheerder handmatig het IP terug aan de meester moet geven. - Het volgende commando dient op - provider.example.org gegeven te worden: + Preëmptie is gedeactiveerd in de GENERIC &os; kernel. + als preëmptie geactiveerd is met een custom kernel, + zal hostc.example.org het + IP-adres mogelik niet terug te geven aan de + originele contentserver. In dit geval kan de beheerder forceren + dat de backup server het IP aan de meester terug geeft met het + volgende commando: &prompt.root; ifconfig carp0 down && ifconfig carp0 up Dit dient gedaan te worden op de carp interface die met de juiste host overeenkomt. - Op dit moment dient CARP volledig actief - en beschikbaar voor testen te zijn. Voor het testen dienen - òfwel het netwerken herstart te worden, òf de - machines dienen opnieuw opgestart te worden. + Als de configuratie is voltooid, ofwel herstart + netwerken of herstart elk systeem. Hoge beschikbaarheid is nu + ingeschakeld. - Meer informatie is altijd beschikbaar in de hulppagina - &man.carp.4;
Index: translations/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/book.xml =================================================================== --- translations/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/book.xml (revision 47705) +++ translations/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/book.xml (revision 47706) @@ -1,299 +1,303 @@ %chapters; %txtfiles; - - %pgpkeys; ]> - - &os; handboek + + + + + &os; handboek - The &os; Dutch Documentation Project + + The &os; Dutch Documentation Project + $FreeBSD$ $FreeBSD$ 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 + 2014 + 2015 The &os; Dutch Documentation Project &legalnotice; &tm-attrib.freebsd; &tm-attrib.3com; &tm-attrib.3ware; &tm-attrib.arm; &tm-attrib.adaptec; &tm-attrib.adobe; &tm-attrib.apple; - &tm-attrib.creative; - &tm-attrib.cvsup; + &tm-attrib.google; &tm-attrib.heidelberger; &tm-attrib.ibm; &tm-attrib.ieee; &tm-attrib.intel; &tm-attrib.intuit; &tm-attrib.linux; &tm-attrib.lsilogic; - &tm-attrib.m-systems; &tm-attrib.microsoft; &tm-attrib.opengroup; &tm-attrib.oracle; &tm-attrib.realnetworks; &tm-attrib.redhat; &tm-attrib.sun; &tm-attrib.themathworks; &tm-attrib.thomson; - &tm-attrib.usrobotics; &tm-attrib.vmware; - &tm-attrib.waterloomaple; &tm-attrib.wolframresearch; &tm-attrib.xfree86; &tm-attrib.xiph; &tm-attrib.general; Welkom bij &os;! Dit handboek behandelt de installatie en het dagelijks gebruik van &os; &rel2.current;-RELEASE en &os; &rel.current;-RELEASE. Aan deze handleiding wordt nog gewerkt, en is het resultaat van het werk van veel mensen. Veel hoofdstukken of paragrafen bestaan nog niet en wat bestaat dient soms nog bijgewerkt te worden. Als de lezer mee wil helpen aan dit project kan een mail gestuurd worden naar de &a.doc;. De meest recente versie van dit document is te vinden op de &os; website. Eerdere versies van dit handboek zijn te vinden op http://docs.FreeBSD.org/doc/. Het kan ook gedownload worden in veel verschillende formaten en compressiewijzen van de &os; FTP server of een van de vele mirrorsites. Een gedrukt exemplaar van het handboek is te koop bij de &os; Mall (Engels). Het handboek kan ook doorzocht worden. &chap.preface; Beginnen Dit deel van het &os; handboek is voor gebruikers en beheerders die net beginnen met &os;. Deze hoofdstukken: Geven een inleiding in &os;; Lichten het installatieproces toe; Bespreken de &unix; basisbegrippen en grondslag; Tonen hoe de vele aanvullende applicaties voor &os; geïnstalleerd kunnen worden; Introduceren X, het venstersysteem van &unix; en gaan uitvoerig in op hoe een bureaubladomgeving wordt ingesteld die een gebruiker helpt productiever te zijn. Er is geprobeerd het aantal vooruitwijzingen tot een minimum te beperken zodat het handboek van begin tot einde gelezen kan worden zonder bladeren. &chap.introduction; - &chap.install; &chap.bsdinstall; &chap.basics; &chap.ports; &chap.x11; Algemene taken Na de inleiding gaat dit deel van het &os; handboek over een aantal vaak gebruikte mogelijkheden van &os;. De volgende hoofdstukken: Geven een inleiding in populaire en handige desktop toepassingen: browsers, productieviteitsgereedschappen, documentviewers, etc; Geven een inleiding in een aantal multimediatoepassingen die in &os; beschikbaar zijn; Geven uitleg over het proces waarmee een aangepaste kernel voor &os; kan worden gemaakt om extra functionaliteit aan een systeen toe te voegen; Beschrijven gedetailleerd het afdruksysteem, zowel voor met een desktop verbonden als met het netwerk verbinden printers; Beschrijven hoe applicaties voor &linux; op &os; kunnen draaien. In een aantal van de hoofdstukken wordt voorkennis aangeraden. Dit staat vermeld in de inleiding van ieder hoofdstuk. &chap.desktop; &chap.multimedia; &chap.kernelconfig; &chap.printing; &chap.linuxemu; Systeembeheer De verdere hoofdstukken van het &os; handboek beslaan alle aspecten van het &os; systeembeheer. Ieder hoofdstuk begint met een omschrijving van wat de leerstof in een hoofdstuk is en wat de verwachte voorkennis is. De hoofdstukken zijn ook ontworpen om gelezen te worden als de specifieke informatie nodig is. Ze hoeven niet in een bepaalde volgorde gelezen te worden en ze hoeven ook niet gelezen te zijn voordat een gebruiker met &os; aan de slag kan. &chap.config; &chap.boot; &chap.security; &chap.jails; &chap.mac; &chap.audit; &chap.disks; &chap.geom; + &chap.zfs; &chap.filesystems; &chap.virtualization; &chap.l10n; &chap.cutting-edge; &chap.dtrace; Netwerkcommunicatie Als het om servers gaat die hoge prestaties moeten leveren, wordt wereldwijd vaak &os; toegepast. De hoofdstukken in dit deel behandelen: Seriëe communicatie; PPP en PPP over Ethernet; E-mail; Netwerkdiensten; Firewalls; Overig gevorderd netwerken. Deze hoofdstukken zijn geschreven om gelezen te worden als de informatie nodig is. Ze hoeven niet allemaal in een bepaalde volgorde gelezen te worden. Ze hoeven ook niet allemaal gelezen te worden om &os; in een netwerkomgeving in te zetten. &chap.serialcomms; &chap.ppp-and-slip; &chap.mail; &chap.network-servers; &chap.firewalls; &chap.advanced-networking; + Appendix &chap.mirrors; &chap.bibliography; &chap.eresources; &chap.pgpkeys; &chap.freebsd-glossary; &chap.index; &chap.colophon;