diff --git a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/mirrors/chapter.sgml b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/mirrors/chapter.sgml index 1fd03eee42..370b2f80f3 100644 --- a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/mirrors/chapter.sgml +++ b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/mirrors/chapter.sgml @@ -1,3345 +1,3329 @@ &os; verkrijgen CD-ROM en DVD uitgevers Winkelproducten in doos &os; is beschikbaar in een doos (&os; CD-ROMs, additionele software en gedrukte documentatie) bij verschillende verkopers:
CompUSA WWW:
Frys Electronics WWW:
CD-ROMs en DVD's &os; CD-ROMs en DVD's zijn te koop bij veel online winkels:
&os; Mall, Inc. 700 Harvest Park Ste F Brentwood, CA 94513 Verenigde Staten Telefoon: +1 925 240-6652 Fax: +1 925 674-0821 E–mail: info@freebsdmall.com WWW:
Dr. Hinner EDV St. Augustinus-Str. 10 D-81825 München Duitsland Telefoon: (089) 428 419 WWW:
Ikarios 22-24 rue Voltaire 92000 Nanterre Frankrijk WWW:
JMC Software Ierland Telefoon: 353 1 6291282 WWW:
The Linux Emporium Hilliard House, Lester Way Wallingford OX10 9TA Verenigd Koninkrijk Telefoon: +44 1491 837010 Fax: +44 1491 837016 WWW:
Linux+ DVD Magazine Lewartowskiego 6 Warsaw 00-190 Polen Telefoon: +48 22 860 18 18 E–mail: editors@lpmagazine.org WWW:
Linux System Labs Australia 21 Ray Drive Balwyn North VIC - 3104 Australië Telefoon: +61 3 9857 5918 Fax: +61 3 9857 8974 WWW:
LinuxCenter.Ru Galernaya Street, 55 Saint-Petersburg 190000 Rusland Telefoon: +7-812-3125208 E–mail: info@linuxcenter.ru WWW:
Distributeurs Wederverkopers die &os; CD-ROM producten willen verkopen kunnen contact opnemen met een distributeur:
Cylogistics 809B Cuesta Dr., #2149 Mountain View, CA 94040 Verenigde Staten Telefoon: +1 650 694-4949 Fax: +1 650 694-4953 E–mail: sales@cylogistics.com WWW:
Ingram Micro 1600 E. St. Andrew Place Santa Ana, CA 92705-4926 Verenigde Staten Telefoon: 1 (800) 456-8000 WWW:
Kudzu, LLC 7375 Washington Ave. S. Edina, MN 55439 Verenigde Staten Telefoon: +1 952 947-0822 Fax: +1 952 947-0876 E–mail: sales@kudzuenterprises.com
LinuxCenter.Ru Galernaya Street, 55 Saint-Petersburg 190000 Rusland Telefoon: +7-812-3125208 E–mail: info@linuxcenter.ru WWW:
Navarre Corp 7400 49th Ave South New Hope, MN 55428 Verenigde Staten Telefoon: +1 763 535-8333 Fax: +1 763 535-0341 WWW:
FTP sites De officiële broncode voor &os; is beschikbaar via anoniem toegankelijke FTP in de hele wereld via vele mirrorsites. De site heeft een goede verbinding en staat veel verbindingen toe, maar het is waarschijnlijk beter om een mirrorsite te zoeken die dichterbij is (zeker als het doel is ook een soort mirrorsite op te zetten). De &os; mirrorsites database is beter bijgewerkt dan die in het Handboek omdat die lijst uit DNS komt in plaats van een met de hand ingevoerde lijst. &os; is beschikbaar via de onderstaande anonieme FTP mirror sites. Bij het kiezen van anonieme FTP voor het verkrijgen van &os; wordt aangeraden een site die dichtbij ligt te kiezen. De mirrorsites die in de lijst staan als Primaire Mirrorsites hebben meestal het complete &os; archief (alle beschikbare versies voor alle architecturen) maar downloads zijn waarschijnlijk sneller van een site die in het land of de regio van de gebruiker staat. De regionale sites hebben de meeste recente versies voor de meest populaire architecturen, maar hebben wellicht niet het complete archief. Alle sites geven toegang via anonieme FTP, maar een aantal sites hebben ook andere toegangsmogelijkheden. De toegangsmogelijkheden voor iedere site staan tussen haakjes achter de hostnaam. De rest van deze paragraaf wordt automatisch samengesteld en is niet vertaald. &chap.mirrors.ftp.inc; BitTorrent BitTorrent De ISO-afbeeldingen voor de basis-CD's van de uitgaven zijn beschikbaar via BitTorrent. Een verzameling torrent-bestanden om de afbeeldingen binnen te halen is beschikbaar op http://torrents.freebsd.org:8080 De software voor de BitTorrent-cliënt is beschikbaar via de port net-p2p/py-bittorrent, of als voorgecompileerd pakket. Nadat de ISO-afbeelding met BitTorrent is gedownload, kan het op CD of DVD gebrand worden zoals beschreven in burncd. Anonieme CVS <anchor id="anoncvs-intro">Inleiding CVS anoniem Anonieme CVS (of ook wel bekend als anoncvs) is een functie die beschikbaar is met de hulpprogramma's die bij &os; zitten om te synchroniseren met een elders aanwezig CVS depot. Het staat gebruikers van &os; onder andere toe om zonder bijzondere rechten alleen-lezen operaties uit te voeren op een van de officiële anoncvs servers van het &os; project. Om het te kunnen gebruiken dient de omgevingsvariabele CVSROOT zo ingesteld te worden dat hij wijst naar de gewenste anoncvs server, dient het bekende wachtwoord anoncvs bij het commando cvs login opgegeven te worden en kan daarna &man.cvs.1; gebruikt worden om het te benaderen als ieder lokaal aanwezig depot. Het commando cvs login slaat de wachtwoorden die voor aanmelden bij de CVS server op in een bestand met de naam .cvspass in de map HOME. Als dit bestand niet bestaat, is het mogelijk dat er een foutmelding wordt gegeven als cvs login de eerste keer wordt gebruikt. Dat kan opgelost worden door een leeg bestand .cvspass te maken en dan opnieuw aan te melden. Hoewel de diensten CVSup en anoncvs beiden vrijwel dezelfde functie invullen, zijn er redenen die de keuze voor de synchronisatiemethode beïnvloeden. In een notendop is CVSup veel efficiënter in het gebruik van netwerkbronnen en is het de meest geavanceerde van de twee, maar daar staat iets tegenover. Voor het gebruik van CVSup moet eerst een speciale client geïnstalleerd en ingesteld worden voordat er bits kunnen gaan stromen en dat kan dan alleen in de redelijk grote brokken die in CVSup collections heten. Anoncvs kan daarentegen gebruikt worden om alles te bekijken van een individueel bestand tot aan een specifiek programma (als ls of grep) door aan de naam van de CVS module te refereren. Ook anoncvs is alleen geschikt voor alleen-lezen operaties op het CVS depot, dus als het de bedoeling is om lokaal ontwikkelwerk en hetzelfde depot met delen uit het &os; project te combineren, dan biedt alleen CVSup daar een oplossing voor. <anchor id="anoncvs-usage">Anonieme CVS gebruiken Het instellen van &man.cvs.1; om gebruik te maken van een Anoniem CVS depot is een kwestie van het instellen van de omgevingsvariabele CVSROOT op een van de anoncvs servers van het &os; project. Op het moment van schrijven zijn de volgende servers beschikbaar: Frankrijk: :pserver:anoncvs@anoncvs.fr.FreeBSD.org:/home/ncvs (pserver (wachtwoord anoncvs), ssh (geen wachtwoord) Japan: :pserver:anoncvs@anoncvs.jp.FreeBSD.org:/home/ncvs Gebruik cvs login en gebruik als wachtwoord anoncvs Taiwan: :pserver:anoncvs@anoncvs.tw.FreeBSD.org:/home/ncvs (pserver (gebruik cvs login en vul een willekeurig wachtwoord in wanneer daarom gevraagd wordt), ssh (geen wachtwoord)) SSH2 HostKey: 1024 e8:3b:29:7b:ca:9f:ac:e9:45:cb:c8:17:ae:9b:eb:55 /etc/ssh/ssh_host_dsa_key.pub VS: freebsdanoncvs@anoncvs.FreeBSD.org:/home/ncvs (alleen ssh - geen wachtwoord) SSH HostKey: 1024 a1:e7:46:de:fb:56:ef:05:bc:73:aa:91:09:da:f7:f4 root@sanmateo.ecn.purdue.edu SSH2 HostKey: 1024 52:02:38:1a:2f:a8:71:d3:f5:83:93:8d:aa:00:6f:65 ssh_host_dsa_key.pub VS: anoncvs@anoncvs1.FreeBSD.org:/home/ncvs (alleen ssh2 - geen wachtwoord) SSH2 HostKey: 2048 4d:59:19:7b:ea:9b:76:0b:ca:ee:da:26:e2:3a:83:b8 ssh_host_dsa_key.pub Omdat met CVS vrijwel iedere versie die ooit beschikbaar is geweest uitgecheckt kan worden, is het van belang op de hoogte te zijn van de &man.cvs.1; vlag voor revisie () en welke waarden zie zoal kan aannemen in het &os; Project depot. Er zijn twee soorten labels (tags): revisielabels en taklabels (branch). Een revisielabel refereert aan een specifieke revisie. De betekenis blijft van dag tot dag gelijk. Aan de andere kant refereert een taklabel aan de laatste revisie in een bepaalde ontwikkellijn op een bepaald moment. Omdat een taklabel niet refereert aan een specifieke revisie, kan die morgen anders zijn dan vandaag. bevat revisielabels waar gebruikers in geïnteresseerd kunnen zijn. Nogmaals: deze zijn allemaal niet geldig voor de Portscollectie omdat de Portscollectie geen meerdere ontwikkel takken kent. Als een specifiek taklabel wordt aangegeven, worden als alles goed gaat, de laatste revisies uit een bepaalde ontwikkellijn ontvangen. Als er een oudere versie opgehaald moet worden, kan dat door met de vlag een datum aan te geven. In &man.cvs.1; staan meer details. Voorbeelden Hoewel het sterk wordt aangeraden eerst de hulppagina's voor &man.cvs.1; grondig door te lezen, volgen hier een aantal snelle voorbeelden die feitelijk aangeven hoe Anonieme CVS gebruikt kan worden. SSH gebruiken om de <filename>src/</filename> tree uit te checken: &prompt.user; cvs -d freebsdanoncvs@anoncvs.FreeBSD.org:/home/ncvs co src The authenticity of host 'anoncvs.freebsd.org (128.46.156.46)' can't be established. DSA key fingerprint is 52:02:38:1a:2f:a8:71:d3:f5:83:93:8d:aa:00:6f:65. Are you sure you want to continue connecting (yes/no)? yes Warning: Permanently added 'anoncvs.freebsd.org' (DSA) to the list of known hosts. Iets uitchecken uit -CURRENT (&man.ls.1;): &prompt.user; setenv CVSROOT :pserver:anoncvs@anoncvs.tw.FreeBSD.org:/home/ncvs &prompt.user; cvs login Op de prompt, voer een willekeurig wachtwoord in wachtwoord. &prompt.user; cvs co ls SSH gebruiken om de <filename>src/</filename> structuur uit te checken: &prompt.user; cvs -d freebsdanoncvs@anoncvs.FreeBSD.org:/home/ncvs co src The authenticity of host 'anoncvs.freebsd.org (128.46.156.46)' can't be established. DSA key fingerprint is 52:02:38:1a:2f:a8:71:d3:f5:83:93:8d:aa:00:6f:65. Are you sure you want to continue connecting (yes/no)? yes Warning: Permanently added 'anoncvs.freebsd.org' (DSA) to the list of known hosts. De versie van &man.ls.1; in de 6-STABLE tak uitchecken: &prompt.user; setenv CVSROOT :pserver:anoncvs@anoncvs.tw.FreeBSD.org:/home/ncvs &prompt.user; cvs login Op de prompt, voer een willekeurig wachtwoord in wachtwoord. &prompt.user; cvs co -rRELENG_6 ls Een lijst wijzigingen maken (als unified diffs) voor &man.ls.1; &prompt.user; setenv CVSROOT :pserver:anoncvs@anoncvs.tw.FreeBSD.org:/home/ncvs &prompt.user; cvs login Op de prompt, voer een willekeurig wachtwoord in wachtwoord. &prompt.user; cvs rdiff -u -rRELENG_5_3_0_RELEASE -rRELENG_5_4_0_RELEASE ls Uitzoeken welke modulenamen gebruikt kunnen worden: &prompt.user; setenv CVSROOT :pserver:anoncvs@anoncvs.tw.FreeBSD.org:/home/ncvs &prompt.user; cvs login Op de prompt, voer een willekeurig wachtwoord in wachtwoord. &prompt.user; cvs co modules &prompt.user; more modules/modules Andere bronnen De volgende bronnen kunnen bijdragen aan een beter begrip van CVS: CVS Tutorial van Cal Poly. CVS Home, de CVS gemeenschap voor ontwikkeling en ondersteuning. CVSweb is de &os; Project webinterface voor CVS. CTM gebruiken CTM CTM is een methode om een map elders gesynchroniseerd te houden met een centrale. Het is ontwikkeld voor gebruik met de &os; broncode, hoewel sommigen het ook voor andere doeleinden handig vinden. Er bestaat op dit moment weinig tot geen documentatie over het proces van het maken van delta's. Voor informatie over het gebruik van CTM kan het beste contact gezocht worden met de &a.ctm-users.name; mailinglijst. Waarom <application>CTM</application> gebruiken? CTM geeft een lokale kopie van de &os; broncode. Die is in een aantal smaken beschikbaar. Of het gaat om slechts één tak of de complete CVS structuur, CTM kan het bieden. CTM is gewoon gemaakt voor actieve ontwikkelaars die met &os; werken, maar geen of een slechte Internetverbinding hebben of gewoon automatisch de laatste wijzigingen willen ontvangen. De meest actieve takken kennen op z'n hoogst drie delta's per dag. Het is het overwegen waard om ze per automatische mail te laten sturen. De grootte van de updates wordt altijd zo klein mogelijk gehouden. Meestal kleiner dan 5 K en soms (in tien procent van de gevallen) is het 10–50 K. In uitzonderlijke gevallen komt het voor dat een mail van 100 K of meer wordt gestuurd. Het is wel van belang op de hoogte te zijn van de valkuilen die een rol spelen bij het direct werken met broncode in plaats van met een voorverpakte release. Dit geldt nog meer als wordt gewerkt met de current code. Het lezen van Bijblijven met &os; wordt sterk aangeraden. Wat is er nodig om <application>CTM</application> te gebruiken? Voor het gebruik van CTM zijn twee dingen nodig: het CTM programma en de initiële delta's om de applicatie te voeden en naar een current niveau te komen. CTM is al onderdeel van &os; sinds versie 2.0 is uitgebracht en is te vinden in /usr/src/usr.sbin/ctm, als de broncode aanwezig is. De delta's voor CTM kunnen op twee manieren komen: met FTP of per e-mail. De volgende FTP sites bieden ondersteuning voor CTM: Er staan er nog meer in de paragraaf mirrors. FTP de relevante map en download het bestand README vanaf daar. Voor delta's via e-mail: Er dient een abonnement genomen te worden op een van de CTM distributielijsten. &a.ctm-cvs-cur.name; ondersteunt de complete CVS structuur. &a.ctm-src-cur.name; ondersteunt het hoofd van de ontwikkeltak. &a.ctm-src-4.name; ondersteunt de 4.X release tak, enzovoort. Om te abonneren kan geklikt worden op de bovenstaande links of via &a.mailman.lists.link; kan in een lijst geklikt worden op de lijst waarvoor waarvoor een abonnement gewenst is. De lijstpagina bevat instructies over hoe te abonneren. Na het ontvangen van CTM updates per mail, kan ctm_rmail gebruikt worden voor het uitpakken en verwerken. ctm_rmail kan zelfs direct vanuit /etc/aliases gebruikt worden om het proces volledig automatisch te laten verlopen. In de hulppagina van ctm_rmail staan meer details. Welke methode ook gebruikt wordt voor de CTM delta's, het is belangrijk een abonnement te nemen op de &a.ctm-announce.name; mailinglijst. In de toekomst worden alleen op die lijst aankondigingen gedaan over het CTM systeem. Abonneren kan door op de link hierboven te klikken en de instructies te volgen. <application>CTM</application> de eerste keer gebruiken Voordat de CTM delta's gebruikt kunnen worden, moet er een startpunt voor bepaald worden. Eerst moet bepaald worden wat er al is. Het is mogelijk te beginnen vanuit een lege map. Dan moet een initiële Empty delta gebruikt worden om een door CTM ondersteunde structuur te starten. Het is de bedoeling dat deze start delta's ooit voor het gemak op de CD-ROM komen te staan, maar dit is nog niet het geval. Omdat de structuren tientallen megabytes groot zijn, heeft het de voorkeur om al met iets te beginnen. Als er een -RELEASE CD-ROM beschikbaar is, kan de initiële broncode gekopieerd of uitgepakt worden. Dit bespaart nogal wat dataverkeer. De start delta's kunnen herkend worden aan de X die aan het nummer is toegevoegd (bijvoorbeeld src-cur.3210XEmpty.gz). De nummering achter de X komt overeen met de oorsprong van het initiële zaad. Empty is een lege map. Er wordt in het algemeen iedere honderd delta's een basistransitie voor Empty gemaakt. Die zijn trouwens groot: 70 tot 80 Megabytes gzip data is normaal voor de XEmpty delta's. Als er een delta als startpunt is gekozen, zijn ook alle delta's met hogere volgnummers nodig. <application>CTM</application> in het dagelijks leven gebruiken Om de delta's toe te passen: &prompt.root; cd /where/ever/you/want/the/stuff &prompt.root; ctm -v -v /where/you/store/your/deltas/src-xxx.* CTM begrijpt delta's in gzip formaat, dus het niet nodig om eerst gunzip te gebruiken. Dat spaart diskruimte. Tenzij het zeker is van de veiligheid van het proces, doet CTM niets met de structuur. Om een delta te verifiëren kan ook de vlag gebruikt worden en dan komt CTM ook niet aan een structuur. Dan wordt alleen de integriteit van de delta gecontroleerd en of die zonder problemen op de huidige structuur kan worden toegepast. CTM kent nog meer opties die in de hulppagina's worden besproken. Meer is er niet. Iedere keer dat er een delta wordt ontvangen, moet die door CTM gehaald worden om de broncode bijgewerkt te houden. Delta's kunnen het beste niet verwijderd worden als het lastig is ze opnieuw te downloaden. Dan kunnen ze het beste bewaard worden voor het geval er eens iets gebeurt. Zelfs als er alleen floppy's beschikbaar zijn, is het wellicht verstandig die te gebruiken met fdwrite. Lokale wijzigingen behouden Een ontwikkelaar wil graag experimenteren met bestanden in de structuur en die bestanden veranderen. CTM ondersteunt lokale wijzigingen in beperkte mate: alvorens te kijken of bestand foo bestaat, zoekt het eerst naar foo.ctm. Als dat bestand bestaat, past CTM de wijzigigen daarop toe in plaats van op foo. Dit gedrag biedt een eenvoudige mogelijkheid om lokale wijzigingen bij te houden. Dat kan dus door bestanden die gewijzigd gaan worden te kopiëren naar een bestand met dezelfde naam met de toevoeging .ctm. Dan kan er vrijelijk gespeeld worden met de code, terwijl CTM het bestand .ctm bijwerkt. Andere interessante mogelijkheden van <application>CTM</application> Uitvinden wat precies wordt veranderd met bijwerken Het is mogelijk een lijst met wijzigingen te maken die CTM zou maken op het broncodedepot met de optie . Dit is nuttig als het gewenst is om een logboek bij te houden van de wijzigingen, de te wijzigen bestanden voor- of na te bewerken op welke manier dan ook, of als de gebruiker gewoon een beetje paranoïde is. Back-ups maken vóór bijwerken Soms kan het wenselijk zijn om een back-up te maken van alle bestanden die gewijzigd gaan worden door een CTM update. Met back-upt CTM alle bestanden die gewijzigd gaan worden door een CTM delta naar back–upbestand. Te wijzigen bestanden door bijwerken beperken Soms is het wenselijk de reikwijdte voor een CTM update te beperken of kan het wenselijk zijn om maar een paar bestanden bij te werken uit een aantal delta's. Een lijst met bestanden die CTM mag bewerken kan aangegeven worden met de opties en en het opgeven van regular expressions. Om bijvoorbeeld een bijgewerkte kopie van lib/libc/Makefile te maken uit de verzameling met opgeslagen CTM delta's, kan het volgende commando uitgevoerd worden: &prompt.root; cd /where/ever/you/want/to/extract/it/ &prompt.root; ctm -e '^lib/libc/Makefile' ~ctm/src-xxx.* Voor ieder te wijzigen bestand in een CTM delta worden de opties en toegepast in de volgorde waarin ze op de commandoregel staan. Het bestand wordt alleen door CTM verwerkt als het passend is bevonden na het toepassen van alle parameters in en . Toekomstige plannen voor <application>CTM</application> Die zijn er: Een of andere vorm van authenticatie in het CTM systeem bouwen zodat vervalste CTM updates afgevangen kunnen worden; De opties voor CTM opruimen omdat ze verwarrend zijn geworden. Nog meer Er zijn ook delta's voor de portscollectie, maar daar is nog niet zo veel belangstelling voor. CTM mirrors CTM/&os; is op de volgende mirrorsites via anonieme FTP beschikbaar. Als voor CTM anonieme FTP wordt gebruikt, heeft het de voorkeur een site die in geografische zin dichtbij is te gebruiken. Bij problemen kan contact gezocht worden met de &a.ctm-users.name; mailinglijst. Californië, Bay Area, officiële bron Zuid-Afrika, back-upserver voor oude delta's Taiwan/R.O.C. Als er geen mirror dichtbij is of als die incompleet is, kan een zoekmachine als alltheweb gebruikt worden. CVSup gebruiken Inleiding CVSup is een softwarepakket voor het verspreiden en bijwerken van broncodestructuren vanaf een master CVS depot op een andere server. De &os; broncode wordt beheerd in een broncode depot op een centrale ontwikkelmachine in Californië. Met CVSup kunnen &os; gebruikers op eenvoudige wijze hun broncode bijwerken. CVSup gebruikt een zogenaamd pull model voor het bijwerken. In het pull-model vraagt iedere client de server om updates als die nodig zijn. De server wacht passief op een verzoek om updates van zijn clients. Alle updates worden dus op initiatief van de client gedaan. De server stuurt nooit ongevraagde updates. Gebruikers moeten de CVSup client handmatig draaien om te updaten of een cron taak instellen om op regelmatige basis bij te werken. De term CVSup, op de gegeven wijze geschreven, doelt op het complete softwarepakket. De belangrijkste componenten zijn de client cvsup, die op de machine van een gebruiker draait, en de server cvsupd, die op alle &os; mirrorsites draait. In de &os; documentatie en op de mailinglijsten zijn referenties aan sup te vinden. Sup was de voorloper van CVSup en diende hetzelfde doel. CVSup wordt op dezelfde manier gebruikt als sup en gebruikt zelfs bestanden met instellingen die ook te gebruiken zijn met sup. Sup wordt niet langer gebruikt in het &os; project omdat CVSup sneller en flexibeler is. De csup applicatie is een herschreven versie van CVSup in de C taal. Het grootste voordeel ervan is dat het sneller is en dat het niet afhankelijk is van de Modula-3 taal, dus dat hoeft niet geïnstalleerd te worden als afhankelijkheid. Sterker nog als gebruik wordt gemaakt van &os; 6.2 of later, wordt de applicatie standaard meegeleverd, oudere versies hebben dit echter niet, maar deze kunnen simpel de net/csup port installeren of een vooraf gecompileerd pakket. Als je echter complete repositories wilt schaduwen, is CVSup nog steeds noodzakelijk. Als ervoor gekozen is om csup te gebruiken, sla dan de installatie stappen voor CVSup over en vervang de referenties naar CVSup met csup terwijl de rest van het artikel gevolgd wordt. Installatie De meest eenvoudige wijze van installatie van CVSup is met het voorgecompileerde pakket net/cvsup uit de &os; pakkettencollectie. Als het gewenst is, kan CVSup ook uit de broncode gebouwd worden in net/cvsup. De net/cvsup port is afhankelijk van het Modula-3 systeem en dat kan wel even duren en er is ook nogal wat schijfruimte voor nodig om het te downloaden en te bouwen. Als CVSup gebruikt gaat worden op een machine waarop geen &xfree86; of &xorg; staat, zoals een server, dan dient de port waar geen CVSup GUI bij zit geïnstalleerd te worden: net/cvsup-without-gui. Als csup geïnstalleerd moet worden op &os; 6.1 of eerder, kan gebruik gemaakt worden van een van te voren gecompileerd net/csup pakket van de &os; pakkettencollectie, of als de voorkeur wordt gegeven aan het volledig compileren van csup, kan gebruik gemaakt worden van de net/csup port. CVSup instellingen De werking van CVSup wordt gestuurd door een bestand met instellingen met de naam supfile. Er staan een aantal supfiles als voorbeeld in de map /usr/share/examples/cvsup/. De informatie in een supfile beantwoordt de volgende vragen voor CVSup: Welke bestanden moeten ontvangen worden? Welke versies daarvan moeten ontvangen worden? Waar moeten ze vandaan komen? Waar moeten ze komen te staan? Waar moet cvsup zijn statusbestanden bijhouden? In de volgende paragrafen wordt een supfile bestand opgebouwd door achtereenvolgens alle gestelde vragen te beantwoorden. Als eerste wordt de algemene structuur van een supfile beschreven. Een supfile is een tekstbestand. Commentaar begint met een # en loopt tot het einde van de regel. Lege regels en regels die alleen commentaar bevatten worden genegeerd. Iedere regel die overblijft slaat op een groep bestanden die ontvangen moet worden. De regel begint met de naam van een collectie, een logische groep bestanden op de server. De naam van de collectie geeft de server aan welke bestanden er gestuurd moeten worden. Na de naam van de collectie komen er geen of meer velden die gescheiden worden door witruimte. Die velden beantwoorden de hierboven gestelde vragen. Er zijn twee soorten velden: vlagvelden en waardevelden. Een vlagveld bestaat uit een alleenstaand sleutelwoord, bijvoorbeeld delete of compress. Een waardeveld begint ook met een sleutelwoord, maar het sleutelwoord wordt direct (zonder witruimte) gevolgd door = en een tweede woord. release=cvs is bijvoorbeeld een waardeveld. In een supfile wordt meestal aangegeven dat er meerdere collecties ontvangen moeten worden. Het is mogelijk om een supfile te structureren door expliciet alle relevante velden aan te geven voor iedere collectie, maar dat maakt de regels in de supfile nogal lang en het is onhandig omdat de meeste velden hetzelfde zijn voor alle collecties in een supfile. CVSup biedt een systeem met standaardinstellingen om dit probleem te omzeilen. Regels die beginnen met de speciale pseudo-collectienaam *default kunnen gebruikt worden om standaarden in te stellen voor de collecties die er in de supfile achteraan komen. Een standaardwaarde kan voor individuele collecties overschreven worden door een andere waarde in de collectie zelf aan te geven. Standaarden kunnen ook middenin het bestand gewijzigd of aangevuld worden met extra *default regels. Na deze achtergronden wordt er nu een supfile samengesteld voor het ontvangen en bijwerken van de hoofd broncodestructuur van &os;-CURRENT. Welke bestanden moeten ontvangen worden? De bestanden die via CVSup beschikbaar zijn, zijn beschikbaar in groepen die collecties heten. De beschikbare collecties staan beschreven in de volgende paragraaf. In dit voorbeeld is het de bedoeling dat de hele hoofd broncodestructuur voor &os; wordt ontvangen. Daar is één grote collectie voor: src-all. De eerste stap in het maken van een supfile is het opsommen van de gewenste collecties, één per regel (in dit geval maar één regel): src-all Welke versies daarvan moeten ontvangen worden? Met CVSup kan vrijwel iedere versie van de broncode die ooit heeft bestaan opgehaald worden. Dat kan omdat de cvsupd server direct vanaf het CVS depot werkt, dat alle versies bevat. Er kan aangegeven welke ontvangen moeten worden met de waardevelden tag= en . Voorzichtigheid is geboden bij het correct aangeven van velden met tag=. Sommige labels zijn alleen geldig voor bepaalde collecties of bestanden. Als ze incorrect worden aangeven of als er een spelfout wordt gemaakt in een label, verwijdert CVSup bestanden waarvan dat waarschijnlijk niet de bedoeling is. Het label tag=. dient eigenlijk alleen gebruikt te worden voor de ports-* collecties. Het veld tag= benoemt een symbolisch label in het depot. Er zijn twee soorten labels: revisielabels en taklabels. Een revisielabel refereert aan een specifieke revisie. De betekenis blijft altijd hetzelfde. Een taklabel refereert echter aan de laatste revisie van een gegeven ontwikkellijn op een gegeven moment. Omdat een taklabel niet refereert aan een specifieke revisie, kan het morgen iets anders betekenen dan vandaag. beschrijft de meest interessante taklabels. Als er in het instellingenbestand van CVSup een label wordt aangegeven, moet dat vooraf gegaan worden door tag= (RELENG_4 zal tag=RELENG_4 worden). Voor de Portscollectie is alleen tag=. relevant. Labels dienen exact zo ingegeven te worden als ze staan beschreven. CVSup kan geen onderscheid maken tussen geldige en ongeldige labels. Als er een spelfout in een label wordt gemaakt, doet CVSup alsof er een geldig label is ingegeven dat aan geen enkel bestand refereert. Dan zal CVSup de bestaande broncode wissen. Bij het aangeven van een taklabel wordt meestal de laatste versie van de bestanden voor een bepaalde ontwikkellijn ontvangen. Om een oudere versie te ontvangen kan in het veld een datum opgegeven worden. In &man.cvsup.1; staat hoe dat werkt. Om bijvoorbeeld &os;-CURRENT te ontvangen dient het volgende aan het begin van supfile toegevoegd te worden: *default tag=. Er ontstaat een belangrijk speciaal geval als er geen velden met tag= of date= worden aangegeven. In dat geval worden de eigenlijke RCS bestanden direct uit het CVS depot van de server ontvangen in plaats van dat een bepaalde versie wordt ontvangen. Ontwikkelaars geven in het algemeen de voorkeur aan deze optie. Door zelf een kopie van de broncode op hun systeem te hebben, krijgen ze de mogelijkheid om zelf door eerdere versies van bestanden te bladeren en de geschiedenis ervan te bekijken. Dit voordeel kost wel veel schijfruimte. Waar moeten ze vandaan komen? Het veld host= wordt gebruikt om cvsup aan te geven waar de updates vandaan moeten komen. Dat kan van elke CVSup mirrorsite, hoewel er wordt aangeraden een site die geografisch dichtbij ligt te kiezen. In dit voorbeeld wordt een fictieve &os; distributiesite gebruikt, cvsup99.FreeBSD.org: *default host=cvsup99.FreeBSD.org In een werkelijke situatie dient de hostnaam gewijzigd te worden in een host die echt bestaat voordat CVSup gaat draaien. Iedere keer dat cvsup wordt gestart, kan er een andere host op de commandoregel opgegeven worden met de optie . Waar moeten ze komen te staan? Het veld prefix= geeft cvsup aan waar de ontvangen bestanden terecht moeten komen. In dit voorbeeld worden de bestanden direct in de hoofd broncodestructuur /usr/src geplaatst. De map src is al impliciet in de gekozen collecties, vandaar dat het onderstaande de juiste instelling is: *default prefix=/usr Waar moet cvsup zijn statusbestanden bijhouden? De CVSup client houdt statusbestanden bij in een map die base wordt genoemd. Die bestanden helpen CVSup efficiënter te werken door bij te houden welke updates al eerder zijn ontvangen. Hier wordt de standaard basemap gebruikt, /var/db: *default base=/var/db De bovenstaande instelling wordt standaard gebruikt als die niet wordt aangegeven in de supfile, dus hij is eigenlijk niet nodig. Als de basemap niet al bestaat, moet die gemaakt worden. De cvsup client weigert te draaien als de basemap niet bestaat. Allerlei supfile instellingen: Er is nog een regel die in een supfile moet staan: *default release=cvs delete use-rel-suffix compress release=cvs geeft de server aan dat de informatie uit het &os; hoofd CVS depot moet komen. Dat is eigenlijk altijd het geval, maar er zijn mogelijkheden die buiten het bereik van dit handboek vallen. delete geeft CVSup het recht om bestanden te verwijderen. Dit moet altijd aangegeven worden zodat CVSup de broncode altijd kan bijwerken. CVSup gaat voorzichtig om met het verwijderen van bestanden waar het verantwoordelijk voor is. Extra bestanden in de structuur worden met rust gelaten. use-rel-suffix is nogal geheimzinnig. Voor de nieuwsgierigen staat er meer over in &man.cvsup.1;. Anders kan het gewoon ingesteld worden zonder erover na te denken. compress schakelt het gebruikt van gzip compressie in voor het communicatiekanaal. Als de verbinding een E1 of sneller is, hoeft er geen compressie gebruikt te worden. Anders helpt het aanzienlijk. Alles combinerend: Hieronder staat de hele supfile uit het voorbeeld: *default tag=. *default host=cvsup99.FreeBSD.org *default prefix=/usr *default base=/var/db *default release=cvs delete use-rel-suffix compress src-all Het bestand <filename>refuse</filename> Zoals hierboven al is aangegeven, gebruikt CVSup een pull methode. Dat betekent eigenlijk dat er een verbinding wordt gemaakt met de CVSup server en die zegt dan: Dit kan er van mij gedownload worden..., en dan antwoordt de client met: Oké, ik wil dit en dat en zus en zo. Met de standaardinstellingen haalt de CVSup client alle bestanden die bij een collectie en het label horen dat in het bestand met de instellingen is opgegeven. Maar dat is niet altijd wenselijk, in het bijzonder als de doc, ports of www structuren worden gesynchroniseerd. De meeste mensen kunnen geen vier of vijf talen lezen en die hebben de taalspecifieke bestanden dus niet nodig. Als de Portscollectie met CVSup wordt opgehaald, is het mogelijk om iedere collectie apart aan te geven (bijvoorbeeld ports-astrology, ports-biology, enzovoort, in plaats van eenvoudigweg ports-all). Maar omdat de doc en www structuren geen taalspecifieke collecties hebben, moet er gebruik gemaakt worden van een van de vele mooie mogelijkheden van CVSup: het bestand refuse. Het bestand refuse geeft CVSup in feite aan dat niet ieder bestand uit een collectie opgehaald moet worden. Het geeft dus aan dat de client bepaalde bestanden van de server moet weigeren. Het bestand refuse staat in (of kan gemaakt worden in) base/sup/. base staat ingesteld in supfile. De standaardlocatie voor base is /var/db. De standaardplaats voor refuse is dus /var/db/sup/refuse. Het bestand refuse heeft een erg eenvoudige opmaak. Het bevat de namen van de bestanden die niet gedownload mogen worden. Als een gebruiker bijvoorbeeld geen andere talen spreekt dan Engels en Nederlands, maar de Nederlandse vertaling van de documentatie hoeft niet binnengehaald te worden, dan kan het volgende in het bestand refuse gezet worden: doc/bn_* doc/da_* doc/de_* doc/el_* doc/es_* doc/fr_* doc/hu_* doc/it_* doc/ja_* doc/mn_* doc/nl_* doc/no_* doc/pl_* doc/pt_* doc/ru_* doc/sr_* doc/tr_* doc/zh_* Dit gaat zo door voor de andere talen. De volledige lijst staat in het &os; CVS depot. Met deze handige eigenschap kunnen gebruikers met langzamere verbindingen of zij die per minuut voor hun Internetverbinding betalen waardevolle tijd besparen omdat er geen bestanden meer gedownload worden die nooit gebruikt worden. Meer informatie over refuse bestanden en andere leuke mogelijkheden van CVSup staat in de handleiding. <application>CVSup</application> draaien Nu kan het bijwerken beginnen. Het commando is best wel eenvoudig: &prompt.root; cvsup supfile De supfile is de naam van het supfile bestand dat gebruikt moet worden. Aangenomen dat er X11 draait op een machine, toont cvsup een GUI venster met wat knoppen om de bekende acties uit te voeren. Het proces start na het klikken op de knop go. Omdat in dit voorbeeld de werkelijke structuur in /usr/src wordt bijgewerkt, moet het programma als root uitgevoerd worden, zodat cvsup de rechten heeft die het nodig heeft om de bestanden bij te werken. Het is voorstelbaar dat de benodigde rechten, het net gemaakte bestand met instellingen en het voor de eerste keer draaien van een programma zorgt voor wat onrust. Daarom is het mogelijk proef te draaien zonder dat er bestanden gewijzigd worden. Dat kan door ergens een lege map te maken en een extra argument mee te geven op de commandoregel: &prompt.root; mkdir /var/tmp/dest &prompt.root; cvsup supfile /var/tmp/dest De opgegeven map is de bestemming voor alle bestandsupdates. CVSup bekijkt wel de bestanden in /usr/src, maar wijzigt ze niet. Alle updates belanden in /var/tmp/dest/usr/src. CVSup werkt ook de statusbestanden niet bij als het op deze wijze wordt uitgevoerd. De nieuwe versies van de bestanden worden naar de aangegeven map geschreven. Als er maar leestoegang is tot /usr/src, hoeft een gebruiker zelfs geen root te zijn bij het uitvoeren van dit experiment. Als er geen X11 draait of als het niet wenselijk is een GUI te gebruiken, dan kunnen daarvoor opties op de commandoregel meegegeven worden bij het draaien van cvsup: &prompt.root; cvsup -g -L 2 supfile De optie geeft CVSup aan dat de GUI niet gebruikt hoeft te worden. Dit gebeurt automatisch als X11 niet draait, maar anders moet het aangegeven worden. De optie geeft CVSup aan dat details getoond moeten worden over alle bestanden die bijgewerkt worden. Er zijn drie niveaus van uitvoerigheid, van tot . Standaard is het 0, wat betekent dat er geen enkel bericht wordt getoond, met uitzondering van foutmeldingen. Er zijn nog veel andere opties beschikbaar. Met cvsup -H wordt een lijst met korte uitleg getoond. Beschrijvingen met meer details staan in de handleiding. Als het bijwerken op de gewenste manier loopt, kan het regulier draaien van CVSup met &man.cron.8; ingesteld worden. Natuurlijk hoort CVSup zonder GUI te draaien als het programma vanuit de &man.cron.8; draait. <application>CVSup</application> bestandscollecties De via CVSup beschikbare bestandscollecties zijn hiërarchisch georganiseerd. Er zijn een paar grote collecties en die zijn opgedeeld in kleinere subcollecties. Het ontvangen van een collectie is hetzelfde als het ontvangen van alle subcollecties. De hiërarchische relatie tussen de collecties wordt hieronder aangegeven door het niveau van inspringen. De meest gebruikte collecties zijn src-all en ports-all. De andere collecties worden door kleine groepen mensen gebruikt voor bijzondere doeleinden en sommige mirrorsites hebben ze niet allemaal. cvs-all release=cvs Het &os; CVS hoofddepot, inclusief de cryptografische code. distrib release=cvs Bestanden die betrekking hebben op het verspreiden en spiegelen van &os;. doc-all release=cvs Broncode voor het &os; Handboek en andere documentatie, zonder de bestanden voor de &os; website. ports-all release=cvs De &os; Portscollectie. Als ports-all (het complete portssysteem) niet bijgewerkt hoeft te worden, maar enkele van de onderstaande subcollecties, dan moet altijd ook de ports-base subcollectie bijgewerkt worden! Als er iets wijzigt in de infrastructuur van de ports waar ports–base voor staat, is het vrijwel zeker dat die wijzigingen heel snel door echte ports gebruikt gaan worden. Dus als alleen de echte ports bijgewerkt worden en als die gebruik maken van nieuwe mogelijkheden, dan is de kans groot dat het bouwen daarvan foutloopt met een vage foutmelding. Het eerste dat gedaan moeten worden is ervoor zorgen dat de ports-base subcollectie is bijgewerkt. Bij het zelf bouwen van een lokale kopie van ports/INDEX moet ports-all geaccepteerd worden (de hele port structuur). Het bouwen van ports/INDEX met een gedeeltelijke structuur wordt niet ondersteund. Zie ook de FAQ. ports-accessibility release=cvs Software voor minder valide gebruikers. ports-arabic release=cvs Ondersteuning voor de Arabische taal. ports-archivers release=cvs Archiveringshulpmiddelen. ports-astro release=cvs Astronomie ports. ports-audio release=cvs Geluidsondersteuning. ports-base release=cvs De infrastructuur van de Portscollectie. Bestanden uit de mappen Mk/ en Tools/ van /usr/ports. Zie ook de belangrijke waarschuwing hierboven: deze subcollectie dient altijd bijgewerkt te worden als er een onderdeel van de &os; Portscollectie wordt bijgewerkt! ports-benchmarks release=cvs Benchmarks. ports-biology release=cvs Biologie. ports-cad release=cvs Computer aided design programma's. ports-chinese release=cvs Ondersteuning voor de Chinese taal. ports-comms release=cvs Communicatiesoftware. ports-converters release=cvs Karaktercode omzetters. ports-databases release=cvs Databases. ports-deskutils release=cvs Dingen die op een bureaublad stonden voordat computers waren uitgevonden. ports-devel release=cvs Ontwikkelhulpmiddelen. ports-dns release=cvs DNS gerelateerde software. ports-editors release=cvs Editors. ports-emulators release=cvs Emulatoren voor besturingssystemen. ports-finance release=cvs Monetaire, financiële en gerelateerde applicaties. ports-ftp release=cvs FTP client en server programma's. ports-games release=cvs Spelletjes. ports-german release=cvs Ondersteuning voor de Duitse taal. ports-graphics release=cvs Grafische programma's. ports-hebrew release=cvs Ondersteuning voor de Hebreeuwse taal. ports-hungarian release=cvs Ondersteuning voor de Hongaarse taal. ports-irc release=cvs Internet Relay Chat hulpprogramma's. ports-japanese release=cvs Ondersteuning voor de Japanse taal. ports-java release=cvs &java; programma's. ports-korean release=cvs Ondersteuning voor de Koreaanse taal. ports-lang release=cvs Programmeertalen. ports-mail release=cvs Mailsoftware. ports-math release=cvs Numerieke rekensoftware. ports-mbone release=cvs MBone applicaties. ports-misc release=cvs Verschillende programma's. ports-multimedia release=cvs Multimedia software. ports-net release=cvs Netwerksoftware. ports-net-im release=cvs Berichtenuitwisseling. ports-net-mgmt release=cvs Netwerkbeheersoftware. ports-net-p2p release=cvs Peer to Peer Netwerken ports-news release=cvs USENET news software. ports-palm release=cvs Softwareondersteuning voor Palm apparatuur. ports-polish release=cvs Ondersteuning voor de Poolse taal. ports-ports-mgmt release=cvs Programma's om ports en pakketten te beheren. ports-portuguese release=cvs Ondersteuning voor de Portugese taal. ports-print release=cvs Printsoftware. ports-russian release=cvs Ondersteuning voor de Russische taal. ports-science release=cvs Wetenschappelijk. ports-security release=cvs Beveiligingsprogramma's. ports-shells release=cvs Commandoregelshells. ports-sysutils release=cvs Systeemprogramma's. ports-textproc release=cvs Tekstverwerkingsprogramma's (zonder desktop publishing). ports-ukrainian release=cvs Ondersteuning voor de Oekraïense taal. ports-vietnamese release=cvs Ondersteuning voor de Viëtnamese taal. ports-www release=cvs Software gerelateerd aan het Wereldwijde Web. ports-x11 release=cvs Ports voor het X windowsysteem. ports-x11-clocks release=cvs X11 klokken. ports-x11-drivers release=cvs X11-stuurprogramma's ports-x11-fm release=cvs X11 bestandsbeheerders. ports-x11-fonts release=cvs X11 lettertypen en lettertypeprogramma's. ports-x11-toolkits release=cvs X11 hulpprogramma's. ports-x11-servers release=cvs X11 servers. ports-x11-themes X11 thema's. ports-x11-wm release=cvs X11 vensterbeheerprogramma's. projects-all release=cvs Broncode's voor de &os; projecten repository. src-all release=cvs De hoofdbroncode van &os;, inclusief de cryptografische code. src-base release=cvs Verschillende bestanden bovenin de /usr/src structuur. src-bin release=cvs Gebruikersprogramma's die wellicht nodig zijn in single-user modus (/usr/src/bin). src-cddl release=cvs Programma's en bibliotheken die uitgegeven zijn onder de CDDL licentie (/usr/src/cddl). src-contrib release=cvs Programma's en bibliotheken van buiten het &os; project die vrijwel ongewijzigd gebruikt worden (/usr/src/contrib). src-crypto release=cvs Cryptografische programma's en bibliotheken van buiten het &os; project, die vrijwel ongewijzigd worden gebruikt (/usr/src/crypto). src-eBones release=cvs Kerberos en DES (/usr/src/eBones). Niet gebruikt in recente uitgaves van &os;. src-etc release=cvs Bestanden met systeeminstellingen (/usr/src/etc). src-games release=cvs Spelletjes (/usr/src/games). src-gnu release=cvs Programma's die onder de GNU Public License vallen (/usr/src/gnu). src-include release=cvs Headerbestanden (/usr/src/include). src-kerberos5 release=cvs Kerberos5 beveiligingspakket (/usr/src/kerberos5). src-kerberosIV release=cvs KerberosIV beveiligingspakket (/usr/src/kerberosIV). src-lib release=cvs Bibliotheken (/usr/src/lib). src-libexec release=cvs Systeemprogramma's die meestal door andere programma's worden uitgevoerd (/usr/src/libexec). src-release release=cvs Bestanden die nodig zijn voor het maken van een &os; release (/usr/src/release). src-release release=cvs Statisch gelinkte programma's voor nood onderhoud, zie &man.rescue.8; (/usr/src/rescue). src-sbin release=cvs Systeemprogramma's voor single-user modus (/usr/src/sbin). src-secure release=cvs Cryptografische bibliotheken en commando's (/usr/src/secure). src-share release=cvs Bestanden die tussen meerdere systemen gedeeld kunnen worden (/usr/src/share). src-sys release=cvs De kernel (/usr/src/sys). src-sys-crypto release=cvs Cryptografische kernelcode (/usr/src/sys/crypto). src-tools release=cvs Verschillende hulpprogramma's voor het onderhoud van &os; (/usr/src/tools). src-usrbin release=cvs Gebruikersprogramma's (/usr/src/usr.bin). src-usrsbin release=cvs Systeemprogramma's (/usr/src/usr.sbin). www release=cvs De broncode voor de &os; website. distrib release=self De instellingenbestanden van de CVSup server zelf. Gebruikt door de CVSup mirrorsites. gnats release=current De GNATS bug-tracking database. mail-archive release=current &os; mailinglijstarchief. www release=current De voorbewerkte &os; websitebestanden (niet de broncode). Gebruikt door WWW mirrorsites. Voor meer informatie De CVSup FAQ en andere informatie over CVSup is te vinden op De CVSup Homepage. De meeste &os;–gerelateerde discussie over CVSup vindt plaats op de &a.hackers;. Daar worden nieuwe versies van de software aangekondigd, net als op de &a.announce;. Voor vragen en foutrapporten moet een kijkje genomen worden op de CVSup FAQ CVSup sites CVSup servers voor &os; draaien op de onderstaande sites. Het overige deel van deze paragraaf wordt automatisch samengesteld en is daarom niet vertaald. &chap.mirrors.cvsup.inc; CVS labels Bij het ophalen of bijwerken van broncode met cvs of CVSup moet een revisielabel meegegeven worden. Een revisielabel refereert aan een specifieke lijn in de &os; ontwikkeling of aan een specifiek moment in de tijd. Het eerste type heet taklabel (branch tag) en het tweede type heet releaselabel (release tag). Taklabels Deze zijn, met uitzondering van HEAD (dat altijd een geldig label is), alleen van toepassing op de src/ structuur. De ports/, doc/ en www/ structuren kennen geen takken. HEAD Symbolische naam voor de hoofdlijn van &os;-CURRENT. Ook de standaard als geen revisie is aangegeven. In CVSup wordt dit label aangegeven met een . (dat is dus geen interpunctie, maar een echt . karakter). In CVS is dit de standaard als er geen revisielabel is aangegeven. Het is meestal geen goed idee om een checkout of update van CURRENT broncode op een STABLE machine te doen, tenzij dat expliciet de bedoeling is. RELENG_7 De ontwikkellijn voor &os;-7.X, ook bekend als &os; 7-STABLE. RELENG_7_1 De uitgavetak voor &os;-7.1, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_7_0 De uitgavetak voor &os;-7.0, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_6 De ontwikkellijn voor &os;-6.X, ook bekend als &os; 6-STABLE. RELENG_6_4 De uitgavetak voor &os;-6.4, alleen gebruikt voor beveiligingsadviezen en andere kritieke reparaties. RELENG_6_3 De uitgavetak voor &os;-6.3, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_6_2 De releasetak voor &os;-6.2, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_6_1 De releasetak voor &os;-6.1, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_6_0 De releasetak voor &os;-6.0, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_5 De ontwikkellijn voor &os;-5.X, ook bekend als &os; 5-STABLE. RELENG_5_5 De releasetak voor &os;-5.5, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_5_4 De releasetak voor &os;-5.4, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_5_3 De releasetak voor &os;-5.3, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_5_2 De releasetak voor &os;-5.2 en &os;-5.2.1, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_5_1 De releasetak voor &os;-5.1, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_5_0 De releasetak voor &os;-5.0, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4 De ontwikkellijn voor &os;-4.X, ook bekend als &os; 4-STABLE. RELENG_4_11 De releasetak voor &os;-4.11, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_10 De releasetak voor &os;-4.10, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_9 De releasetak voor &os;-4.9, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_8 De releasetak voor &os;-4.8, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_7 De releasetak voor &os;-4.7, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_6 De releasetak voor &os;-4.6 en &os;-4.6.2, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_5 De releasetak voor &os;-4.5, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_4 De releasetak voor &os;-4.4, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_4_3 De releasetak voor &os;-4.3, alleen gebruikt voor beveiligingswaarschuwingen en andere kritische aanpassingen. RELENG_3 De ontwikkellijn voor &os;-3.X, ook bekend als 3.X-STABLE. RELENG_2_2 De ontwikkellijn voor &os;-2.2.X, ook bekend als 2.2-STABLE. Deze tak is sterk verouderd. Releaselabels Deze labels refereren aan een specifiek moment in de tijd waarop een versie van &os; is uitgegeven. Het proces om tot een release te komen is gedetailleerder beschreven in de Release Engineering Informatie en Release Proces documenten. De src structuur gebruikt labelnamen die beginnen met RELENG_ labels. De ports en doc structuren gebruiken labels waarvan de naam begint met het label RELEASE. De www tenslotte, is niet gemarkeerd met een bijzondere naam bij releases. RELENG_7_1_0_RELEASE &os; 7.1 RELENG_7_0_0_RELEASE &os; 7.0 RELENG_6_4_0_RELEASE &os; 6.4 RELENG_6_3_0_RELEASE &os; 6.3 RELENG_6_2_0_RELEASE &os; 6.2 RELENG_6_1_0_RELEASE &os; 6.1 RELENG_6_0_0_RELEASE &os; 6.0 RELENG_5_5_0_RELEASE &os; 5.5 RELENG_5_4_0_RELEASE &os; 5.4 RELENG_4_11_0_RELEASE &os; 4.11 RELENG_5_3_0_RELEASE &os; 5.3 RELENG_4_10_0_RELEASE &os; 4.10 RELENG_5_2_1_RELEASE &os; 5.2.1 RELENG_5_2_0_RELEASE &os; 5.2 RELENG_4_9_0_RELEASE &os; 4.9 RELENG_5_1_0_RELEASE &os; 5.1 RELENG_4_8_0_RELEASE &os; 4.8 RELENG_5_0_0_RELEASE &os; 5.0 RELENG_4_7_0_RELEASE &os; 4.7 RELENG_4_6_2_RELEASE &os; 4.6.2 RELENG_4_6_1_RELEASE &os; 4.6.1 RELENG_4_6_0_RELEASE &os; 4.6 RELENG_4_5_0_RELEASE &os; 4.5 RELENG_4_4_0_RELEASE &os; 4.4 RELENG_4_3_0_RELEASE &os; 4.3 RELENG_4_2_0_RELEASE &os; 4.2 RELENG_4_1_1_RELEASE &os; 4.1.1 RELENG_4_1_0_RELEASE &os; 4.1 RELENG_4_0_0_RELEASE &os; 4.0 RELENG_3_5_0_RELEASE &os;-3.5 RELENG_3_4_0_RELEASE &os;-3.4 RELENG_3_3_0_RELEASE &os;-3.3 RELENG_3_2_0_RELEASE &os;-3.2 RELENG_3_1_0_RELEASE &os;-3.1 RELENG_3_0_0_RELEASE &os;-3.0 RELENG_2_2_8_RELEASE &os;-2.2.8 RELENG_2_2_7_RELEASE &os;-2.2.7 RELENG_2_2_6_RELEASE &os;-2.2.6 RELENG_2_2_5_RELEASE &os;-2.2.5 RELENG_2_2_2_RELEASE &os;-2.2.2 RELENG_2_2_1_RELEASE &os;-2.2.1 RELENG_2_2_0_RELEASE &os;-2.2.0 AFS sites Er draaien AFS servers voor &os; op de volgende sites: Sweden The path to the files are: /afs/stacken.kth.se/ftp/pub/FreeBSD/ stacken.kth.se # Stacken Computer Club, KTH, Sweden 130.237.234.43 #hot.stacken.kth.se 130.237.237.230 #fishburger.stacken.kth.se 130.237.234.3 #milko.stacken.kth.se Beheerder: ftp@stacken.kth.se rsync sites De volgende sites bieden &os; aan via het protocol rsync. Het programma rsync werkt vrijwel hetzelfde als &man.rcp.1;, maar kent meer mogelijkheden en gebruikt het rsync remote-update protocol, dat alleen verschillen tussen twee groepen bestanden overbrengt, waardoor het synchroniseren via een netwerk drastisch wordt versneld. Dit kan het beste gedaan worden als er een mirrorsite voor de &os; FTP server of het &os; CVS depot draait. De rsync suite is voor veel besturingssystemen beschikbaar. Voor &os; kan het pakket of de port uit net/rsync geïnstalleerd worden. Tsjechische Republiek rsync://ftp.cz.FreeBSD.org/ Beschikbare collecties: ftp: een gedeeltelijke mirror van de &os; FTP server. &os;: een volledige mirror van de &os; FTP server. - - Duitsland - - - rsync://grappa.unix-ag.uni-kl.de/ - - Beschikbare collecties: - - freebsd-cvs: het volledige &os; CVS - depot. - - Deze machine mirrort onder andere ook de CVS depots - voor de NetBSD en OpenBSD projecten. - - - Nederland rsync://ftp.nl.FreeBSD.org/ Beschikbare collecties: vol/4/freebsd-core: een volledige mirror van de &os; FTP server. Rusland rsync://cvsup4.ru.FreeBSD.org/ Beschikbare collecties: FreeBSD-gnats: De GNATS bug-tracking database. Taiwan rsync://ftp.tw.FreeBSD.org/ rsync://ftp2.tw.FreeBSD.org/ rsync://ftp6.tw.FreeBSD.org/ Beschikbare collecties: FreeBSD: een volledige mirror van de &os; FTP server. Verenigd Koninkrijk rsync://rsync.mirror.ac.uk/ Beschikbare collecties: ftp.FreeBSD.org: een volledige mirror van de &os; FTP server. Verenigde Staten rsync://ftp-master.FreeBSD.org/ Deze server mag alleen gebruikt worden door &os; primaire mirrorsites. Beschikbare collecties: &os;: het masterarchief van de &os; FTP server. acl: de &os; master ACL lijst. rsync://ftp13.FreeBSD.org/ Beschikbare collecties: &os;: een volledige mirror van de &os; FTP server.
diff --git a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ports/chapter.sgml b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ports/chapter.sgml index 792c0e8fd5..3b3105e981 100644 --- a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ports/chapter.sgml +++ b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ports/chapter.sgml @@ -1,1689 +1,1689 @@ René Ketelaars Vertaald door Siebrand Mazeland Applicaties installeren: pakketten en ports Overzicht ports pakketten &os; bevat een grote collectie aan systeemgereedschappen als onderdeel van het basissysteem. De mogelijkheden reiken echter niet heel ver en daarom is er snel een applicatie van een andere partij nodig. &os; bevat twee complementaire technologieën om andere applicaties te installeren: de &os; Portscollectie (voor het installeren vanuit broncode) en pakketten (voor het installeren vanuit voorgecompileerde binaire bestanden). Beide systemen kunnen gebruikt worden om de nieuwste versies van een gewenste applicatie te installeren van lokale media of rechtstreeks van het netwerk. Na het lezen van dit hoofdstuk weet de lezer: Hoe binaire softwarepakketten van derden te installeren; Hoe software van derden vanuit de Portscollectie vanuit broncode te installeren; Hoe eerder geïnstalleerde pakketten of ports te verwijderen; Hoe standaardwaarden die door de ports worden gebruikt te wijzigen; Hoe het juiste softwarepakket te vinden; Hoe applicaties bij te werken. Overzicht van softwareinstallatie Als u eerder gebruik heeft gemaakt van een &unix;-systeem dan is het bekend dat de standaardprocedure voor het installeren van software van derden ongeveer als volgt is: Download de software als broncode of als binair bestand; Pak de software uit vanuit zijn originele distributietype (meestal een tar-bestand gecomprimeerd met &man.compress.1;, &man.gzip.1;, of &man.bzip2.1;); Zoek de documentatie (meestal een INSTALL of README bestand of enkele bestanden in een submap doc/) en lees zorgvuldig hoe de software geïnstalleerd moet worden; Als de software als broncode is gedistribueerd, moet de broncode gecompileerd worden. Dit kan wijzigingen in een Makefile vereisen of het draaien van een configure script en andere werkzaamheden; De software installeren en testen. En dat geldt alleen als alles goed gaat. Als er een softwarepakket geïnstalleerd wordt dat niet specifiek gemaakt is voor &os; moet mogelijkerwijs zelfs de code aangepast worden om alles goed te laten werken. Als de gebruiker het wenst, kan hij in &os; doorgaan met het installeren van software op de traditionele manier. &os; levert echter twee technologieën die veel moeite kunnen besparen: pakketten en ports. Op dit moment zijn zo meer dan &os.numports; applicaties beschikbaar. Voor iedere gewenste applicatie is het &os; pakket voor die applicatie één te downloaden bestand. Het pakket bevat voorgecompileerde kopiën met alle commando's voor de applicatie en alle instellingenbestanden of documentatie. Een gedownload pakketbestand kan gemanipuleerd worden met &os; pakketbeheercommando's zoals &man.pkg.add.1;, &man.pkg.delete.1;, &man.pkg.info.1;, enzovoort. Het installeren van een nieuwe applicatie kan met één commando. Een &os; port van een applicatie is een groep bestanden ontworpen om het proces van compileren van een applicatie vanuit broncode te automatiseren. Het is te vergelijken met de stappen die normaal gevolgd worden om een programma te compileren (downloaden, uitpakken, aanpassen, compileren en installeren). De bestanden die samen een port vormen bevatten alle noodzakelijke informatie om het systeem dit te laten doen. Met een aantal eenvoudige commando's wordt de broncode voor de applicatie automatisch gedownload, uitgepakt, aangepast, gecompileerd en geïnstalleerd. Het portssysteem kan zelfs gebruikt worden om pakketten te maken die later weer gemanipuleerd kunnen worden met pkg_add en andere pakketbeheercommando's, waarover later meer uitleg wordt gegeven. Zowel pakketten als ports kennen afhankelijkheden (dependencies). Stel dat er een applicatie geïnstalleerd gaat worden die er vanuit gaat dat een specifieke bibliotheek wordt geïnstalleerd. Zowel de applicatie als de bibliotheek zijn beschikbaar als &os; ports en pakketten. Als het commando pkg_add of het portssysteem wordt gebruikt om de applicatie toe te voegen, dan zien beiden dat de bibliotheek niet geïnstalleerd is en wordt deze automatisch eerst geïnstalleerd. Gezien het feit dat beide technologieën vrijwel identiek zijn, kan de vraag rijzen waarom &os; de moeite neemt om beide te faciliteren. Pakketten en ports hebben ieder hun eigen kracht. Welke gebruikt wordt hangt af van voorkeuren en omstandigheden. Voordelen van pakketten Een gecomprimeerd pakket tar-bestand is meestal kleiner dan het gecomprimeerde tar-bestand met de broncode van de applicatie; Pakketten vereisen geen additionele compilatie. Voor grote applicaties als Mozilla, KDE of GNOME kan dit belangrijk zijn, vooral als een systeem wat trager is; Pakketten vereisen geen begrip van het proces van het compileren van software op &os;. Voordelen van ports Pakketten worden meestal gecompileerd met conservatieve opties, omdat ze moeten draaien op een maximaal aantal systemen. Bij het installeren vanuit de port kunnen de compilatie-instellingen aangepast worden om zo bijvoorbeeld code te maken die specifiek voor een Pentium 4 of een Athlon processor is; Sommige applicaties hebben compilatie-instellingen gerelateerd aan wat ze wel of niet kunnen doen. Apache kan bijvoorbeeld ingesteld worden met een uitgebreide hoeveelheid verschillende ingebouwde instellingen. Door vanuit de port te werken hoeven niet alle standaardinstellingen geaccepteerd te worden en kunnen ze ingesteld worden; In sommige gevallen zijn er meerdere pakketten voor dezelfde applicatie om specifieke instellingen aan te geven. Ghostscript is bijvoorbeeld beschikbaar als een ghostscript pakket en ghostscript-nox11 pakket, afhankelijk van het al dan niet geïnstalleerd hebben van een X11 server. Deze ruwe vorm van tweaking is mogelijk met pakketten, maar dit wordt snel onmogelijk als een applicatie meer dan één of twee verschillende compilatie-instellingen heeft; De licentievoorwaarden van sommige softwaredistributies verbieden binaire distributie. Ze moeten dus gedistribueerd worden als broncode; Sommige mensen vertrouwen binaire distributies niet. Broncode kan tenminste (in theorie) zelf doorgelezen en gecontroleerd worden op potentiële problemen; Als er lokale modificaties zijn, is de broncode nodig om ze toe te passen; Sommige mensen hebben graag de broncode zodat ze die kunnen lezen als ze zich vervelen, erin kunnen hacken, code kunnen overnemen (indien de licentie dit toestaat natuurlijk), enzovoort. Om vernieuwingen van ports bij te houden kan een abonnement genomen worden op de &a.ports; en/of de &a.ports-bugs;. Voordat een applicatie wordt geïnstalleerd is het aan te raden op na kijken of er geen beveiligingsproblemen voor de gewenste applicatie bekend zijn. Het is ook mogelijk om ports-mgmt/portaudit te installeren, dat automatisch alle geïnstalleerde applicaties controleert op bekende fouten. Deze controle wordt ook uitgevoerd voordat een port wordt geïnstalleerd. Met het commando portaudit -F -a kunnen de pakketten die al geïnstalleerd zijn worden gecontroleerd. In de rest van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe pakketten en ports gebruikt kunnen worden om software in &os; te installeren en te beheren. Applicaties zoeken Voordat een applicatie geïnstalleerd kan worden, moeten de doelen bekend zijn en hoe de applicatie heet. De lijst met voor &os; beschikbare applicaties groeit continu. Gelukkig zijn er een aantal manieren om te zoeken: Op de &os; website staat een recente doorzoekbare lijst met alle beschikbare applicaties: http://www.FreeBSD.org/ports/. De ports zijn onderverdeeld in categorieën. Er kan naar een applicatie gezocht worden op naam (als die bekend is) of alle applicaties in een categorie kunnen bekeken worden. FreshPorts Dan Langille onderhoudt FreshPorts op . FreshPorts volgt veranderingen in applicaties in de ports en biedt de mogelijkheid om of meer ports te volgen. Er wordt dan een email gestuurd als de port is bijgewerkt. FreshMeat Als de naam van de gewenst applicatie niet bekend is, is het wellicht mogelijk deze te achterhalen via een website als FreshMeat () en kan daarna op de &os; site gecontroleerd worden of de applicatie al geschikt gemaakt is voor gebruik met &os;. Als de precieze naam van de port bekend is, maar niet bekend is in welke categorie deze staat, kan dit achterhaald worden met &man.whereis.1;. Door simpelweg whereis bestand in te geven, waar bestand het te installeren programma is. Als het op het systeem staat, wordt dat als volgt aangegeven: &prompt.root; whereis lsof lsof: /usr/ports/sysutils/lsof Dit geeft aan dat lsof (een systeemhulpprogramma) in de map /usr/ports/sysutils/lsof staat. U kunt ook een eenvoudig &man.echo.1;-statement gebruiken om uit te zoeken waar een port zich in te ports tree bevindt. Bijvoorbeeld: &prompt.root; echo /usr/ports/*/*lsof* /usr/ports/sysutils/lsof Merk op dat dit alle overeenkomstige bestanden die gedownload zijn in de map /usr/ports/distfiles terruggeeft. Nog een andere manier om een port op te sporen is door het ingebouwde zoekmechanisme van de Portscollectie te gebruiken. Hiervoor moet het huidige pad de map /usr/ports zijn. Vanuit die map kan make search name=programmanaam uitgevoerd worden, waar programmanaam de naam is van het programma dat wordt gezocht. Als bijvoorbeeld lsof wordt gezocht: &prompt.root; cd /usr/ports &prompt.root; make search name=lsof Port: lsof-4.56.4 Path: /usr/ports/sysutils/lsof Info: Lists information about open files (similar to fstat(1)) Maint: obrien@FreeBSD.org Index: sysutils B-deps: R-deps: Het belangrijkste onderdeel van de uitvoer is in dit geval de regel waarop Path: staat, omdat die aangeeft waar de port staat. De andere informatie is niet nodig voor de installatie van de port en wordt hier niet behandeld. Voor nog dieper zoeken kan ook make search key=string gebruikt worden waar string tekst is waarnaar gezocht moet worden. Hiermee wordt naar namen van ports, commentaar, beschrijvingen en afhankelijkheden gezocht en dit kan gebruikt worden om ports te vinden die te maken hebben met een bepaald onderwerp als onbekend is hoe het gezochte programma heet. In beide gevallen is de zoekstring niet hoofdlettergevoelig. Zoeken naar LSOF geeft hetzelfde resultaat als zoeken naar lsof. Chern Lee Bijgedragen door Het pakkettensysteem gebruiken Er zijn verschillende gereedschappen die gebruikt worden om pakketten op &os; te beheren: - sysinstall kan op een draaiend systeem - worden gebruikt om beschikbare en geïnstalleerde - pakketten te installeren, te verwijderen, en weer te geven. - Zie voor meer informatie Instellingen na de installatie. + Het gereedschap sysinstall kan op een + draaiend systeem worden gebruikt om beschikbare en + geïnstalleerde pakketten te installeren, te verwijderen, + en weer te geven. Zie voor meer informatie . De opdrachtregelgereedschappen om pakketten te beheren, welke het onderwerp van de rest van deze sectie zijn. Pakketten installeren pakketten installeren pkg_add Met &man.pkg.add.1; kan een &os; softwarepakket geïnstalleerd worden vanaf een lokaal bestand of vanaf een server op het netwerk. Handmatig pakketten downloaden en lokaal installeren &prompt.root; ftp -a ftp2.FreeBSD.org Connected to ftp2.FreeBSD.org. 220 ftp3.FreeBSD.org FTP server (Version 6.00LS) ready. 331 Guest login ok, send your email address as password. 230- 230- This machine is in Vienna, VA, USA, hosted by Verio. 230- Questions? E-mail freebsd@vienna.verio.net. 230- 230- 230 Guest login ok, access restrictions apply. Remote system type is UNIX. Using binary mode to transfer files. ftp> cd /pub/FreeBSD/ports/packages/sysutils/ 250 CWD command successful. ftp> get lsof-4.56.4.tgz local: lsof-4.56.4.tgz remote: lsof-4.56.4.tgz 200 PORT command successful. 150 Opening BINARY mode data connection for 'lsof-4.56.4.tgz' (92375 bytes). 100% |**************************************************| 92375 00:00 ETA 226 Transfer complete. 92375 bytes received in 5.60 seconds (16.11 KB/s) ftp> exit &prompt.root; pkg_add lsof-4.56.4.tgz Als er lokaal geen bron is voor pakketten (zoals de &os; CD-ROM-verzameling) dan is het waarschijnlijk makkelijker om de optie te gebruiken met &man.pkg.add.1;. Deze optie zorgt er voor dat het hulpprogramma automatisch het correcte formaat en de juiste versie bepaalt en die daarna binnenhaalt en installeert vanaf een FTP site. pkg_add &prompt.root; pkg_add -r lsof Het voorbeeld hierboven haalt het correcte pakket binnen en installeert het zonder dat de gebruiker iets hoeft te doen. Als u een alternatieve &os; Pakkettenmirror wilt specificeren, in plaats van de hoofddistributiesite, dan moet u de omgevingsvariabele PACKAGESITE overeenkomstig instellen om de standaardinstellingen aan te passen. &man.pkg.add.1; gebruikt &man.fetch.3; om de bestanden binnen te halen, dat gebruik maakt van diverse omgevingsvariabelen zoals FTP_PASSIVE_MODE, FTP_PROXY, en FTP_PASSWORD. Mogelijk moeten ook één of meer van deze variabelen gebruikt worden als een machine achter een firewall staat of als gebruik gemaakt moet worden van een FTP/HTTP proxy. In &man.fetch.3; staat de complete lijst. In het voorbeeld hierboven is gebruik gemaakt van lsof in plaats van lsof-4.56.4. Als het pakket wordt binnengehaald met behulp van de bovenstaande instellingen, dan moet het versienummer van het pakket niet gebruikt worden. &man.pkg.add.1; haalt automatisch de laatste versie van de applicatie binnen. &man.pkg.add.1; downloadt de meest recente versie van een applicatie als &os.current; of &os.stable;. Als een -RELEASE versie wordt gebruikt, wordt het pakket dat bij die release hoort gebruikt. Het is mogelijk dit gedrag te veranderen door PACKAGESITE te wijzigen. Als u bijvoorbeeld &os; 5.4-RELEASE draait, dan haalt &man.pkg.add.1; standaard de pakketten uit ftp://ftp.freebsd.org/pub/FreeBSD/ports/i386/packages-5.4-release/Latest/. Om &man.pkg.add.1; de &os; 5-STABLE pakketten te laten downloaden kan PACKAGESITE ingesteld worden op ftp://ftp.freebsd.org/pub/FreeBSD/ports/i386/packages-5-stable/Latest/. Pakketbestanden worden gedistribueerd in de formaten .tgz en .tbz. Ze zijn te vinden op of op de &os; CD-ROM-distributie. Iedere CD-ROM in de &os; 4-CD-ROM-verzameling (en de PowerPak, enzovoort) bevat pakketten in de map /packages. De opbouw van de pakketten is ongeveer gelijk aan die van /usr/ports. Iedere categorie heeft zijn eigen map en ieder pakket staat ook in de map All. De mappenstructuur van het pakkettensysteem is gelijk aan die van het portssysteem. Samen vormen ze het pakket/portssysteem. Pakketten beheren pakketten beheren &man.pkg.info.1; is een hulpprogramma dat de diverse geïnstalleerde pakketten toont en beschrijft. pkg_info &prompt.root; pkg_info cvsup-16.1 A general network file distribution system optimized for CV docbook-1.2 Meta-port for the different versions of the DocBook DTD ... &man.pkg.version.1; is een hulpprogramma dat een samenvatting van de versie van alle geïnstalleerde pakketten geeft. Het vergelijkt de versie van het pakket met de huidige versie in de Portscollectie. pkg_version &prompt.root; pkg_version cvsup = docbook = ... De symbolen in de tweede kolom geven aan hoe de geïnstalleerde versie staat ten opzichte van de versie die beschikbaar is in de lokale Portscollectie. Symbool Betekenis = De versie van het geïnstalleerde pakket komt overeen met die in de lokale Portscollectie. < De geïnstalleerde versie is ouder dan die beschikbaar is in de ports. > De geïnstalleerde versie is nieuwer dan die in de lokale Portscollectie. De lokale Portscollectie is waarschijnlijk verouderd. ? Het geïnstalleerde pakket kan niet gevonden worden in index van de Portscollectie. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als een geïnstalleerde port uit de Portscollectie wordt verwijderd of hernoemd. * Er zijn meerdere versies van het pakket. ! Het geïnstalleerde pakket bestaat in de index maar om de een of andere reden was pkg_version niet in staat om het versienummer van het geïnstalleerde pakket met de overeenkomstige ingang in de index te vergelijken. Pakketten verwijderen pkg_delete pakketten verwijderen Voor het verwijderen van een geïnstalleerd pakket wordt het hulpprogramma &man.pkg.delete.1; gebruikt. &prompt.root; pkg_delete xchat-1.7.1 Merk op dat &man.pkg.delete.1; de volledige naam en het volledige nummer van het pakket nodig heeft; het bovenstaande commando zou niet werken als xchat in plaats van xchat-1.7.1 was gegeven. Het is echter eenvoudig om &man.pkg.version.1; te gebruiken om de versie van het geïnstalleerde pakket te achterhalen. U zou ook eenvoudigweg een wildcard kunnen gebruiken: &prompt.root; pkg_delete xchat\* In dit geval zullen alle pakketten waarvan de naam met xchat begint worden verwijderd. Diversen Alle informatie over pakketten wordt opgeslagen in de map /var/db/pkg. De lijst met geïnstalleerde bestanden en beschrijvingen van ieder pakket staat in de bestanden in deze map. De Portscollectie gebruiken In de volgende paragrafen worden basisinstructies gegeven over het gebruik van de Portscollectie om programma's op een systeem te installeren of ervan te verwijderen. Een gedetailleerde beschrijving van de make-doelen en omgevingsvariabelen staat in &man.ports.7;. De Portscollectie Voordat ports geïnstalleerd kunnen worden moet eerst de Portscollectie op een systeem staan, die in essentie een set van Makefiles, patches en bestanden met beschrijvingen is in /usr/ports. Tijdens het installeren van een &os; systeem, vraagt sysinstall of de Portscollectie geïnstalleerd moet worden. Als daar NO is aangegeven, dan kan met behulp van de volgende instructies alsnog de Portscollectie op een systeem gezet worden: Met CVSup Dit is een snelle methode voor het verkrijgen en bijhouden van een kopie van Portscollectie met behulp van het CVSup-protocol. Meer informatie over CVSup staat in CVSup gebruiken. De implementatie van het CVSup-protocol dat met &os; wordt geleverd heet csup. Het verscheen voor het eerst in &os; 6.2. Gebruikers van oudere uitgaven kunnen het via de port of het pakket net/csup installeren. Zorg ervoor dat /usr/ports leeg is voordat csup voor het eerst gebruikt wordt! Als er reeds een Ports Collectie aanwezig is die via een andere bron is opgehaald, zal csup verwijderde patchbestanden niet verwijderen. Draai csup: &prompt.root; csup -L 2 -h cvsup.FreeBSD.org /usr/share/examples/cvsup/ports-supfile Wijzig cvsup.FreeBSD.org in een CVSup server in de buurt. In CVSup Mirrors () staat een complete lijst van mirrorsites; Het kan wenselijk zijn een aangepaste ports-supfile te gebruiken, bijvoorbeeld om een CVSup server niet mee te hoeven geven op de commandoregel. Kopieer in dit geval, als root, /usr/share/examples/cvsup/ports-supfile naar een nieuwe locatie, zoals /root of een thuismap. Wijzig ports-supfile. Wijzig CHANGE_THIS.FreeBSD.org in een CVSup server in de buurt. In CVSup Mirrors () staat een volledige lijst met mirrorsites. Roep nu als volgt csup aan: &prompt.root; csup -L 2 /root/ports-supfile Het later draaien van &man.csup.1; zal alle recente veranderingen aan uw Portscollectie downloaden en toepassen, behalve het eigenlijke herbouwen van ports voor uw eigen systeem. Met Portsnap Portsnap is een alternatief systeem voor het distribueren van de Portscollectie. In Portsnap gebruiken staat een gedetailleerde beschrijving van alle mogelijkheden van Portsnap. Download een gecomprimeerd snapshot van de Portscollectie naar /var/db/portsnap. Na deze stap kan eventueel de verbinding met Internet verbroken worden. &prompt.root; portsnap fetch Als Portsnap voor de eerste keer draait, pak het snapshot dan uit in /usr/ports: &prompt.root; portsnap extract Als /usr/ports al gevuld is en er alleen wordt bijgewerkt, voer dan het volgende commando uit in plaats van het bovenstaande: &prompt.root; portsnap update Met sysinstall Bij deze methode wordt sysinstall gebruikt om de Portscollectie van installatiemedia te installeren. Hier wordt wel de Portscollectie op het moment dat de release gemaakt is geïnstalleerd. Bij toegang tot Internet is het advies altijd een andere methode te gebruiken. Draai als root sysinstall (/stand/sysinstall in &os; versies ouder dan 5.2) zoals hieronder aangegeven: &prompt.root; sysinstall Scroll naar beneden en selecteer Configure, druk op Enter. Scroll naar beneden en selecteer Distributions, druk op Enter. Scroll naar ports, druk op Space. Scroll naar boven naarExit, druk op Enter. Selecteer de gewenste installatiemedia, zoals CD-ROM, FTP, enzovoort. Scroll omhoog naar Exit en druk op Enter. Druk op X om sysinstall af te sluiten. Ports installeren ports installeren Het eerste wat uitleg behoeft als het over de Portscollectie gaat is de term skelet (skeleton). In een notendop is een portskelet een minimaal aantal bestanden dat &os; aangeeft hoe een programma gecompileerd en geïnstalleerd kan worden. Ieder portskelet bevat: Een Makefile. De Makefile bevat verschillende definities die aangeven hoe de applicatie gecompileerd moet worden en waar die op een systeem geïnstalleerd moet worden; Een bestand distinfo. Dit bestand bevat informatie over de bestanden die gedownload moeten worden om de port te bouwen, en hun checksums (door gebruik te maken van &man.md5.1; en &man.sha256.1;), om vast te stellen dat de bestanden niet corrupt zijn geraakt tijdens de download; Een map files. Deze map bevat patches om het programma op een &os; systeem te laten compileren en installeren. Patches zijn in essentie kleine bestanden waarin kleine veranderingen aan andere, specifieke, bestanden staan aangegeven. Ze zijn opgesteld in platte tekst en er staan dingen in als Verwijder regel 10 of Wijzig regel 26 in .... Patches staan ook wel bekend als diffs omdat ze gemaakt worden met het programma &man.diff.1;. Deze map kan ook andere bestanden bevatten die gebruikt worden om de port te bouwen; Een bestand pkg-descr. Dit is een meer gedetailleerde beschrijving van het programma, vaak in één regel; Een bestand pkg-plist. Dit is een lijst met alle bestanden die door de port geïnstalleerd worden. Het geeft het portssysteem ook aan welke bestanden bij het verwijderen van de port weer verwijderd kunnen worden. Sommige ports bevatten nog andere bestanden, zoals pkg-message. Het portssysteem gebruikt die bestanden voor het afhandelen van bijzondere situaties. Meer details over die bestanden en over ports in het algemeen zijn na te lezen in het &os; Handboek voor Porters. De port bevat instructies over hoe de broncode gebouwd moet worden, maar de broncode zelf is er geen onderdeel van. De broncode staat op een CD-ROM of op Internet. De broncode wordt verspreid op de wijze waarop de auteur dat wenst. Vaak is dat als een tar of gzip bestand, maar het kan ook ingepakt zijn met een ander programma of helemaal niet ingepakt zijn. De broncode van een programma, in welke vorm dan ook, heet een distributiebestand. De twee methoden om een &os; port te installeren worden hieronder beschreven. Ports installeren dient als root te gebeuren. Voordat een port wordt geïnstalleerd is het aan te raden op na kijken of er geen beveiligingsproblemen voor de gewenste port bekend zijn. Er kan automatisch een controle op beveiligingsproblemen door portaudit gedaan worden voordat er een nieuwe applicatie wordt geïnstalleerd. Dit gereedschap kan in de Portscollectie gevonden worden (ports-mgmt/portaudit). Overweeg om portaudit -F te draaien voordat er een nieuwe port wordt geïnstalleerd, om de huidige database met beveiligingsproblemen op te halen. Tijdens de dagelijkse beveiligingscontrole van het systeem zal er een beveiligingsaudit en een update van de database plaatsvinden. Lees voor meer informatie de hulppagina's &man.portaudit.1; en &man.periodic.8;. De Portscollectie neemt aan dat er een werkende Internetverbinding is. Als die niet aanwezig is, zet dan handmatig een kopie van het benodigde distributiebestand in /usr/ports/distfiles. Ga om te beginnen naar de juiste map voor een port: &prompt.root; cd /usr/ports/sysutils/lsof Eenmaal in de map lsof is het skelet van de port te zien. In de volgende stap wordt de broncode voor de port gecompileerd of gebouwd. Dit wordt gedaan door op het prompt make in te voeren. Dat levert iets als het volgende op: &prompt.root; make >> lsof_4.57D.freebsd.tar.gz doesn't seem to exist in /usr/ports/distfiles/. >> Attempting to fetch from ftp://lsof.itap.purdue.edu/pub/tools/unix/lsof/. ===> Extracting for lsof-4.57 ... [uitvoer van uitpakken verwijderd] ... >> Checksum OK for lsof_4.57D.freebsd.tar.gz. ===> Patching for lsof-4.57 ===> Applying FreeBSD patches for lsof-4.57 ===> Configuring for lsof-4.57 ... [uitvoer van configure verwijderd] ... ===> Building for lsof-4.57 ... [uitvoer van compileren verwijderd] ... &prompt.root; Als het compileren is afgerond is het prompt weer zichtbaar. In de volgende stap wordt de port geïnstalleerd. Om dat te bewerkstelligen wordt het woord install aan make toegevoegd: &prompt.root; make install ===> Installing for lsof-4.57 ... [uitvoer installatie verwijderd] ... ===> Generating temporary packing list ===> Compressing manual pages for lsof-4.57 ===> Registering installation for lsof-4.57 ===> SECURITY NOTE: This port has installed the following binaries which execute with increased privileges. &prompt.root; Als de prompt weer beschikbaar is, is de applicatie klaar voor gebruik. Omdat lsof met verhoogde rechten wordt uitgevoerd, wordt er een waarschuwing getoond. Tijdens het bouwen en installeren van ports zijn de getoonde waarschuwingen van belang. Het is verstandig om de submap die als werkmap wordt gebruikt te verwijderen. Hierin staan alle tijdelijke bestanden die tijdens het compileren worden gebruikt. Die bestanden gebruiken niet alleen waardevolle schijfruimte, maar ze kunnen later ook problemen veroorzaken als de port wordt bijgewerkt. &prompt.root; make clean ===> Cleaning for lsof-4.57 &prompt.root; Het is mogelijk twee stappen minder te gebruiken door make install clean uit te voeren in plaats van make, make install en make clean als drie afzonderlijke stappen. Sommige shells houden een cache bij van de commando's die in de mappen uit de omgevingsvariabele PATH staan om het opzoeken van een uitvoerbaar bestand te versnellen. Als zo'n shell wordt gebruikt, moet er na de installatie van een port het commando rehash worden uitgevoerd voordat zojuist geïnstalleerde commando's kunnen worden gebruikt. Dit commando werkt voor shells zoals tcsh. Gebruik voor shells als sh hash -r. In de documentatie van een shell staat meer informatie. Sommige DVD-ROM-producten van andere partijen, zoals de &os; Toolkit van de FreeBSD Mall bevatten distributiebestanden. Die kunnen met de Portscollectie gebruikt worden. Koppel de DVD-ROM aan op /cdrom. Stel bij gebruik van een ander aankoppelpunt de make variabele CD_MOUNTPTS in. De benodigde distributiebestanden worden automatisch gebruikt als ze op de schijf aanwezig zijn. Licenties van sommige ports staan niet toe dat de code wordt opgenomen in een CD-ROM. Dit kan komen doordat er een formulier ingevuld moet worden voor een download of doordat herdistributie niet is toegestaan of om een andere reden. Om een port te installeren die niet op de CD-ROM staat moet de computer waarop de port geïnstalleerd wordt een Internetverbinding hebben. Het portssysteem gebruikt &man.fetch.1; om bestanden te downloaden. Dat programma maakt gebruik van een aantal omgevingsvariabelen, waaronder FTP_PASSIVE_MODE, FTP_PROXY, en FTP_PASSWORD. Als een systeem achter een firewall staat, is het wellicht noodzakelijk om een of meer van deze omgevingsvariabelen in te stellen of om gebruik te maken van een FTP/HTTP proxy. In &man.fetch.3; staat een complete lijst. Als er geen continue Internetverbinding is, kan gebruik gemaakt worden van make fetch. Door dit commando in de map /usr/ports uit te voeren worden alle benodigde bestanden gedownload. Dit commando werkt ook op een lager niveau als /usr/ports/net of /usr/ports/net/xmule. Als een port afhankelijk is van bibliotheken of andere ports dan worden de distributiebestanden van die ports niet opgehaald. Om dat de bereiken dient fetch vervangen te worden door fetch-recursive. Het is mogelijk alle ports in een categorie te bouwen door make in een hogere map uit te voeren, naar analogie van het voorbeeld voor make fetch. Dit is wel gevaarlijk, omdat sommige ports niet tegelijk met andere geïnstalleerd kunnen zijn. In andere gevallen installeren twee ports hetzelfde bestand met een andere inhoud. In zeldzame gevallen willen of moeten gebruikers de tar-bestanden van een andere site dan de MASTER_SITES halen (de locatie waar de bestanden vandaan komen). Dat is mogelijk met de optie MASTER_SITES met een volgend commando: &prompt.root; cd /usr/ports/directory &prompt.root; make MASTER_SITE_OVERRIDE= \ ftp://ftp.FreeBSD.org/pub/FreeBSD/ports/distfiles/ fetch In het voorgaande voorbeeld is de optie MASTER_SITES gewijzigd naar ftp.FreeBSD.org/pub/FreeBSD/ports/distfiles/. Sommige ports staan toe (of schrijven zelfs voor) dat er een aantal instellingen worden meegegeven die bepaalde onderdelen (niet gebruikt, beveiligingsinstellingen en andere aanpassingen) van de applicatie in- of uitschakelen. Voorbeelden van ports waarbij dat het geval is zijn www/mozilla, security/gpgme en mail/sylpheed-claws. Er wordt een bericht getoond als dit soort instellingen beschikbaar zijn. Standaardmappen voor ports wijzigen Soms is het handig (of verplicht) om een andere map voor werk of ports te gebruiken. Met de variabelen WRKDIRPREFIX en PREFIX kunnen de standaardmappen veranderd worden: &prompt.root; make WRKDIRPREFIX=/usr/home/example/ports install Het voorbeeld hierboven compileert de port in /usr/home/example/ports en installeert alles in /usr/local. &prompt.root; make PREFIX=/usr/home/example/local install Het voorbeeld hierboven compileert in /usr/ports en installeert in /usr/home/example/local. &prompt.root; make WRKDIRPREFIX=../ports PREFIX=../local install Het voorbeeld hierboven combineert de twee instellingen. Het gaat te ver om dit volledig in het handboek te beschrijven, maar hier krijgt de lezer een idee van de mogelijkheden. Het is ook mogelijk de bovenstaande variabelen als deel van de omgeving in te stellen. In de hulppagina's van de gebruikte shell staat hoe dat mogelijk is. Omgaan met <command>imake</command> Er zijn ports die imake gebruiken (een onderdeel van het X Window systeem) die niet goed werken met PREFIX en erop staan te installeren in /usr/X11R6. Er zijn ook een aantal Perl ports die PREFIX negeren en in de Perl hiërarchie installeren. Deze ports op de PREFIX locatie laten installeren is meestal erg moeilijk of onmogelijk. Ports herconfigureren Tijdens het bouwen van bepaalde ports kan er een menu dat op ncurses is gebaseerd verschijnen waaruit u bepaalde bouwopties kunt selecteren. Het is niet ongebruikelijk dat gebruikers dit menu opnieuw willen bezoeken om deze opties toe te voegen, te verwijderen, of te veranderen nadat een port is gebouwd. Er zijn vele manieren om dit te doen. Eén optie is om naar de map waarin de port staat te gaan en make config te typen, wat eenvoudigweg het menu opnieuw toont met daarin de zelfde opties geselecteerd. Een andere optie is om make showconfig te gebruiken, wat alle instelopties voor de port aan u laat zien. Nog een andere optie is om make rmconfig uit te voeren wat alle geselecteerde opties zal verwijderen en u toestaat opnieuw te beginnen. Al deze opties, en anderen, worden zeer gedetailleerd uitgelegd in de hulppagina voor &man.ports.7;. Geïnstalleerde ports verwijderen ports verwijderen Nu u weet hoe ports te installeren, zult u zich waarschijnlijk afvragen hoe ze te verwijderen, in het geval dat u er een installeert en later besluit dat u de verkeerde port heeft geïnstalleerd. We zullen ons vorige voorbeeld (lsof) verwijderen. Ports worden op precies dezelfde manier verwijderd als pakketten met het commando &man.pkg.delete.1; (zoals beschreven in het onderdeel Pakketten): &prompt.root; pkg_delete lsof-4.57 Ports bijwerken ports bijwerken Stel als eerste een lijst samen met ports waarvoor een nieuwere versie beschikbaar is in de Portscollectie met het commando &man.pkg.version.1;: &prompt.root; pkg_version -v <filename>/usr/ports/UPDATING</filename> Als de Portscollectie eenmaal is bijgewerkt vóór het bijwerken van ports, is het verstandig het bestand /usr/ports/UPDATING te raadplegen. In dat bestand staan aanwijzingen en wijzigingen voor gebruikers die van belang zijn bij het bijwerken van ports, zoals het veranderen van bestandsformaten, veranderen van de locatie van configuratie bestanden, en andere incompatibiliteiten met voorgaande versies. Als UPDATING tegenstrijdig is met wat hier beschreven is, moet men UPDATING als waar beschouwen. Ports bijwerken met portupgrade portupgrade Het hulpprogramma portupgrade is ontworpen om geïnstalleerde ports eenvoudig bij te werken. Het is beschikbaar via de port ports-mgmt/portupgrade. Installeer het net als iedere andere port met het commando make install clean: &prompt.root; cd /usr/ports/ports-mgmt/portupgrade &prompt.root; make install clean Scan de lijst met geïnstalleerde ports met het commando pkgdb -F en corrigeer alle gerapporteerde inconsistenties. Het is verstandig dit regelmatig te doen, voor iedere keer bijwerken. Door het draaien van portupgrade -a zal portupgrade beginnen met het bijwerken van alle geïnstalleerde ports op een systeem waarvoor een nieuwere versie beschikbaar is. Met de vlag is het mogelijk in te stellen dat voor iedere bij te werken port om bevestiging wordt gevraagd. &prompt.root; portupgrade -ai Gebruik om alleen een specifieke applicatie bij te werken en niet alle beschikbare ports portupgrade pkgname. Gebruik de vlag om portupgrade eerst alle ports bij te laten werken die voor een bij te werken toepassing benodigd zijn. &prompt.root; portupgrade -R firefox Gebruik de vlag om bij installatie van pakketten in plaats van ports gebruik te maken. Met deze optie zoekt portupgrade in de lokale mappen uit PKG_PATH of haalt de pakketten via het netwerk op als ze lokaal niet worden aangetroffen. Als een pakket niet lokaal en niet via het netwerk wordt gevonden, dan gebruikt portupgrade ports. Om het gebruik van ports te voorkomen kan gebruik gemaakt worden van de optie : &prompt.root; portupgrade -PP gnome2 Om alleen de distributiebestanden op te halen (of pakketten als is opgegeven), zonder bouwen of installeren, is beschikbaar. Meer informatie staat in &man.portupgrade.1;. Ports bijwerken met portmanager portmanager Portmanager is een ander hulpprogramma voor het eenvoudig bijwerken van geïnstalleerde ports. Het is beschikbaar via de port ports-mgmt/portmanager: &prompt.root; cd /usr/ports/sysutils/portmanager &prompt.root; make install clean Alle geïnstalleerde ports kunnen bijgewerkt worden met het volgende eenvoudige commando: &prompt.root; portmanager -u Met de vlag kan ingesteld worden dat voor iedere stap die Portmanager wil uitvoeren vooraf toestemming moet worden gegeven. Portmanager kan ook nieuwe ports op een systeem installeren. Anders dan met het bekende commando make install clean worden alle afhankelijkheden bijgewerkt voordat de geselecteerde port wordt gebouwd en geïnstalleerd: &prompt.root; portmanager x11/gnome2 Als er problemen zijn ten aanzien van de afhankelijkheden voor een geselecteerde port, dan kan Portmanager ze allemaal herbouwen in de juiste volgorde. Als dat is afgerond, wordt daarna ook de port die problemen opleverde opnieuw gebouwd: &prompt.root; portmanager graphics/gimp -f Meer informatie staat in &man.portmanager.1;. Ports bijwerken met Portmaster portmaster Portmaster is nog een gereedschap voor het bijwerken van geïnstalleerde ports. Portmaster was ontworpen om gebruik te maken van de gereedschappen die in het basis systeem te vinden zijn (het hangt niet af andere ports) en het gebruikt de informatie in /var/db/pkg om te bepalen welke ports bij te werken. Het is beschikbaar via de port ports-mgmt/portmaster: &prompt.root; cd /usr/ports/ports-mgmt/portmaster &prompt.root; make install clean Portmaster verdeelt ports in vier categoriën: Wortelpoorten (geen afhankelijkheden, wordt niet van afgehangen) Stampoorten (geen afhankelijkheden, wordt van afgehangen) Takpoorten (hebben afhankelijkheden, wordt van afgehangen) Bladpoorten (hebben afhankelijkheden, wordt niet van afgehangen) U kunt de optie gebruiken om alle geïnstalleerde ports tonen en naar updates te zoeken: &prompt.root; portmaster -L ===>>> Root ports (No dependencies, not depended on) ===>>> ispell-3.2.06_18 ===>>> screen-4.0.3 ===>>> New version available: screen-4.0.3_1 ===>>> tcpflow-0.21_1 ===>>> 7 root ports ... ===>>> Branch ports (Have dependencies, are depended on) ===>>> apache-2.2.3 ===>>> New version available: apache-2.2.8 ... ===>>> Leaf ports (Have dependencies, not depended on) ===>>> automake-1.9.6_2 ===>>> bash-3.1.17 ===>>> New version available: bash-3.2.33 ... ===>>> 32 leaf ports ===>>> 137 total installed ports ===>>> 83 have new versions available Alle geïnstalleerde ports kunnen met dit eenvoudige commando worden bijgewerkt: &prompt.root; portmaster -a Standaard maakt Portmaster een backup-pakket aan voordat het een bestaande port verwijderd. Als de installatie van de nieuwe versie succesvol is, zal Portmaster de reservekopie verwijderen. Het gebruik van zal Portmaster instrueren om de reservekopie niet automatisch te verwijderen. Het toevoegen van de optie zal Portmaster in interactieve modus opstarten, en u vragen voordat het elke port bijwerkt. Als u fouten tegenkomt tijdens het bijwerkproces, kunt u de optie gebruiken om alle ports bij te werken/te herbouwen: &prompt.root; portmaster -af U kunt Portmaster ook gebruiken om nieuwe ports op het systeem te installeren, en alle afhankelijkheden bijwerken voordat de nieuwe port gebouwd en geïnstalleerd wordt: &prompt.root; portmaster shells/bash Bekijk &man.portmaster.8; voor meer informatie. Ports en schijfruimte ports disk-space Werken met de Portscollectie kan in de loop der tijd veel schijfruimte gebruiken. Na het bouwen en installeren van software uit de ports, is het van belang altijd de tijdelijke mappen work op te ruimen met het commando make clean. De complete Portscollectie kan geschoond worden met het volgende commando: &prompt.root; portsclean -C In de loop der tijd komen ook veel oude bestanden met broncode in de map distfiles te staan. Die kunnen handmatig verwijderd worden of met het volgende commando dat alle distributiebestanden waarnaar in de huidige ports geen verwijzingen meer staan verwijdert: &prompt.root; portsclean -D Of om alle distributiebestanden te verwijderen waardoor momenteel door geen één geïnstalleerde port op uw systeem wordt verwezen: &prompt.root; portsclean -DD Het hulpprogramma portsclean is onderdeel van de suite portupgrade. Vergeet niet ports die niet langer gebruikt worden te verwijderen. Een handig hulpmiddel hiervoor kan de port ports-mgmt/pkg_cutleaves zijn. Activiteiten na het installeren Na het installeren van een nieuwe applicatie is het meestal verstandig om de documentatie te lezen die bij een applicatie zit, bestanden met instellingen die vereist zijn aan te passen, ervoor te zorgen dat de applicatie start na het opstarten (als het een daemon is), enzovoort. De exacte stappen om een applicatie in te stellen zijn natuurlijk voor iedere applicatie anders. Maar als er net een nieuwe applicatie is geïnstalleerd en het is niet vanzelfsprekend hoe verder te gaan, dan kunnen de volgende tips helpen: Met &man.pkg.info.1; kan uitgevonden worden welke bestanden geïnstalleerd zijn en waar. Om bijvoorbeeld uit te vinden welke bestanden door FooPackage versie 1.0.0 zijn geïnstalleerd: &prompt.root; pkg_info -L foopackage-1.0.0 | less Bestanden in mapnamen met man/ zijn hulppagina's, etc/ bevat bestanden met instellingen en doc/ bevat uitgebreidere documentatie. Als niet helemaal duidelijk is welke versie van het programma is geïnstalleerd, kan een commando als volgt gebruikt worden: &prompt.root; pkg_info | grep -i foopackage Hiermee worden alle pakketten getoond waar foopackage in de pakketnaam voorkomt. Als de hulppagina's zijn gevonden, kunnen die bekeken worden met &man.man.1;. Zo kan er ook in de bestanden met voorbeeldinstellingen gekeken worden en naar aanvullende documentatie, als die is bijgeleverd. Als er een website is voor de applicatie staat daar vaak ook aanvullende documentatie, veelgestelde vragen, enzovoort. Als het webadres niet bekend is, kan dat nog staan in de uitvoer van het volgende commando: &prompt.root; pkg_info foopackage-1.0.0 Als er een regel met WWW: in staat, is dat de URL naar de website voor de applicatie. Ports die na het opstarten moeten starten (zoals Internet diensten) hebben meestal een voorbeeldscript in /usr/local/etc/rc.d. Dit script kan bekeken, aangepast en hernoemd worden waar nodig. Meer informatie staat in Diensten Starten. Omgaan met kapotte ports Als een port niet werkt, zijn er een aantal mogelijke manieren om verder te komen: Zoek uit of er een oplossing voor de port staat te wachten in de Problem Report database. Als dat zo is kan wellicht de voorgestelde reparatie gebruikt worden. Vraag de beheerder van de port om hulp. Voor het emailadres van de beheerder kan make maintainer getypt worden of het kan in de Makefile staan. Zet in de mail in ieder geval de naam en versie van de port (de regel met $&os;: in de Makefile) en de uitvoer tot en met de foutmelding. Sommige ports worden niet beheerd door een individu maar in plaats daarvan door een mailinglijst. Veel, maar niet alle, van deze adressen zien eruit als freebsd-lijstnaam@FreeBSD.org. Houd hier alstublieft rekening mee bij het formuleren van vragen. In het bijzonder worden ports die geregistreerd staan als onderhouden door ports@FreeBSD.org helemaal niet onderhouden. Reparaties en ondersteuning, als dat al beschikbaar is, komt vanuit de gemeenschap die is geabonneerd op die mailinglijst. Meer vrijwilligers zijn altijd nodig! Als er geen antwoord komt, stuur dan met &man.send-pr.1; een foutrapport in. Zie Writing &os; Problem Reports). Repareren! In het Handboek voor de Porter is gedetailleerde informatie te vinden over de infrastructuur van de Ports, zodat een kapotte port gemaakt kan worden of er zelfs een nieuwe port ingestuurd kan worden. Zoek een pakket van een FTP site in de buurt. De master pakketcollectie staat op ftp.FreeBSD.org in de map pakketten, maar het is van belang dat er eerst in de buurt wordt gekeken! Dat het pakket werkt is waarschijnlijker dan wanneer uit de broncode wordt gecompileerd en het is nog sneller ook. Een pakket kan met &man.pkg.add.1; geïnstalleerd worden. diff --git a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ppp-and-slip/chapter.sgml b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ppp-and-slip/chapter.sgml index 8a14bb6602..ea0bd1b1ad 100644 --- a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ppp-and-slip/chapter.sgml +++ b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/ppp-and-slip/chapter.sgml @@ -1,3437 +1,3442 @@ Jim Mock Geherstructureerd, gereorganiseerd en geupdate door Remko Lodder Vertaald door PPP en SLIP Overzicht PPP SLIP &os; heeft een aantal manieren om de ene computer met de andere te verbinden. Om een netwerk of internet verbinding op te zetten door een inbel modem, of om anderen toe te staan dit te doen door de machine heen vereist het gebruik van PPP en SLIP. Dit hoofdstuk beschrijft het opzetten van op modems gebaseerde diensten in meer detail. Na het lezen van dit hoofdstuk weet u: Hoe gebruikers PPP opgezet kan worden. Hoe kernel PPP opgezet kan worden. Hoe PPPoE opgezet kan worden (PPP over Ethernet). Hoe PPPoA opgezet kan worden (PPP over ATM). Hoe een SLIP server en cliënt opgezet kan worden en hoe dat geconfigureerd wordt. PPP gebruiker PPP - + PPP kernel PPP - + PPP over Ethernet Voordat dit hoofdstuk gelezen wordt, moet u: Bekend zijn met basis netwerk terminologie. De basis en doeleinden van een inbel verbinding en van PPP en/of SLIP. U kunt zich afvragen wat het verschil is tussen gebruiker PPP en kernel PPP. Het antwoord is simpel: gebruiker PPP verwerkt inkomend en uitgaande data in het gebruikersland in plaats van in de kernel. Dit is duur in de zin van het kopiëren van de data tussen de kernel en het gebruikersland, maar levert meer mogelijkheden voor de PPP implementatie. Gebruikers PPP gebruikt het tun apparaat om te communiceren met de buitenwereld. Kernel PPP maakt gebruik van het ppp apparaat. Voor de rest van dit hoofdstuk, zal gebruiker PPP gebruikt worden als ppp tenzij er onderscheid gemaakt moet worden met andere PPP software zoals pppd. Tenzij anders vermeld moeten alle uitgelegde commando's in dit hoofdstuk gestart worden als de root gebruiker. - - Tom - Rhodes - Geupdate en uitgebreid door - + + Tom + Rhodes + Bijgewerkt en uitgebreid door + - - Brian - Somers + + Brian + Somers Origineel bijgedragen door - + Nik Clayton Met input van - - + + Dirk - Frömberg - - - Peter - Childs - + Frömberg + + + Peter + Childs + Gebruik maken van gebruiker PPP Gebruiker PPP Vereisten Dit document gaat er vanuit dat u de volgende punten beschikbaar heeft: ISP PPP Een account bij een Internet Service Provider (ISP) waarmee verbinding gemaakt wordt door middel van PPP. U heeft een modem of een ander apparaat verbonden met uw pc en correct geconfigureerd wat het u mogelijk maakt om verbinding te maken met uw ISP. De inbelnummers van uw ISP. PAP CHAP UNIX loginnaam wachtwoord Uw loginnaam en wachtwoord (danwel een standaard &unix; stijl login en wachtwoord combinatie of een PAP of CHAP login en wachtwoord combinatie). naamserver Het IP adres van één of meerdere naamservers. Normaal gesproken krijgt u twee IP adressen van uw ISP om te gebruiken. Als u er echter geen één gekregen heeft, kunt u het commando enable dns gebruiken in ppp.conf en ppp zal de naamservers voor u configureren. Deze optie is afhankelijk van de PPP implementatie van de ISP, welke DNS onderhandeling moet ondersteunen. De volgende informatie kan aangeleverd worden door uw ISP maar is niet echt noodzakelijk: Het IP adres van de router van uw ISP. De router is de machine waarmee u verbinding maakt en welke ingesteld wordt als de standaard route. Als u deze informatie niet heeft, kunt u een willekeurig adres verzinnen waarna de PPP server van de ISP het juiste adres vertelt zodra u verbinding maakt. Dit IP adres wordt door ppp HISADDR genoemd. Het netwerkmasker wat gebruikt moet worden. Als uw ISP deze niet heeft opgegeven, kan 255.255.255.255 gebruikt worden. statisch ip adres Als uw ISP u een vast IP adres en hostnaam levert, kunt u deze invoeren. In andere gevallen bepaalt de andere kant welk adres er uitgegeven wordt. - + Als u niet in bezit bent van de vereiste informatie, moet u contact opnemen met uw ISP. Door de rest van dit hoofdstuk worden in veel van de voorbeelden configuratie bestanden genummerd per regel. Deze nummers dienen alleen als hulp voor de presentatie en discussie en zijn verder niet bedoeld om daadwerkelijk geïmplementeerd te worden. Een juiste inspringing met tabs en spaties zijn daarbij ook belangrijk. - Automatische <application>PPP</application> configuratie + Automatische <application>PPP</application> configuratie PPP configuratie Zowel ppp als pppd (de implementatie van PPP op kernel niveau) gebruiken de - configuratie bestanden die zich in de - /etc/ppp directory bevinden. Voorbeelden + configuratie bestanden die zich in de map /etc/ppp bevinden. Voorbeelden configuraties voor gebruiker PPP kunnen gevonden worden in - /usr/share/examples/ppp/. + /usr/share/examples/ppp/. Het configureren van ppp vereist dat u een aantal bestanden bewerkt, afhankelijk van uw eisen. Wat u moet invoeren is deels afhankelijk van wat uw ISP u aanbied met oog op statische IP adressen (lees u krijgt een statisch adres welke u altijd gebruikt) of dynamisch (lees: uw IP adres veranderd elke keer als u verbinding maakt met uw ISP). PPP en statische ip adressen PPP met statische IP adressen U moet het /etc/ppp/ppp.conf bewerken. Het zou dan als volgend eruit moeten zien: Regels die eindigen met een : starten in de eerste kolom (het begin van de regel) — alle andere regels moeten inspringen zoals getoond door middel van spaties of tabs. 1 default: 2 set log Phase Chat LCP IPCP CCP tun command 3 ident user-ppp VERSION (built COMPILATIONDATE) 4 set device /dev/cuad0 5 set speed 115200 6 set dial "ABORT BUSY ABORT NO\\sCARRIER TIMEOUT 5 \ 7 \"\" AT OK-AT-OK ATE1Q0 OK \\dATDT\\T TIMEOUT 40 CONNECT" 8 set timeout 180 9 enable dns 10 11 provider: 12 set phone "(123) 456 7890" 13 set authname foo 14 set authkey bar 15 set login "TIMEOUT 10 \"\" \"\" gin:--gin: \\U word: \\P col: ppp" 16 set timeout 300 17 set ifaddr x.x.x.x y.y.y.y 255.255.255.255 0.0.0.0 18 add default HISADDR Regel 1: Deze regel identificeert de standaard regel. Commando's in deze regel worden automatisch gestart zodra ppp gestart wordt. Regel 2: Zet de log paramaters aan. Zodra de configuratie naar verwachting werkt, moet deze regel aangepast worden naar: - set log phase tun + set log phase tun om te voorkomen dat er extreem grote log files gemaakt worden. Regel 3: Vertelt PPP hoe het zich moet identificeren aan de router aan de andere kant, als deze problemen heeft met het onderhandelen en het opzetten van de link en het leveren van informatie die de beheerders van de andere kant nuttig kunnen vinden om zulke problemen te onderzoeken. Regel 4: - Identificeert het apparaat waaraan de modem + Identificeert het apparaat waarmee het modem verbonden is. COM1 is - /dev/cuad0 + /dev/cuad0 en COM2 is - /dev/cuad1. + /dev/cuad1. Regel 5: Stelt de snelheid in waarmee verbinding gemaakt wordt. Als 115200 niet werkt (wat wel zou moeten kunnen met elke nieuwe modem), probeert u dan de instelling van 38400. Regels 6 & 7: PPP gebruiker PPP De inbelregel. Gebruiker PPP gebruikt een expect-send syntax wat vergelijkbaar is met het &man.chat.8; programma. Bekijk de handleiding voor meer informatie over de mogelijkheden van deze taal. Let op dat dit commando doorgaat op de volgende regel zodat deze leesbaar blijft. Elk commando in ppp.conf kan dit doen als het laatste karakter op een regel, het \ karakter is. Regel 8: Stelt de idle timeout in voor een link. 180 seconden is standaard, dus deze regel is puur cosmetisch. Regel 9: Vertelt PPP om de andere kant te vragen om een bevestiging van de lokale naamserver instellingen. Als u een lokale naamserver draait moet deze regel uitgecommentarieërd of verwijderd worden. Regel 10: Een blanco regel voor de leesbaarheid. Blanco regels worden door PPP genegeerd. Regel 11: Identificeert een sectie voor de provider die provider genoemd wordt. Dit kan gewijzigd worden in de naam van uw provider zodat er later gebruik gemaakt van worden bij de optie om een verbinding op te zetten. Regel 12: Stelt het telefoonnummer in voor deze provider. Meerdere telefoonnummers kunnen gespecificeerd worden door gebruik te maken van de dubbele punt (:) of het pipe karakter (|) als scheidingsteken. Het verschil tussen de twee scheidingstekens wordt beschreven in de &man.ppp.8; handleiding. Om samen te vatten, als u wilt rouleren tussen de nummers gebruikt u dan een dubbelepunt. Als u altijd het eerste nummer als eerste wilt draaien en alleen de andere nummers wilt draaien als het eerste nummer niet werkt, gebruik dan het pipe karakter. Quote altijd de hele set van telefoonnummers zoals getoond. - + U moet het telefoonnummer citeren met dubbele quotes (") als er enige intentie is in het gebruik van spaties in het telefoonummer. Dit kan een simpele, maar subtiele fout creeëren. Regels 13 & 14: Identificeert de gebruikersnaam en het wachtwoord. Wanneer gebruik gemaakt wordt van een &unix; stijl login worden deze waarden verwezen door het set login commando door gebruik te maken van de \U en \P variabelen. Wanneer er verbinding gemaakt wordt door PPP en CHAP worden deze waardes gebruikt tijdens het authenticeren. Regels 15: PAP CHAP Als u gebruik maakt van PPP en CHAP, zal er geen login op dit moment zijn, en moet deze regel uitgecommentarieërd of verwijderd worden. Zie het PAP en CHAP authenticatie hoofdstuk voor meer details. De login regel is hetzelfde als de chat-achtige syntax van de inbelregel. In dit voorbeeld werkt de reegl voor een dienst wiens login sessie als volgt eruit ziet: J. Random Provider login: foo password: bar protocol: ppp U moet dit script aanpassen om aan uw behoeften te voldoen. Wanneer u dit script voor het eerst schrijft, moet u ervoor zorgen dat u de chat log optie heeft aangezet zodat u kunt bepalen of de communicatie gaat zoals verwacht. Regel 16: timeout Selt de standaard idle timeout in (in seconden) voor de connectie. Hier wordt de connectie automatisch afgesloten na 300 seconden van inactiviteit. Als u nooit een timeout wilt krijgen, kunt u de waarde op nul zetten of gebruik maken van de optie op de commando regel. Regel 17: ISP Stelt het interface adres in. De regel x.x.x.x moet vervangen worden door het IP adres dat uw provider aan u heeft uitgegeven. De regel y.y.y.y moet vervangen worden door het IP adres dat uw provider aan u heeft gegeven voor de router (de machine waarmee u verbinding maakt). Als uw ISP u geen router adres heeft gegeven, gebruik dan 10.0.0.2/0. Als u gebruik moet maken van een gegokt, zorg ervoor - dat er een regel staat in + dat er een regel staat in /etc/ppp/ppp.linkup zoals beschreven in de instructies voor PPP en dynamische IP adressen. Als deze regel weggelaten wordt kan ppp niet in mode starten. Regel 18: Voegt een standaard routering toe naar uw providers router. Het speciale HISADDR woord, wordt vervangen door het router adres zoals gespecificeerd op regel 17. Het is belangrijk dat deze regel na regel 17 komt, anders is HISADDR nog niet geïnitialiseerd. Als u ppp niet in mode wilt draaien, moet deze regel verplaatst worden naar het ppp.linkup bestand. Het is niet nodig om een regel toe te voegen aan ppp.linkup wanneer u een statisch IP adres krijgt en ppp met de mode gestart is omdat uw routerings tabel al correcte regels heeft voordat u verbinding maakt. U kunt echter een regel aanmaken om programma's te starten nadat de verbinding opgezet is. Dit wordt later uitgelegd met een voorbeeld over sendmail. - Voorbeeld configuratie bestanden kunnen gevonden worden - in de usr/share/examples/ppp - directory. + Voorbeeld van configuratiebestanden kunnen gevonden + worden in de map usr/share/examples/ppp. PPP en dynamische ip adressen PPP met dynamische ip adressen IPCP Als uw provider geen statisch IP adres aanlevert kan ppp geconfigureerd worden om het lokale en het remote adres te onderhandelen. Dit wordt gedaan door het gokken van een IP adres en PPP toestaan dit adres te corrigeren door gebruik te maken van het IP Configuration Protocol (IPCP) nadat er een verbinding opgezet is. De ppp.conf configuratie is verders hetzelfde als voor de PPP en statische IP adressen, met de volgende wijziging: 17 set ifaddr 10.0.0.1/0 10.0.0.2/0 255.255.255.255 Nogmaals, het regelnummer hoeft niet te worden toegevoegd, deze dient puur ter referentie. Indentatie van minstens één spatie is vereist. Regel 17: Het nummer achter het / karakter is het aantal netwerk master bits van het adres die ppp eist. Het is mogelijk dat u IP adressen wilt gebruiken die meer van toepassing zijn op uw situatie, maar bovenstaand voorbeeld zal altijd werken. Het laatste argument (0.0.0.0) vertelt PPP om te onderhandelen met het adres 0.0.0.0 in plaats van met 10.0.0.1 en is benodigd voor sommige ISPs. Gebruik 0.0.0.0 niet als eerste argument voor het commando set ifaddr, omdat dit ervoor zorgt dat PPP geen initiële route kan opzetten in mode. Als u niet draait in mode, moet u een nieuwe regel toevoegen aan /etc/ppp/ppp.linkup. ppp.linkup wordt uitgevoerd nadat een connectie is opgezet. Op dit moment krijgt ppp het interface adres en is het mogelijk om regels toe te voegen aan de route tabel: 1 provider: 2 add default HISADDR Regel 1: Bij het tot stand brengen van een verbinding zal ppp kijken voor een corresponderende regel in ppp.linkup volgens de volgende criteria: Als eerste, probeert het hetzelfde label te vinden zoals gebruikt in ppp.conf. Als dat mislukt, zoek dan een regel waarin het IP adres van onze router in voorkomt. Deze regel bevat een IP stijl van 4 octetten. Als nu nog steeds geen corresponderende regel gevonden is wordt er gezocht naar de HISADDR regel. Regel 2: Deze regel verteld ppp om een standaard routering toe te voegen die wijst richting HISADDR. HISADDR wordt vervangen door het IP adres van de router zoals onderhandeld door IPCP. Zie de pmdemand regel in de bestanden /usr/share/examples/ppp/ppp.conf.sample en /usr/share/examples/ppp/ppp.linkup.sample voor een gedetailleerd voorbeeld. Het ontvangen van binnenkomende gesprekken PPP ontvangen van inkomende gesprekken Wanneer ppp geconfigureerd is om inkomende gesprekken te ontvangen op een machine die verbonden is met een LAN, moet u beslissen of er pakketten worden doorgestuurd naar het LAN. Als u dat doet, moet u de andere kant een IP adres geven uit het subnet van uw LAN, en zult u gebruik moeten maken van het command enable proxy in het /etc/ppp/ppp.conf bestand. U zult ook moeten controleren of het /etc/rc.conf bestand het volgende bevat: gateway_enable="YES" Welke getty? Het configureren van &os; voor inbel diensten levert een goede beschrijving van het inschakelen van inbeldiensten door gebruik te maken van &man.getty.8;. Een alternatief voor getty is mgetty, een betere versie van getty ontworpen voor onder andere inbellijnen. De voordelen van het gebruik van mgetty is dat het actief communiceert met modems, wat betekend dat als de port uitgeschakeld is in /etc/ttys, de modem de telefoon niet zal beantwoorden. Latere versies van mgetty (vanaf 0.99beta en later) ondersteunen ook het automatisch detecteren van PPP stromen waardoor cliënten zonder extra scripting toegang kunnen krijgen tot uw server. Raadpleeg naar Mgetty en AutoPPP voor meer informatie over mgetty. <application>PPP</application> Permissies Het ppp commando moet normaal gesproken gestart worden door de root gebruiker. Als u echter wilt toestaan dat ppp in server mode gestart wordt door een normale gebruiker door het uitvoeren van ppp, zoals beschreven hieronder, moet deze gebruiker permissie krijgen om ppp te starten. Dit kan gedaam worden door de gebruiker toe te voegen aan de network groep van het /etc/group bestand. U moet de gebruiker ook toegang geven tot één of meerdere secties van het configuratie bestand door gebruik te maken van het allow commando: allow users fred mary Als dit commando wordt gebruikt in de default sectie, geeft ppp alle opgegeevn gebruikers toegang tot alle opties. PPP shells voor dynamische IP gebruikers PPP shells Creeër een bestand genaamd /etc/ppp/ppp-shell welke de volgende gegevens bevat: #!/bin/sh IDENT=`echo $0 | sed -e 's/^.*-\(.*\)$/\1/'` CALLEDAS="$IDENT" TTY=`tty` if [ x$IDENT = xdialup ]; then IDENT=`basename $TTY` fi echo "PPP voor $CALLEDAS op $TTY" echo "Starten van PPP voor $IDENT" exec /usr/sbin/ppp -direct $IDENT Dit script moet uitvoerbaar zijn. Ook moet er een symbolische link gemaakt worden naar dit script met de naam ppp-dialup door gebruik te maken van de volgende commando's: &prompt.root; ln -s ppp-shell /etc/ppp/ppp-dialup U moet dit script gebruiken als de shell voor al uw inbel gebruikers. Dit is een voorbeeld uit /etc/passwd voor een PPP inbelgebruiker met de gebruikersnaam pchilds (Let op, u mag niet direct het wachtwoord bestand bewerken, gebruik daarom het programma &man.vipw.8;). pchilds:*:1011:300:Peter Childs PPP:/home/ppp:/etc/ppp/ppp-dialup - Creeër vervolgens een /home/ppp - directory die door iedereen gelezen en beschreven kan worden - en zet daar de volgende 0 byte grote bestanden in: + Creeër vervolgens een map /home/ppp die door iedereen + gelezen en beschreven kan worden en zet daar de volgende 0 + byte grote bestanden in: -r--r--r-- 1 root wheel 0 May 27 02:23 .hushlogin -r--r--r-- 1 root wheel 0 May 27 02:22 .rhosts welke voorkomen dat /etc/motd getoond wordt. PPP shells voor statische IP gebruikers PPP shells Creeër het ppp-shell bestand zoals hierboven, en voor elk account met een statisch toegewezen IP adres creeërt u een symbolische link naar ppp-shell. Als u bijvoorbeeld drie inbel gebruikers hebt genaamd fred, sam en mary waar u een /24 CIDR netwerk voor routeert, moet u het volgende typen: &prompt.root; ln -s /etc/ppp/ppp-shell /etc/ppp/ppp-fred &prompt.root; ln -s /etc/ppp/ppp-shell /etc/ppp/ppp-sam &prompt.root; ln -s /etc/ppp/ppp-shell /etc/ppp/ppp-mary Elk van deze inbelgebruikers moet de shell ingesteld hebben op de symbolische link die hierboven is gecreeërd (bijvoorbeeld mary's shell moet zijn /etc/ppp/ppp-mary). Het instellen van <filename>ppp.conf</filename> voor dynamische IP gebruikers - + Het /etc/ppp/ppp.conf bestand moet iets zoals hieronder bevatten: - + default: set debug phase lcp chat set timeout 0 ttyd0: set ifaddr 203.14.100.1 203.14.100.20 255.255.255.255 enable proxy ttyd1: set ifaddr 203.14.100.1 203.14.100.21 255.255.255.255 enable proxy Het inspringen is belangrijk. De default: sectie wordt altijd geladen. Voor elke inbellijn die ingeschakeld is in /etc/ttys moet een soortgelijke regel worden gemaakt als die voor ttyd0: hierboven. Elke regel moet een uniek IP adres krijgen van uw pool van IP adressen voor dynamische gebruikers. Het instellen van <filename>ppp.conf</filename> voor statische IP gebruikers. Samen met de inhoud van het voorbeeld /usr/share/examples/ppp/ppp.conf bestand hierboven moet een sectie aangemaakt worden voor elke van de statisch ingestelde inbelgebruikers. We gaan door met ons fred, sam en mary voorbeeld. fred: set ifaddr 203.14.100.1 203.14.101.1 255.255.255.255 sam: set ifaddr 203.14.100.1 203.14.102.1 255.255.255.255 mary: set ifaddr 203.14.100.1 203.14.103.1 255.255.255.255 Het /etc/ppp/ppp.linkup bestand moet ook informatie over routeringen bevatten voor elke statische IP gebruiker waar nodig. De regel hieronder voegt een routering toe voor het 203.14.201.0/24 netwerk via de ppp link van de gebruiker. fred: add 203.14.101.0 netmask 255.255.255.0 HISADDR sam: add 203.14.102.0 netmask 255.255.255.0 HISADDR mary: add 203.14.103.0 netmask 255.255.255.0 HISADDR <command>mgetty</command> en AutoPPP mgetty AutoPPP LCP Het configureren en compileren van mgetty met de AUTO_PPP optie ingeschakeld stelt mgetty in staat om de LCP fase van PPP connecties te detecteren en aan de hand daarvan automatisch een ppp shell te creeëren. Echter, de standaard login procedure vindt in deze mode niet plaats, waardoor het nodig is om de gebruikers te authenticeren door middel van PAP of CHAP. De volgende sectie gaat er vanuit dat u succesvol een versie van mgetty met de AUTO_PPP optie (v0.99beta of later) heeft geconfigureerd, gecompileerd en geïnstalleerd. Zorg ervoor dat uw /usr/local/etc/mgetty+sendfax/login.config bestand de volgende inhoud heeft: /AutoPPP/ - - /etc/ppp/ppp-pap-dialup Dit verteld mgetty om het ppp-pap-dialup script te starten wanneer er een PPP connectie gedetecteerd wordt. Creeër een bestand genaamd /etc/ppp/ppp-pap-dialup met de volgende inhoud (het bestand moet uitvoerbaar zijn): #!/bin/sh exec /usr/sbin/ppp -direct pap$IDENT Voor elke inbelregel die ingeschakeld is in /etc/ttys, creeër een corresponderende regel in /etc/ppp/ppp.conf. Dit gaat goed samen met de definities die hierboven gedaan zijn. pap: - enable pap + enable pap set ifaddr 203.14.100.1 203.14.100.20-203.14.100.40 enable proxy Elke gebruiker die op deze manier inlogt moet een gebruikersnaam en wachtwoord hebben in het /etc/ppp/ppp.secret bestand of de volgende optie moet worden toegevoegd om gebruikers te authenticeren via PAP vanuit het /etc/passwd bestand. enable passwdauth Als u een aantal gebruikers een statisch IP adres wilt geven, kan dat gespecificeerd worden als het derde argument in /etc/ppp/ppp.secret. Zie /usr/share/examples/ppp/ppp.secret.sample voor een voorbeeld. µsoft; Extensies DNS NetBIOS PPP µsoft; extensies Het is mogelijk om PPP dusdanig te configuren dat deze DNS en NetBIOS naamserver adressen meegeeft. Om deze extensies in te schakelen met PPP versie 1.x kunnen de volgende regels toegevoegd worden aan de relevante sectie in /etc/ppp/ppp.conf: enable msext set ns 203.14.100.1 203.14.100.2 set nbns 203.14.100.5 en voor PPP versie 2 en hoger: accept dns set dns 203.14.100.1 203.14.100.2 set nbns 203.14.100.5 Dit verteld de cliënt het primaire en secundaire naamserver adres, en geeft een NetBIOS naamserver adres. In versie 2 en hoger zal PPP gebruik maken van de instellingen in /etc/resolv.conf als de regel set dns niet wordt gevonden. - + PAP en CHAP authenticatie - PAP + PAP - CHAP + CHAP Sommige providers stellen hun systemen dusdanig in dat het authenticatie gedeelte van uw verbinding wordt afgehandeld door het PAP of CHAP authenticatie mechanisme. Als dit het geval is zal uw provider u niet voorzien van een login: prompt wanneer u verbinding maakt maar zal deze meteen gaan communiceren over het PPP protocol. PAP is minder veilig dan CHAP, maar beveiliging is meestal geen probleem omdat wachtwoorden, ook al worden deze in platte tekst verstuurd met PAP, alleen worden verstuurd via een seriële lijn. Hier is maar weinig ruimte voor crackers om stiekem mee te luisteren. Terug verwijzende naar de PPP en statische IP adressen of PPP en dynamische IP adressen secties moeten de volgende aanpassingen gedaan worden: 13 set authname Mijngebruikersnaam 14 set authkey Mijnwachtwoord 15 set login Regel 13: Deze regel geeft uw PPP/CHAP gebruikersnaam aan. U moet de juiste waardes invullen voor Mijngebruikersnaam. Regel 14: password Deze regel geeft uw PPP/CHAP wachtwoord aan. U moet de juiste waarde invullen voor Mijnwachtwoord. Misschien wilt u een extra regel toevoegen als: - + 16 accept PAP of 16 accept CHAP om duidelijk te maken op welke manier u wilt authenticeren, standaard worden zowel PAP als CHAP geaccepteerd. Regel 15: Uw ISP zal normaal gesprokken niet eisen dat u op de server aanlogt als u gebruik maakt van PAP of CHAP. Daarom moet u de set login regel uitschakelen. Het aanpassen van uw <command>ppp</command> configuratie terwijl deze in gebruik is Het is mogelijk om tegen met het ppp programma te communiceren terwijl deze in gebruik is op de achtergrond, maar dat kan alleen als er een geschikte diagnostische poort ingesteld is. Om dit te kunnen doen moet de volgende regel worden toegevoegd aan de configuratie: set server /var/run/ppp-tun%d DiagnosticPassword 0177 Dit vertelt PPP om te luisteren naar het gespecificeerde &unix; domein socket, waarbij de cliënten gevraagd worden om het opgegeven wachtwoord voordat toegang verleend kan worden. Het %d in de naam wordt vervangen door het tun apparaat dat gebruikt wordt voor de verbinding. Zodra een socket ingesteld is kan het &man.pppctl.8; programma gebruikt worden in scripts die het draaiende programma willen bewerken. PPP's netwerk adres translatie mogelijkheden gebruiken PPP NAT PPP heeft de mogelijkheid om interne NAT te gebruiken zonder dat de kernel hiervoor iets hoeft te doen. Deze functionaliteit kan worden ingeschakeld door de volgende regel in /etc/ppp/ppp.conf: nat enable yes Ook kan PPP NAT ingeschakeld worden door de optie -nat. Er is ook een /etc/rc.conf optie genaamd ppp_nat welke standaard ingeschakeld is. Als u gebruik wilt maken van deze optie, kunt u de volgende /etc/ppp/ppp.conf opties ook nuttig vinden om binnenkomende connecties door te sturen: nat port tcp 10.0.0.2:ftp ftp nat port tcp 10.0.0.2:http http of als u niets vertrouwd vanaf buitenaf: nat deny_incoming yes Laatste systeem configuratie PPP configuratie U heeft nu ppp geconfigurerd, maar er moeten nog een aantal dingen gedaan worden voordat deze klaar is om te kunnen werken. Hiervoor moeten een aantal aanpassingen gedaan worden in het bestand /etc/rc.conf. Van boven naar beneden kijkende zorgen we er als eerste voor dat de hostname= regel ingesteld is met bijvoorbeeld: hostname="foo.example.com" Als uw provider u een statisch adres en een naam heeft gegeven is het waarschijnlijk handig dat u deze naam gebruikt als uw hostnaam. Zoek naar de network_interfaces variabele. Als u uw systeem wilt configuren om in te bellen bij uw provider wanneer nodig, zorg er dan voor dat het tun0 apparaat is toegevoegd aan deze lijst. Haal deze anders weg. network_interfaces="lo0 tun0" ifconfig_tun0= De ifconfig_tun0 variabele moet leeg zijn, en een bestand genaamd /etc/start_if.tun0 moet aangemaakt worden met de volgende inhoud: ppp -auto mysystem Dit script wordt uitgevoerd tijdens de netwerk configuratie, waarbij uw ppp daemon wordt gestart in automatische mode. Als u een LAN heeft waarvoor deze machine een router is wilt u wellicht ook de meegeven. Bekijk de handleiding voor verdere details. Zorg ervoor dat het router programma is ingesteld op NO door middel van de volgende regel in uw /etc/rc.conf bestand: router_enable="NO" routed Het is belangrijk dat de routed daemon niet gestart wordt, omdat routed de neiging heeft om de standaard routeringtabel regels die gemaakt worden door ppp te verwijderen. Het is waarschijnlijk een goed idee om te zorgen dat de sendmail_flags regel de optie niet wordt meegenomen, anders zal sendmail periodiek een zoek actie verrichten op het netwerk, wat ervoor zorgt dat uw machine gaat uitbellen. U kunt het volgende instellen: sendmail_flags="-bd" sendmail Het nadeel hiervan is dat u sendmail moet forceren om de mailqueue periodiek te bekijken zodra de ppp link op is door het typen van: &prompt.root; /usr/sbin/sendmail -q U wilt wellicht gebruik maken van het !bg commando in ppp.linkup om dit automatisch te doen: 1 provider: 2 delete ALL 3 add 0 0 HISADDR 4 !bg sendmail -bd -q30m - + SMTP Als u dit niet wilt doen, is het mogelijk om een dfiler in te stellen welke SMTP verkeer blokkeert. Raadpleeg naar de voorbeeld bestanden voor verdere details. Alles wat nu nog nodig is, is het herstarten van de machine. Na het herstarten kunt het volgende typen: &prompt.root; ppp en daarna dial provider om de PPP sessie te starten, of u indien u dat wilt kan ppp automatisch sessies opzetten wanneer er uitgaand verkeer is (en wanneer u geen start_if.tun0 script heeft aangemaakt), typt u: &prompt.root; ppp -auto provider Samenvatting Om samen te vatten zijn de volgende stappen benodigd om PPP voor de eerste keer in te stellen: Aan de cliënt zijde: Zorg ervoor dat het tun apparaat is ingeschakeld in uw kernel. - Zorg ervoor dat het - tunN - apparaat bestand beschikbaar is in de - /dev directory. + Zorg ervoor dat het apparaatbestand + tunN + beschikbaar is in de map /dev. Creeër een regel in /etc/ppp/ppp.conf. Het pmdemand voorbeeld zou moeten volstaand voor de meeste providers. Als u dynamische IP adressen heeft, creeër een regel in /etc/ppp/ppp.linkup. Update uw /etc/rc.conf bestand. Creeër een start_if.tun0 script als u op verzoek wilt inbellen. Aan de server zijde: Zorg ervoor dat het tun apparaat is ingeschakeld in uw kernel. - Zorg ervoor dat het - tunN - apparaat bestand beschikbaar is in de - /dev directory. + Zorg ervoor dat het apparaatbestand + tunN + beschikbaar is in de map /dev. Creeër een regel in /etc/passwd (door gebruik te maken van het &man.vipw.8; programma). Creeër een profiel in deze gebruikers home directory die ppp -direct direct-server start of iets in die trant. Creeër een regel in /etc/ppp/ppp.conf. Het direct-server voorbeeld zou moeten volstaan. Creeër een regel in /etc/ppp/ppp.linkup. Update uw /etc/rc.conf bestand. - - Gennady B. - Sorokopud - Delen origineel bijgedragen door - - - Robert - Huff - + + Gennady B. + Sorokopud + Delen origineel bijgedragen door + + + Robert + Huff + Kernel PPP gebruiken Het opzetten van kernel PPP PPP kernel PPP Voordat u begint met het opzetten van PPP op uw machine, zorg ervoor dat het pppd commando zich - bevind in de /usr/sbin directory en dat - de directory /etc/ppp bestaat. + bevindt in de map /usr/sbin + en dat de map /etc/ppp + bestaat. pppd kan in twee verschillende modes werken: Als een cliënt — u wilt uw machine verbinden met de buitenwereld via een seriële PPP verbinding of een modem lijn. - + PPP server Als een server — uw machine bevind zich in het netwerk en wordt gebruikt om andere computers te verbinden door middel van PPP. In beide gevallen moet u een bestand met opties instellen - (/etc/ppp/options of + (/etc/ppp/options of ~/.ppprc als er meer dan één gebruiker is op uw machine die gebruik maakt van PPP). U heeft ook enige modem/seriële software nodig (comms/kermit wordt aanbevolen), zodat u de andere kant kunt bellen en een verbinding kunt opzetten. Trev Roydhouse Gebaseerd op informatie geleverd door - + Gebruik maken van <command>pppd</command> als cliënt PPP cliënt Cisco De volgende /etc/ppp/options kan gebruikt worden om met een Cisco terminal server PPP lijn verbinding te maken. crtscts # Schakel hardware flow controle in modem # modem controle lijn noipdefault # De PPP server aan de andere kant moet uw IP adres # opgeven, als de machine aan de andere kant uw IP # adres niet meegeeft tijdens de IPCP onderhandeling # moet deze optie worden verwijderd passive # Wacht op LCP pakketten domain ppp.foo.com # Vul uw domein naam hier in :remote_ip # Vul het IP adres van de PPP # server in deze wordt gebruikt om pakketten te # routeren via de PPP link. Als u de noipdefault optie # niet heeft aangegeven verander dan deze regel in # local_ip:remote_ip defaultroute # Vul dit in als u wilt dat de PPP server de standaard # router wordt Om verbinding te maken: Kermit modem Bel naar de machine aan de andere kant door middel van Kermit (of een ander modem programma), en vul uw gebruikersnaam en wachtwoord in (of wat er ook nodig is om de verbinding op te brengen met de machine aan de andere kant). Stop Kermit (zonder de lijn op te hangen). Type het volgende: &prompt.root; /usr/sbin/pppd /dev/tty01 19200 Wees er zeker van dat de juiste snelheid en het juiste apparaat wordt aangesproken. Uw computer is nu verbonden met PPP. Als de connectie faalt, kan de optie worden meegegeven in het /etc/ppp/options bestand waarna op de console berichten kunnen worden geraadpleegd om het probleem te achterhalen. - + Het volgende /etc/ppp/pppup script zal alle drie de stappen automatisch doen: #!/bin/sh pgrep -l pppd pid=`pgrep pppd` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing pppd, PID=' ${pid} kill ${pid} fi pgrep -l kermit pid=`pgrep kermit` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing kermit, PID=' ${pid} kill -9 ${pid} fi ifconfig ppp0 down ifconfig ppp0 delete kermit -y /etc/ppp/kermit.dial pppd /dev/tty01 19200 Kermit /etc/ppp/kermit.dial is een Kermit script dat belt en alle benodigde authorisaties doet op de machine aan de andere kant (een voorbeeld van zo'n script is bijgevoegd aan het einde van dit document). Gebruik het volgende /etc/ppp/pppdown - script om de PPP lijn af te breken: + script om de PPP lijn af te breken: #!/bin/sh pid=`pgrep pppd` if [ X${pid} != "X" ] ; then echo 'killing pppd, PID=' ${pid} kill -TERM ${pid} fi pgrep -l kermit pid=`pgrep kermit` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing kermit, PID=' ${pid} kill -9 ${pid} fi /sbin/ifconfig ppp0 down /sbin/ifconfig ppp0 delete kermit -y /etc/ppp/kermit.hup /etc/ppp/ppptest Controleer of pppd nog steeds draait door het uitvoeren van /usr/etc/ppp/ppptest, welke er als volgend uitziet: #!/bin/sh pid=`pgrep pppd` if [ X${pid} != "X" ] ; then echo 'pppd running: PID=' ${pid-NONE} else echo 'No pppd running.' fi set -x netstat -n -I ppp0 ifconfig ppp0 Om de modem op te hangen, voer het /etc/ppp/kermit.hup script uit welke het volgende bevat: set line /dev/tty01 ; vul hier uw modem in set speed 19200 set file type binary set file names literal set win 8 set rec pack 1024 set send pack 1024 set block 3 set term bytesize 8 set command bytesize 8 set flow none pau 1 out +++ inp 5 OK out ATH0\13 echo \13 exit Hier is een alternatieve methode welke gebruik maakt van chat in plaats van kermit: De volgende twee regels zijn voldoende om een pppd verbinding op te zetten. /etc/ppp/options: /dev/cuad1 115200 crtscts # Schakel hardware flow controle in modem # modem controle lijn connect "/usr/bin/chat -f /etc/ppp/login.chat.script" noipdefault # De PPP server aan de andere kant moet uw IP adres # opgeven, als de machine aan de andere kant uw IP # adres niet meegeeft tijdens de IPCP onderhandeling # moet deze optie worden verwijderd passive # Wacht op LCP pakketten domain your.domain # Vul uw domein naam hier in :remote_ip # Vul het IP adres van de PPP # server in deze wordt gebruikt om pakketten te # routeren via de PPP link. Als u de noipdefault optie # niet heeft aangegeven verander dan deze regel in # local_ip:remote_ip defaultroute # Vul dit in als u wilt dat de PPP server de standaard # router wordt /etc/ppp/login.chat.script: Het volgende moet op één regel. ABORT BUSY ABORT 'NO CARRIER' "" AT OK ATDTtelefoon.nummer CONNECT "" TIMEOUT 10 ogin:-\\r-ogin: login-id TIMEOUT 5 sword: password Zodra deze zijn geïnstalleerd en correct aangepast is het enige dat gedaan moet worden, het starten van pppd zoals volgt: &prompt.root; pppd Gebruik maken van <command>pppd</command> als server /etc/ppp/options moet ongeveer het volgende bevatten: crtscts # Hardware flow controle netmask 255.255.255.0 # netmask (niet vereist) 192.114.208.20:192.114.208.165 # IP's van lokale en niet lokale hosten # het lokale ip moet anders zijn dan # degeen die is toegewezen aan de # Ethernet (of andere) interface op uw # machine. remote IP is het IP adres # dat wordt toegewezen aan de machine # aan de andere kant domain ppp.foo.com # uw domein passive # Wacht op LCP modem # modem lijn Het volgende /etc/ppp/pppserv script zal pppd vertellen zich te gedragen als server: - #!/bin/sh + #!/bin/sh pgrep -l pppd pid=`pgrep pppd` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing pppd, PID=' ${pid} kill ${pid} fi pgrep -l kermit pid=`pgrep kermit` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing kermit, PID=' ${pid} kill -9 ${pid} fi # reset ppp interface ifconfig ppp0 down ifconfig ppp0 delete # enable autoanswer mode kermit -y /etc/ppp/kermit.ans # run ppp pppd /dev/tty01 19200 Gebruik dit /etc/ppp/pppservdown script om de server te stoppen: - #!/bin/sh + #!/bin/sh pgrep -l pppd pid=`pgrep pppd` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing pppd, PID=' ${pid} kill ${pid} fi pgrep -l kermit pid=`pgrep kermit` if [ "X${pid}" != "X" ] ; then echo 'killing kermit, PID=' ${pid} kill -9 ${pid} fi ifconfig ppp0 down ifconfig ppp0 delete kermit -y /etc/ppp/kermit.noans Het volgende Kermit script (/etc/ppp/kermit.ans) zal het automatisch beantwoorden van uw modem in of uitschakelen. Het moet eruit zien als volgend: set line /dev/tty01 set speed 19200 set file type binary set file names literal set win 8 set rec pack 1024 set send pack 1024 set block 3 set term bytesize 8 set command bytesize 8 set flow none pau 1 out +++ inp 5 OK out ATH0\13 inp 5 OK echo \13 out ATS0=1\13 ; Verander dit in out ATS0=0\13 als u automatisch ; beantwoorden wilt uitschakelen inp 5 OK echo \13 exit Een script genaamd /etc/ppp/kermit.dial wordt gebruikt voor het bellen en authenticeren van de machine aan de andere kant. U moet deze aanpassen aan uw wensen. Vul uw inlognaam en wachtwoord in in dit script, u moet ook het input statement aanpassen afhankelijk hoe uw modem antwoord en de communicatie van de machine aan de andere kant. ; ; Vul de seriële lijn in welke verbonden is met de modem ; set line /dev/tty01 ; ; Stel de modem snelheid in: ; set speed 19200 set file type binary ; volledige 8 bit bestands xfer set file names literal set win 8 set rec pack 1024 set send pack 1024 set block 3 set term bytesize 8 set command bytesize 8 set flow none set modem hayes set dial hangup off set carrier auto ; Daarna stel SET CARRIER in indien nodig set dial display on ; Stel daarna SET DIAL in indien nodig set input echo on set input timeout proceed set input case ignore def \%x 0 ; login prompt teller goto slhup :slcmd ; stel de modem in op command mode echo Stel de modem in op command mode. clear ; Verwijder ongelezen karakters uit de input buffer pause 1 output +++ ; hayes escape sequence input 1 OK\13\10 ; wacht op OK if success goto slhup output \13 pause 1 output at\13 input 1 OK\13\10 if fail goto slcmd ; Als de modem niet antwoord met OK, probeer het opnieuw :slhup ; hang de telefoon op clear ; Verwijder ongelezen karakters uit de input buffer pause 1 echo De telefoon wordt opgehangen. output ath0\13 ; hayes command voo on hook input 2 OK\13\10 if fail goto slcmd ; Als er geen OK antwoord is, stel de modem in op command mode :sldial ; Draai het nummer pause 1 echo Bellen. output atdt9,550311\13\10 ; put phone number here assign \%x 0 ; zero the time counter :look clear ; Verwijder ongelezen karakters uit de input buffer increment \%x ; Tel de seconden input 1 {CONNECT } if success goto sllogin reinput 1 {NO CARRIER\13\10} if success goto sldial reinput 1 {NO DIALTONE\13\10} if success goto slnodial reinput 1 {\255} if success goto slhup reinput 1 {\127} if success goto slhup if < \%x 60 goto look else goto slhup :sllogin ; login assign \%x 0 ; Stel de tijd teller in op nul pause 1 echo Zoeken naar de login prompt :slloop increment \%x ; Tel de seconden clear ; Verwijder ongelezen karakters uit de input buffer output \13 ; ; Stel hier de verwachte login prompt in: ; input 1 {Username: } if success goto sluid reinput 1 {\255} if success goto slhup reinput 1 {\127} if success goto slhup if < \%x 10 goto slloop ; Probeer 10 x om een login prompt te krijgen else goto slhup ; Hang op en probeer het nogmaals als er 10 mislukte pogingen zijn :sluid ; ; Vul hier uw gebruikersnaam in: ; output ppp-login\13 input 1 {Password: } ; ; Vul hier uw wachtwoord in: ; output ppp-password\13 input 1 {Entering SLIP mode.} echo quit :slnodial echo \7Er is geen kiestoon, controleer de telefoon lijn!\7 exit 1 ; local variables: ; mode: csh ; comment-start: "; " ; comment-start-skip: "; " ; end: Tom Rhodes Bijgedragen door Het problemen oplossen van <acronym>PPP</acronym> verbindingen PPP troubleshooten Deze sectie behandelt een paar problemen die kunnen optreden wanneer PPP wordt gebruikt over een modem verbinding. Bijvoorbeeld, misschien moet u exact weten wat de prompt is die het systeem waarop u inbelt presenteert. Sommige providers presenteren de ssword prompt terwijl anderen password tonen als het ppp script niet goed geschreven is en de inlogin poging faalt. De meest standaard manier om ppp verbindingen te onderzoeken op problemen is door handmatig een connectie op te zetten. De volgende informatie helpt u om stap voor stap een handmatige connectie op te zetten. Controleer de apparaat nodes Als u de kernel opnieuw geconfigureerd heeft herinnert u zich ongetwijfeld het sio apparaat. Als u uw kernel niet opnieuw heeft geconfigureerd is er geen reden tot paniek. U kunt de resultaten van het van het dmesg commando inzien voor het modem apparaat door middel van: &prompt.root; dmesg | grep sio U zou enige informatie moeten ontvangen over de sio apparaten. Deze bevinden zich op de COM poorten die we nodig hebben. Als uw modem zich gedraagt als een standaard seriële poort zou u deze moeten vinden als zijnde sio1 of COM2. Als dat klopt hoeft u de kernel niet opnieuw te bouwen. Wanneer u de sio apparaten - controlleert en de modem is op sio1 + controleert en de modem is op sio1 te vinden of als COM2 als u zich - onder &ms-dos; bevind, dan is uw modem apparaat - /dev/cuad1. + onder &ms-dos; bevindt, dan is uw modem apparaat + /dev/cuad1. Handmatig verbinding maken Verbinding maken met het internet door handmatig controle te hebben over ppp is snel, makkelijk en een geweldige manier om problemen te vinden bij een verbinding of zelfs voor alleen het verkrijgen van inforamtie over hoe uw provider de ppp cliënt verbindingen behandelt. Laten we starten met PPP vanaf de commando regel. Let op dat in al onze voorbeelden we gebruik maken van example als hostnaam van de machine die PPP draait. U start ppp door enkel het commando ppp te typen: &prompt.root; ppp We hebben nu ppp gestart. - ppp ON example> set device /dev/cuad1 + ppp ON example> set device /dev/cuad1 We stellen ons modem in, in dit geval is dat cuad1. ppp ON example> set speed 115200 We stellen de verbindings snelheid in, in dit geval gebruiken we 115,200 kbps. ppp ON example> enable dns Vertel ppp om onze naam vertaler te configuren, en de juiste naamserver regels toe te voegen aan /etc/resolv.conf. Als ppp onze hostnaam niet kan bepalen, kunnen we deze later instellen. ppp ON example> term Wissel naar terminal mode zodat we handmatig de modem kunnen bedienen. - deflink: Entering terminal mode on /dev/cuad1 + deflink: Entering terminal mode on /dev/cuad1 type '~h' for help at OK atdt123456789 Gebruik at om de modem te initialiseren, en daarna atdt en het nummer voor uw provider om het inbel proces te beginnen. CONNECT Bevestiging van de verbinding, als we tegen problemen aanlopen met de verbinding, welke niet gerelateerd zijn aan de hardware, is dit de plek om te beginnen om de problemen op te lossen. provider login:myusername Hier wordt u gevraagd om een gebruikersnaam. Geef de gebruikersnaam op welke aangeleverd is door de provider. provider pass:mypassword Deze keer worden we gevraagd voor een wachtwoord. Vul uw wachtwoord in welke u is aangeleverd door de provider. Net zoals het aanloggen op &os; zal het wachtwoord niet getoond worden. Shell or PPP:ppp Afhankelijk van uw provider wordt deze prompt wellicht nooit getoond. Hier wordt ons gevraagd of we een shell willen starten op de host van de provider, of dat we ppp willen starten. In dit geval is er gekozen voor ppp omdat we een internet verbinding willen. Ppp ON example> Let op dat in dit voorbeeld de eerste een hoofdletter geworden is. Dit geeft aan dat we succesvol verbonden zijn met de provider. PPp ON example> We hebben ons succesvol geauthenticeerd bij onze provider en we wachten op een IP adres dat ons wordt toegewezen. PPP ON example> We hebben een IP adres verkregen en hebben succesvol een verbinding opgebouwd. PPP ON example>add default HISADDR Hier wordt een standaard route toegevoegd. Deze moet worden toegevoegd voordat we kunnen communiceren met de buitenwereld aangezien de enige verbinding op dit moment met de andere machine is. Als dit niet lukt omdat er al een route bestaat, kan er een bang karakter (!) geplaatst worden voor de optie. Als alternatief kan dit ook gedaan worden voordat de verbinding opgezet wordt, waarna een nieuwe route onderhandeld wordt. Als alles goed gegaan is, zou er nu een actieve verbinding moeten zijn met het internet, welke in de achtergrond gezet kan worden door het gebruik te maken van CTRL z. Als u ziet dat het PPP commando terugkeert naar ppp is de verbinding afgebroken. Dit is goed om te weten, aangezien dit de status van de verbinding toont. Hoofdletter P's betekenen dat er een verbinding is met de provider, en kleine letters betekend dat de verbinding verloren is gegaan om welke reden dan ook. ppp kent alleen deze twee statussen. Debuggen Als u een directe lijn heeft en geen verbinding kan maken, zet dan hardware flow CTS/RTS uit met de optie. Dit is meestal het geval voor een PPP terminal server waar PPP hangt wanneer deze probeert te schrijven naar uw communicatie link, dus moet deze wachten op een CTS of een Clear To Send signaal welke misschien nooit komt. Als u deze optie gebruikt, moet u ook de optie gebruiken welke benodigd kan zijn om hardware afhankelijkheden te omzeilen door bepaalde karakters over en weer te sturen, meestal XON/XOFF. Zie de &man.ppp.8; handleiding voor meer informatie over deze optie en hoe deze gebruikt kan worden. Als u een oudere modem heeft, kan het voorkomen dat u ook de optie moet gebruiken. De parity is standaard ingesteld op none maar wordt gebruikt voor fout controle (met als gevolg een grote verhoging van de hoeveelheid data) bij oudere modems en sommige providers. Dit is bijvoorbeeld een benodigde optie bij de Compuserve provider. Het kan voorkomen dat PPP niet terugkeert naar de commando mode, wat meestal betekent dat er een onderhandelings fout is waarbij de provider wacht op uw kant om de onderhandeling te kunnen beginnen. Op dit moment kunt u gebruik maken van het ~p commando om ppp te forceren om de configuratie informatie te versturen. Als u nooit een inlogin prompt krijgt is het zeer waarschijnlijk dat u PAP of CHAP authenticatie moet gebruiken in plaats van de &unix; stijl in het voorbeeld hierboven. Om gebruik te maken van PAP of CHAP voegt u het volgende opties toe aan PPP voordat u de terminal mode ingaat: ppp ON example> set authname mijngebruikersnaam Waarbij mijngebruikersnaam moet worden vervangen met de gebruikersnaam die wordt toegewezen door de provider. ppp ON example> set authkey mijnwachtwoord Waarbij mijnwachtwoord moet worden vervangen door het wachtwoord wat u is toegewezen door de provider. Als u een goed werkende verbinding kunt maken maar het onmogelijk lijkt om een domeinnaam te vinden, probeert u dan &man.ping.8; te gebruiken met een IP adres en kijk of er enige informatie terugkomt. Als u 100 procent (100%) packet loss ziet is het zeer waarschijnlijk dat u geen default route heeft gekregen. Controleer nogmaals of de optie ingesteld is tijdens de connectie. Als u verbinding kunt maken met een extern IP adres is het mogelijk dat een naamserver niet is toegevoegd aan het /etc/resolv.conf bestand. Dit bestand moet er uitzien als volgend: domain example.com nameserver x.x.x.x nameserver y.y.y.y Waar x.x.x.x en y.y.y.y moet worden vervangen door het IP adres van uw providers naamservers. Deze informatie kan mogelijk wel of niet geleverd zijn toen u zich inschreef, maar een snel telefoontje naar uw provider zou hierin uitkomst kunnen bieden. U kunt ook &man.syslog.3; gebruiken om een log functie voor PPP aan te maken. Voeg het volgende toe aan /etc/syslog.conf: !ppp *.* /var/log/ppp.log Deze functionaliteit bestaat in de meeste gevallen al. - - Jim - Mock - Bijgedragen (vanaf http://node.to/freebsd/how-tos/how-to-freebsd-pppoe.html) door + + Jim + Mock + Bijgedragen (vanaf http://node.to/freebsd/how-tos/how-to-freebsd-pppoe.html) door PPP gebruiken over Ethernet (PPPoE) PPP over Ethernet PPPoE PPP, over Ethernet Deze sectie beschrijft hoe PPP over Ethernet opgezet kan worden (PPPoE). Het configureren van de kernel Inmiddels is het niet langer benodigd om de kernel configuratie aan te passen voor PPPoE. Als de benodigde netgraph ondersteuning niet in de kernel aanwezig is zal deze dynamisch geladen worden door ppp. Het instellen van <filename>ppp.conf</filename> Hieronder volgt een voorbeeld van een werkende - ppp.conf: + ppp.conf: default: set log Phase tun command # Er kan meer gedetailleerde logging ingeschakeld worden indien gewenst set ifaddr 10.0.0.1/0 10.0.0.2/0 name_of_service_provider: set device PPPoE:xl1 # Vervang x11 met uw ethernet apparaat set authname UWLOGINNAAM set authkey UWWACHTWOORD set dial set login add default HISADDR Het draaien van <application>ppp</application> Als de root gebruiker kunt u het volgende draaien: &prompt.root; ppp -ddial name_of_service_provider Het pstarten van <application>ppp</application> tijdens het opstarten Voeg het volgende toe aan uw /etc/rc.conf bestand: ppp_enable="YES" ppp_mode="ddial" ppp_nat="YES" # Indien u nat wilt inschakelen voor het lokale netwerk, gebruik anders NO ppp_profile="naam_van_service_provider" Gebruik maken van een PPPoE service label Soms is het nodig om een service tag te gebruiken om verbinding te kunnen maken. Service tags worden gebruikt om onderscheid te maken tussen de verschillende PPPoE servers die verbonden zijn met een netwerk. Uw provider zou u de juiste service tag gegevens verstrekt moeten hebben in de documentatie die opgeleverd is. Als u deze niet kunt vinden in de documentatie moet u deze opvragen bij uw technische support afdeling van uw provider. Als allerlaatste optie kunt u de aangerade methode gebruiken van het Roaring Penguin PPPoE programma welke gevonden kan worden in de Ports Collectie. Houd u echter in uw achterhoofd dat dit uw modem ernstige schade kan toebrengen, dus denkt u er goed over na voordat u het uitprobeert. Installeer simpelweg het programma dat is meegeleverd bij de modem door uw provider. Open hierna het System menu vanuit het programma. De naam van uw profiel moet hier te vinden zijn. Meestal is deze ISP. De naam van het profiel (servicetag) zal worden gebruikt in de PPPoE configuratie regel van ppp.conf in het provider gedeelte van het set device commando (zie de &man.ppp.8; handleiding voor meer informatie hierover). Dit zou er als volgend uit moeten zien: set device PPPoE:xl1:ISP Vergeet u niet om xl1 te vervangen door het juiste apparaat voor uw Ethernet kaart. Vergeet u niet om ISP te vergangen door het profiel wat hierboven ingesteld is. Voor meer informatie zie: Cheaper Broadband with FreeBSD on DSL door Renaud Waldura. Nutzung von T-DSL und T-Online mit FreeBSD door Udo Erdelhoff (in het Duits). PPPoE met een &tm.3com; <trademark class="registered">HomeConnect</trademark> ADSL Modem Dual Link Deze modem volgt RFC 2516 niet (Een methode voor het versturen van PPP over Ethernet (PPPoE) geschreven door by L. Mamakos, K. Lidl, J. Evarts, D. Carrel, D. Simone, and R. Wheeler). Daarentegen is een ander type pakket code gebruikt voor de Ethernet frames. Klaagt u alstublift bij 3Com als u vind dat ze zich aan de PPPoE specificatie moeten houden. Om &os; in staat te stellen om te communiceren met dit apparaat, moet er een sysctl ingesteld worden. Dit kan automatisch tijdens het opstarten gedaan worden door het bewerken van /etc/sysctl.conf: net.graph.nonstandard_pppoe=1 Dit kan ook direct gedaan worden met het commando: &prompt.root; sysctl net.graph.nonstandard_pppoe=1 Helaas is het, doordat dit een systeem brede instelling is, niet mogelijk om tegelijkertijd met een normale PPPoE cliënt of server en een &tm.3com; HomeConnect ADSL modem te communiceren. Gebruik maken van <application>PPP</application> over ATM (PPPoA) PPP over ATM PPPoA PPP, over ATM Het volgende beschrijft hoe PPP over ATM (PPPoA) opgezet kan worden. PPPoA is een populaire keuze binnen Europese DSL providers. Gebruik maken van PPPoA met de Alcatel &speedtouch; USB PPPoA ondersteuning voor dit apparaat wordt geleverd door middel van een port in &os; omdat de firmware wordt gedistribueerd onder Alcatel's licentie overeenkomst en mag derhalve niet vrijelijk verspreid worden met het basis systeem van &os;. Om de software te installeren, wordt simpelweg de Ports Collectie gebruikt. Installeer de net/pppoa port en volg de instructies die meegeleverd worden. Zoals de meeste USB apparaten moet de Alcatel &speedtouch; USB zijn firmware downloaden van de host computer om correct te kunnen werken. Het is mogelijk om dit proces te automatiseren binnen &os; zodat deze overdracht elke keer gebeurd als het apparaat in een USB poort wordt gestoken. De volgende informatie kan worden toegevoegd aan het /etc/usbd.conf bestand om deze automatische overdracht in te schakelen. Dit bestand moet bewerkt worden door de root gebruiker. device "Alcatel SpeedTouch USB" devname "ugen[0-9]+" vendor 0x06b9 product 0x4061 attach "/usr/local/sbin/modem_run -f /usr/local/libdata/mgmt.o" Om de USB daemon, usbd, te starten moet de volgende regel toegevoegd worden aan /etc/rc.conf: usbd_enable="YES" Het is ook mogelijk om ppp op te zetten om in te bellen tijdens het opstarten. Om dit te doen moet de volgende regel worden toegevoegd aan /etc/rc.conf. Voor deze procedure moet er ook aangelogt zijn als de root gebruiker. ppp_enable="YES" ppp_mode="ddial" ppp_profile="adsl" Om dit correct te laten werken moet het voorbeeld ppp.conf bestand gebruikt worden welke geleverd wordt door de net/pppoa port. Gebruik maken van mpd U kunt mpd gebruiken om met een variateit aan diensten verbinding te maken, in het bijzonder PPTP diensten. U kunt mpd vinden in de Ports Collectie, net/mpd. Veel ADSL modems vereisen dat er een PPTP tunnel wordt gecreeërd tussen de modem en de computer, een voorbeeld van zo'n modem is de Alcatel &speedtouch; Home. Eerst moet u de port installeren waarna mpd geconfigureerd kan worden om uw eisen en provider instellingen op te geven. De port - plaatst een set van voorbeeld configuratie bestanden welke - goed gedocumenteerd zijn in - PREFIX/etc/mpd/. + plaatst een verzameling voorbeeldconfiguratiebestanden welke + goed gedocumenteerd zijn in PREFIX/etc/mpd/. Let op dat PREFIX betekend dat dit de directory is waar uw ports in worden geïnstalleerd. - Standaard is dit /usr/local/. Een complete + Standaard is dit /usr/local/. Een complete handleiding om mpd te configureren is beschikbaar in HTML formaat zodra de port geïnstalleerd is. - Deze wordt geplaatst in - PREFIX/share/doc/mpd/. + Deze wordt geplaatst in PREFIX/share/doc/mpd/. Hieronder staat een voorbeeld configuratie om verbinding te maken met een ADSL dienstverlener door het gebruik van mpd. De configuratie is verspreid over twee bestanden, allereerst het mpd.conf bestand: default: load adsl adsl: new -i ng0 adsl adsl set bundle authname gebruikersnaam set bundle password wachtwoord set bundle disable multilink - + set link no pap acfcomp protocomp set link disable chap set link accept chap set link keep-alive 30 10 - + set ipcp no vjcomp set ipcp ranges 0.0.0.0/0 0.0.0.0/0 - + set iface route default set iface disable on-demand set iface enable proxy-arp set iface idle 0 open De gebruikersnaam die gebruikt wordt om uzelf te authenticeren aan uw provider. Het wachtwoord wat gebruikt wordt om uzelf te authenticeren aan uw provider. Het mpd.links bestand bevat informatie over de link, of linken waarmee u verbinding wilt maken. Een voorbeeld mpd.links wat bij bovenstaand voorbeeld hoort is hieronder gegeven: adsl: set link type pptp set pptp mode active set pptp enable originate outcall set pptp self 10.0.0.1 set pptp peer 10.0.0.138 Het IP adres van uw &os; computer waar vanaf mpd gebruikt wordt. Het IP adres van uw ADSL modem. Voor de Alcatel &speedtouch; Home is dit adres standaard 10.0.0.138. Het is mogelijk om de verbinding makkelijk te initialiseren door het volgende commando als root uit te voeren: &prompt.root; mpd -b adsl U kunt de status van de verbinding zien met het volgende commando: &prompt.user; ifconfig ng0 ng0: flags=88d1<UP,POINTOPOINT,RUNNING,NOARP,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 inet 216.136.204.117 --> 204.152.186.171 netmask 0xffffffff - + Het gebruik van mpd is de aangeraden manier om met een ADSL dienst te verbinden met &os;. Gebruik maken van pptpclient - + Het is ook mogelijk om &os; te gebruiken om naar een andere PPPoA dienstenm verbinding te maken door middel van de net/pptpclient port. - + Om gebruik te maken van net/pptpclient om naar een DSL dienst verbinding te maken, installeert u de port of package en bewerkt u /etc/ppp/ppp.conf U moet dit onder de root gebruiker doen, om beide acties uit te voeren. Een voorbeeld sectie van ppp.conf is hieronder gegeven. Voor meer informatie over ppp.conf consulteert u de &man.ppp.8; handleiding. adsl: set log phase chat lcp ipcp ccp tun command set timeout 0 enable dns set authname gebruikersnaam set authkey wachtwoord set ifaddr 0 0 add default HISADDR De gebruikersnaam van uw account bij uw DSL provider. Het wachtwoord voor uw account. Omdat u het wachtwoord van uw account in het ppp.conf bestand in leesbare vorm moet plaatsen, moet u ervoor zorgen dat niemand anders de inhoud van dit bestand kan lezen. De volgende serie van commando's zorgt ervoor dat het bestand alleen leesbaar is door de root gebruiker. Raadpleeg de handleidingen van &man.chmod.1; en &man.chown.8; voor verdere informatie. &prompt.root; chown root:wheel /etc/ppp/ppp.conf &prompt.root; chmod 600 /etc/ppp/ppp.conf Dit opent een tunnel voor een PPP sessie naar uw DSL router. Ethernet DSL modems hebben een voor geconfigureerd LAN IP adres waarmee u verbinding maakt. In het geval van de Alcatel &speedtouch; home is 10.0.0.138 het adres. Uw router documentatie vertelt u welk adres uw apparaat gebruikt. Om de tunnel te openen en om een PPP sessie op te zetten, start u het volgende commando: &prompt.root; pptp address adsl Het kan wenselijk zijn om een ampersand (&) toe te voegen aan het einde van het vorige commando, omdat pptp uw prompt niet teruggeeft. - + Er wordt een tun virtueel tunnel apparaat gecreeërd voor interactie tussen de pptp en ppp processen. Zodra u terugbent op uw prompt, of als pptp bevestigd dat er een verbinding is, kunt u de tunnel als volgend inzien: &prompt.user; ifconfig tun0 tun0: flags=8051<UP,POINTOPOINT,RUNNING,MULTICAST> mtu 1500 - inet 216.136.204.21 --> 204.152.186.171 netmask 0xffffff00 + inet 216.136.204.21 --> 204.152.186.171 netmask 0xffffff00 Opened by PID 918 Als het niet mogelijk is om verbinding te maken, controleert u de configuratie van uw router, welke meestal bereikbaar is door middel van telnet of via een web browser. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken moet u de resultaten van het pptp onderzoeken en de inhoud van het ppp log bestand, /var/log/ppp.log voor meer hints over wat er mis kan zijn. Satoshi Asami Origineel bijgedragen door Guy Helmer Met input van Piero - Serini + Serini Gebruik maken van SLIP SLIP Het opzetten van een SLIP cliënt SLIP cliënt Het volgende is één manier om een &os; machine in te stellen voor gebruik met SLIP op een statisch host netwerk. Voor dynamische hostnaam toewijzing (uw adres veranderd elke keer als u inbelt), heeft u waarschijnlijk een meer complexe opzet nodig. Bepaal eerst aan welke seriële poort uw modem verbonden is. Veel mensen gebruiken hiervoor een symbolische link zoals - /dev/modem welke verwijst naar de echte - naam van het apparaat /dev/cuadN. Dit + /dev/modem welke + verwijst naar de echte naam van het apparaat /dev/cuadN. Dit geeft de mogelijkheid om naam abstract te houden, voor het geval de modem ooit verplaatst wordt naar een andere poort. Het kan - best een vervelende klus zijn wanneer er een aantal bestanden - gerepareerd moeten worden in /etc en + best een vervelende klus zijn wanneer er een aantal bestanden in + /etc en .kermrc bestanden verspreid over het gehele - systeem! + systeem gerepareerd moeten worden! - /dev/cuad0 + /dev/cuad0 is - COM1, cuad1 + COM1, cuad1 is COM2, etc. Zorg ervoor dat u het volgende in uw kernel configuratie bestand hebt: - + device sl Deze is standaard opgenomen in de GENERIC kernel, dus dat zou geen problemen moeten opleveren tenzij u deze verwijderd heeft. Dingen die u maar éénmalig hoeft uit te voeren Voeg uw machine, de router en de naamservers toe aan uw /etc/hosts bestand. Ons bestand ziet er als volgend uit: 127.0.0.1 localhost loghost 136.152.64.181 water.CS.Example.EDU water.CS water 136.152.64.1 inr-3.CS.Example.EDU inr-3 slip-gateway 128.32.136.9 ns1.Example.EDU ns1 128.32.136.12 ns2.Example.EDU ns2 Zorg ervoor dat u files voor dns in de hosts: sectie van uw /etc/nsswitch.conf bestand. Zonder deze parameters zouden er interessante dingen kunnen gebeuren. Bewerk het /etc/rc.conf bestand. Stel uw hostnaam in door de regel te bewerken die aangeeft: - + hostname="myname.my.domain" De volledig gekwalificeerde internet hostnaam moet hier geplaatst worden. standaard routering Stel de standaard router in door het aanpassen van de volgende regel van: defaultrouter="NO" naar: defaultrouter="slip-gateway" Creeër en bestand genaamd /etc/resolv.conf welke het volgende bevat: domain CS.Example.EDU nameserver 128.32.136.9 nameserver 128.32.136.12 naamserver domeinnaam Zoals u kunt zien, stellen deze de naamserver hosten in. Uiteraard is het echte domein en adres afhankelijk van uw omgeving. Stel het wachtwoord in voor de root en de toor gebruikers (en elke andere gebruiker die geen wachtwoord heeft). Herstart de machine en controleeer of deze opkomt met de correcte hostnaam. Het opzetten van een SLIP verbinding SLIP verbinding maken met Bel in, type slip op de prompt en voer uw machine naam en wachtwoord in. Wat is vereist, is afhankelijk van uw omgeving. Als u gebruik maakt van Kermit kan een script als de volgende gebruikt worden: # kermit setup set modem hayes set line /dev/modem set speed 115200 set parity none set flow rts/cts set terminal bytesize 8 set file type binary # De volgende macro zal inbellen en ons inloggen. define slip dial 643-9600, input 10 =>, if failure stop, - output slip\x0d, input 10 Username:, if failure stop, - output silvia\x0d, input 10 Password:, if failure stop, - output ***\x0d, echo \x0aCONNECTED\x0a Uiteraard moet u uw gebruikersnaam en wachtwoord wijzigen zodat deze overeenkomen met die van u. Nadat dit gedaan is kunt u slip invullen op de Kermit prompt om verbinding te maken. Het achterlaten van uw wachtwoord in leesbare tekst waar dan ook op het bestandssysteem is zeker een slecht idee. Doe dit op eigen risico. Laat Kermit daar (het programma kan tijdelijk uitgeschakeld worden door Ctrl z ) en type vervolgens als root: &prompt.root; slattach -h -c -s 115200 /dev/modem Als u in staat bent om andere hosten met ping te benaderen aan de andere kant van de router, bent u verbonden! Als dit niet werkt kunt u wellicht de gebruiken in plaats van de als argument voor - slattach. + slattach. Hoe de verbinding afgebroken moet worden Doe het volgende:: &prompt.root; kill -INT `cat /var/run/slattach.modem.pid` om slattach te stoppen. Houd in uw achterhoofd dat u dit als root moet doen. Ga hierna terug naar kermit (door het intypen van fg als u deze tijdelijk uitgeschakeld had) en verlaat de applicatie (q). De &man.slattach.8; handleiding zegt dat ifconfig sl0 down uitgevoerd moet worden om de interface uit te schakelen, maar dit lijkt geen verschil op te leveren. (ifconfig sl0 lijkt hetzelfde resultaat te geven.) Soms kan het gebeuren dat de modem weigert om de carrier los te laten. Start in dat geval simpelweg kermit en stop deze wederom. Meestal stopt het met de tweede poging. Problemen oplossen Als dit niet werkt, voelt u zich dan vrij om rond te vragen op de &a.net.name; mailing lijst. De volgende dingen zijn mensen al eens tegen aangelopen: Het niet gebruiken van de of optie voor slattach (Dit zou niet fataal moeten zijn, maar sommige mensen hebben aangegeven dat het de problemen oplostte.) Het intypen van in plaats van (het verschil is wellicht lastig te zien met sommige fonts). Probeer ifconfig sl0 uit te voeren om de interface status te zien. U kunt bijvoorbeeld krijgen: &prompt.root; ifconfig sl0 sl0: flags=10<POINTOPOINT> inet 136.152.64.181 --> 136.152.64.1 netmask ffffff00 Als u no route to host krijgt van het &man.ping.8; commando, is er mogelijk een probleem met uw route tabel. U kunt het netstat -r commando uitvoeren om de huidige routes te zien: &prompt.root; netstat -r Routing tables Destination Gateway Flags Refs Use IfaceMTU Rtt Netmasks: (root node) (root node) Route Tree for Protocol Family inet: (root node) => default inr-3.Example.EDU UG 8 224515 sl0 - - localhost.Exampl localhost.Example. UH 5 42127 lo0 - 0.438 inr-3.Example.ED water.CS.Example.E UH 1 0 sl0 - - water.CS.Example localhost.Example. UGH 34 47641234 lo0 - 0.438 (root node) Het voorgaand voorbeeld komt van een relatief druk systeem. De getallen op uw systeem zullen anders zijn naar gelang de netwerk activiteiten. Het opzetten van een SLIP server SLIP server Dit document levert suggesties voor het opzetten van een SLIP server op een &os; systeem, welke meestal betekent het configureren van uw systeem om automatisch verbindingen op te zetten wanneer er wordt ingelogt met remote SLIP cliënten. Eisen vooraf TCP/IP networking Deze sectie is vrij technisch van aard, dus achtergrond informatie is vereist. Er wordt aangenomen dat u bekend bent met het TCP/IP netwerk protocol, en in dan in het bijzonder met netwerk en node adresseringen, netwerk adres maskers, subnetten, routes en dynamische routering protocollen zoals RIP. Het configureren van een SLIP dienst op een inbel server vereist kennis van deze concepten en als u daarmee niet bekend bent, leest u dan aub een versie van of Craig Hunt's TCP/IP Network Administration gepubliceerd door O'Reilly & Associates, Inc. (ISBN Number 0-937175-82-X), of Douglas Comer's boeken over het TCP/IP protocol. modem Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat u reeds uw modem(s) heeft geconfigureerd en dat u de juiste systeem bestanden heeft aangepast zodat er logins mogelijk zijn door uw modem(s) heen. Als u dat nog niet heeft gedaan, zie dan voor details over het opzetten van inbel diensten. Wellicht wilt u ook de handleiding bekijken voor &man.sio.4; voor meer informatie over de seriële port device driver en de &man.ttys.5;, &man.gettytab.5;, &man.getty.8;, & &man.init.8; handleidingen voor informatie die relevant zijn voor het configureren van het systeem zodat logins mogelijk worden op modems, en wellicht &man.stty.1; voor informatie over het instellen van de seriële poort (zoals clocal voor direct verbonden seriële interfaces). Snel overzicht In een typische configuratie, werkt het gebruik van &os; als een SLIP server als volgend: een SLIP gebruiker belt in op uw &os; SLIP server systeem en logt in met een speciaal SLIP login ID dat gebruik maakt van /usr/sbin/sliplogin. Het sliplogin programma leest door het /etc/sliphome/slip.hosts bestand om een corresponderende regel te vinden voor de speciale gebruiker en als deze een match vindt verbind het de seriële lijn met een beschikbare SLIP interface waarna het het shellscript /etc/sliphome/slip.login wordt uitgevoerd om de SLIP interface te configureren. - + Een voorbeeld SLIP server login Bijvoorbeeld, als een SLIP user ID is Shelmerg kan Shelmerg's regel in /etc/master.passwd er als volgend uitzien: Shelmerg:password:1964:89::0:0:Guy Helmer - SLIP:/usr/users/Shelmerg:/usr/sbin/sliplogin Wanneer Shelmerg inlogt, zoekt het sliplogin programma in het /etc/sliphome/slip.hosts bestand voor een regel dat een corresponderende user ID heeft, er kan bijvoorbeeld een regel staan in /etc/sliphome/slip.hosts dat eruit ziet als volgend: Shelmerg dc-slip sl-helmer 0xfffffc00 autocomp sliplogin zal de corresponderende regel vinden en de seriële lijn koppelen aan de eerste beschikbare SLIP interface, waarna /etc/sliphome/slip.login wordt uitgevoerd zoals volgend: /etc/sliphome/slip.login 0 19200 Shelmerg dc-slip sl-helmer 0xfffffc00 autocomp Als alles goed gaat, zal /etc/sliphome/slip.login een ifconfig commando uitvoeren voor de SLIP interface waaraan sliplogin zichzelf koppelt (SLIP interface 0 zoals in bovenstaand voorbeeld was de eerste parameter in de lijst welke gegeven is aan slip.login) om een lokaal IP adres in te stellen (dc-slip), een remote IP adres (sl-helmer), een netwerk master voor de SLIP interface (0xfffffc00), en enkele additionele vlaggen (autocomp). Als er iets misgaat zal sliplogin meestal voldoende goede informatie loggen via de syslogd daemon faciliteiten, welke meestal logt naar /var/log/messages (zie de handleidingen van &man.syslogd.8; en &man.syslog.conf.5; en controleer het /etc/syslog.conf bestand om te zien wat syslogd logt en waar dit naartoe gelogt wordt). Kernel configuratie kernel configuration SLIP &os;'s standaard kernel (GENERIC) heeft reeds ondersteuning voor SLIP (&man.sl.4;), in het geval van een custom kernel moet de volgende regel worden toegevoegd aan de kernel configuratie: device sl Standaard zal uw &os; machine geen pakketten doorsturen. Als u wilt dat uw &os; SLIP server zich gedraagt als router zult u het bestand /etc/rc.conf moeten bewerken en de instelling van de gateway_enable variabele moeten aanpassen naar . Dit zorgt ervoor dat de machine na een herstart zich zal blijven gedragen als router. - + Om de instellingen meteen actief te maken kunt u het volgende commando als root uitvoeren: - &prompt.root; /etc/rc.d/routing start + &prompt.root; /etc/rc.d/routing start Raadpleeg aub over het configureren van de &os; kernel voor meer hulp over het herconfigureren van uw kernel. Sliplogin configuratie - Zoals eerder vermeld, zijn er drie bestanden in de - /etc/sliphome directory die onderdeel - zijn van de configuratie voor + Zoals eerder vermeld, zijn er drie bestanden in de map + /etc/sliphome die + onderdeel zijn van de configuratie voor /usr/sbin/sliplogin (zie &man.sliplogin.8; voor de actuele handleiding voor sliplogin): slip.hosts, welke de SLIP gebruikers definieert en de gekoppelde IP adressen; slip.login, welke meestal de SLIP interface configureert en (optioneel) slip.logout, welke de effecten van slip.login ongedaan maakt wanneer de seriële verbinding verbroken wordt. - + <filename>slip.hosts</filename> configuratie /etc/sliphome/slip.hosts bevat regels welke minstens vier onderdelen heeft die gescheiden worden door een spatie: SLIP gebruikers login ID Lokale adres (lokaal voor de SLIP server) van de SLIP link Remote adres van de SLIP link Netwerk masker De lokale en remote adressen mogen host namen zijn (Welke naar IP adressen vertaald kunnen worden door /etc/hosts of door de DNS diensten, afhankelijk van uw specificaties in het /etc/nsswitch.conf, het netwerk masker mag een naam zijn dat vertaald kan worden door een zoek opdracht in /etc/networks. Op een voorbeeld systeem ziet het /etc/sliphome/slip.hosts bestand er als volgt uit: # -# login local-addr remote-addr mask opt1 opt2 +# login local-addr remote-addr mask opt1 opt2 # (normal,compress,noicmp) # Shelmerg dc-slip sl-helmerg 0xfffffc00 autocomp Aan het einde van deze regel staan één of meerdere opties: — geen compressie van de header — comprimeer headers — comprimeer de headers als de remote kant dit accepteert — schakelt ICMP pakketten uit (dus alle ping pakketten worden geweigerd in plaats van dat deze bandbreedte verbruiken) - SLIP + SLIP - TCP/IP networking + TCP/IP networking Uw keuze van een lokaal en remote adres voor uw SLIP verbindingen is afhankelijk van of u een speciaal toegewezen TCP/IP subnet gebruikt, of dat u gebruik gaat maken van proxy ARP op uw SLIP server (het is geen echte proxy ARP, maar het is de terminologie welke in deze sectie gebruikt wordt om het te beschrijven). Als u niet zeker bent welke methode u moet kiezen, of hoe u IP adressen moet toewijzen, raadpleegt u dan de TCP/IP boeken die vermeld worden in de SLIP vereisten () en/of vraag uw IP netwerk manager om hulp. Als u gebruik gaat maken van een separaat subnet voor uw SLIP cliënten, moet u een subnet alloceren uit de voor u toegewezen IP ruimte, en elke SLIP cliënt een IP adres geven uit dat subnet. Daarna moet u waarschijnlijk een statische route configureren voor uw SLIP subnet via uw SLIP server naar de dichtsbijzijnde IP router. - Ethernet + Ethernet In het andere geval moet u gebruik maken van de proxy ARP methode, u moet elke SLIP cliënt een IP adres geven uit uw SLIP server's Ethernet subnet, daarnaast moet u het /etc/sliphome/slip.login en het /etc/sliphome/slip.logout script aanpassen om gebruik te maken van &man.arp.8; om de proxy ARP regels te beheren in de SLIP servers ARP tabel. <filename>slip.login</filename> configuratie Een typisch /etc/sliphome/slip.login bestand ziet er als volgend uit: #!/bin/sh - # # @(#)slip.login 5.1 (Berkeley) 7/1/90 # # generiek login bestand voor een slip lijn. sliplogin voert deze uit # met de volgende parameters: # 1 2 3 4 5 6 7-n # slipunit ttyspeed loginname local-addr remote-addr mask opt-args # /sbin/ifconfig sl$1 inet $4 $5 netmask $6 Dit slip.login bestand start alleen het ifconfig commando voor de betreffende SLIP interace met het lokale en remote adres met het netwerkmasker van de SLIP interface. Als u besloten heeft om gebruik te maken van de proxy ARP methode (in plaats van het gebruiken van een apart subnet voor uw SLIP cliënten) moet u het /etc/sliphome/slip.login bestand aanpassen zodat deze er ongeveer als volgend uitziet: #!/bin/sh - # # @(#)slip.login 5.1 (Berkeley) 7/1/90 # # generiek login bestand voor een slip lijn. sliplogin voert deze uit # met de volgende parameters: # 1 2 3 4 5 6 7-n # slipunit ttyspeed loginname local-addr remote-addr mask opt-args # -/sbin/ifconfig sl$1 inet $4 $5 netmask $6 +/sbin/ifconfig sl$1 inet $4 $5 netmask $6 # Beantwoord ARP Verzoeken voor de SLIP cliënt met ons Ethernet # adres /usr/sbin/arp -s $5 00:11:22:33:44:55 pub De extra regel in het slip.login bestand, arp -s $5 00:11:22:33:44:55 pub, creeërt een ARP regel in de SLIP server's ARP tabel. Deze ARP regel zorgt ervoor dat de SLIP server antwoord geeft met het Ethernet MAC adres van de SLIP server wanneer een andere IP node op het Ethernet vraagt om te communiceren met het IP adres van de SLIP cliënt. - + Ethernet MAC address Wanneer u gebruik maakt van het voorbeeld hierboven, wees u er dan zeker van dat u het Ethernet MAC adres (00:11:22:33:44:55) veranderd in het MAC adres van uw systeem's Ethernet kaart, anders werkt uw proxy ARP zeker niet! U kunt het Ethernet MAC adres van uw SLIP Server achterhalen door het bekijken van het resultaat van netstat -i; de tweede regel met resultaten moet er ongeveer als volgend uitzien: ed0 1500 <Link>0.2.c1.28.5f.4a 191923 0 129457 0 116 Dit geeft aan dat het specifieke Ethernet MAC adres van het systeem is 00:02:c1:28:5f:4a — de punten in het Ethernet MAC adres welke gegeven wordt door netstat -i moet worden veranderd in dubbele punten (:) en voorloop nullen moeten worden toegevoegd aan elk enkel hexadecimaal getal om het adres te converteren naar de vorm die &man.arp.8; wenst; zie de handleiding van &man.arp.8; voor een compleet overzicht van het gebruik hiervan. Wanneer u /etc/sliphome/slip.login en /etc/sliphome/slip.logout, aanmaakt moet het uitvoerbare bitje gezet zijn (b.v. chmod 755 /etc/sliphome/slip.login /etc/sliphome/slip.logout) anders is sliplogin niet in staat om deze uit te voeren. <filename>slip.logout</filename> configuratie /etc/sliphome/slip.logout is niet strict noodzakelijk (tenzij u proxy ARP implementeert), maar als beslist om deze aan te maken is dit een voorbeeld basis slip.logout script: #!/bin/sh - # # slip.logout # # uitlog bestand voor een slip regel. sliplogin voert deze uit met de # parameters: # 1 2 3 4 5 6 7-n # slipunit ttyspeed loginname local-addr remote-addr mask opt-args # /sbin/ifconfig sl$1 down Als u gebruik maakt van proxy ARP wilt u waarschijnlijk dat het /etc/sliphome/slip.logout bestand de ARP regel weghaalt voor de SLIP cliënt: #!/bin/sh - # # @(#)slip.logout # # uitlog bestand voor een slip regel. sliplogin voert deze uit met de # parameters: # 1 2 3 4 5 6 7-n # slipunit ttyspeed loginname local-addr remote-addr mask opt-args # /sbin/ifconfig sl$1 down # Stop met het beantwoorden van ARP verzoeken voor de SLIP cliënt /usr/sbin/arp -d $5 Het arp -d $5 verwijderd de ARP regel, die proxy ARP heeft toegevoegd toen de SLIP cliënt inlogde. Het is belangrijk om dit te herhalen: zorg ervoor /etc/sliphome/slip.logout het uitvoerbare bitje heeft gezet nadat deze gecreeërd is (b.v. chmod 755 /etc/sliphome/slip.logout). Routering overwegingen SLIP routering Als u geen gebruik maakt van de proxy ARP voor het routeren van pakketten tussen uw SLIP cliënts en de rest van uw netwerk (en wellicht het internet), moeten er misschien een aantal statische routeringen naar de best bereikbare standaard router ingesteld worden om uw SLIP cliënts te routeren via uw SLIP server. Statische routeringen statische routeringen Het toevoegen van statische routeringen naar de dichts bijzijnde router kan problematisch zijn (of zelfs onmogelijk als u niet de bevoegdheden heft om dit te doen). Als u een netwerk heeft met meerdere routers binnen uw organisatie kan het zijn dat sommige routers, zoals die van Cisco en Proteon , niet alleen geconfigureerd moeten worden met de statische route naar het SLIP subnet, maar deze moeten dan ook geconfigureerd worden over welke statische routes aan andere routers verteld moeten worden. Enige expertise en fine tunen kan nodig zijn om statische routing te laten werken. diff --git a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/security/chapter.sgml b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/security/chapter.sgml index 188520e5f9..cbd6ef4068 100644 --- a/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/security/chapter.sgml +++ b/nl_NL.ISO8859-1/books/handbook/security/chapter.sgml @@ -1,4788 +1,4844 @@ Matthew Dillon Veel uit dit hoofdstuk is overgenomen uit de security(7) handleiding van Siebrand Mazeland Vertaald door Beveiliging beveiliging Overzicht Dit hoofdstuk biedt een basisinleiding in systeembeveiligingsconcepten, een aantal goede basisregels en een paar gevorderde onderwerpen binnen &os;. Veel van de onderwerpen die worden behandeld kunnen ook worden toegepast op systemen en Internet in het algemeen. Het Internet is niet langer een vriendelijke omgeving waar iedereen een goede buur wil zijn. Het beveiligen van een systeem is onontbeerlijk als gegevens, intellectueel eigendom, tijd en wat dan ook uit de handen van hackers c.s. gehouden moeten worden. &os; biedt veel hulpmiddelen en mechanismen om te zorgen voor de integriteit en veiligheid van een systeem en netwerk. Na het lezen van dit hoofdstuk weet de lezer: Van basis systeembeveiligingsconcepten in relatie tot &os;. Meer over verschillende versleutelingsmechanismen die beschikbaar zijn in &os; zoals DES en MD5. Hoe eenmalige wachtwoordautenticatie opgezet kan worden. Hoe TCP Wrappers in te stellen voor gebruik met inetd. Hoe KerberosIV op &os; uitgaven eerder dan 5.0 opgezet kan worden. Hoe Kerberos5 op &os; opgezet kan worden. Hoe IPsec wordt ingesteld en hoe een VPN op te zetten tussen &os; en µsoft.windows; machines. Hoe OpenSSH, &os;'s SSH implementatie, in te stellen en te gebruiken. Wat bestandssysteem-ACLs zijn en hoe die te gebruiken; Hoe het hulpprogramma Portaudit gebruikt kan worden om softwarepakketten uit de Portscollectie te auditen. Hoe om te gaan met publicaties van &os; beveiligingswaarschuwingen. Iets van procesaccounting en hoe dat is in te schakelen in &os;. Er wordt aangenomen dat de lezer van dit hoofdstuk: Basisbegrip heeft van &os; en Internetconcepten. In dit boek worden nog meer onderwerpen met betrekking tot beveiliging beschreven. Zo wordt bijvoorbeeld Verplichte Toegangscontrole (Mandatory Access Control) besproken in en Internet Firewalls in . Introductie Beveiliging is een taak die begint en eindigt bij de systeembeheerder. Hoewel alle BSD &unix; meergebruikerssystemen enige inherente beveiliging kennen, is het bouwen en onderhouden van additionele beveiligingsmechanismen om de gebruikers eerlijk te houden waarschijnlijk een van de zwaarste taken voor de systeembeheerder. Machines zijn zo veilig als ze gemaakt worden en beveiligingsoverwegingen staan altijd op gespannen voet met de wens om gebruiksvriendelijkheid. &unix; systemen zijn in het algemeen in staat tot het tegelijkertijd uitvoeren van een enorm aantal processen en veel van die processen acteren als server - daarmee wordt bedoeld dat externe entiteiten er verbindingen mee kunnen maken en ertegen kunnen praten. Nu de minicomputers en mainframes van gisteren de desktops van vandaag zijn en computers onderdeel zijn van netwerken en internetwerken, wordt beveiliging nog belangrijker. Systeembeveiliging heeft ook te maken met het omgaan met verschillende vormen van aanvallen, zoals een poging om een systeem te crashen of op een andere manier onstabiel te maken, zonder te proberen de root account aan te vallen (break root). Aandachtspunten voor beveiliging kunnen opgesplitst worden in categorieën: Ontzeggen van dienst aanvallen (Denial of Service). Gebruikersaccounts compromitteren. root compromitteren via toegankelijke servers. root compromitteren via gebruikersaccounts. Achterdeur creëren (Backdoor). DoS aanvallen Ontzegging van Dienst (DoS) beveiliging Ontzegging van Dienst DoS aanvallen (DoS) Ontzegging van Dienst (DoS) Een ontzegging van dienst (DoS) aanval is een techniek die de machine middelen ontneemt. In het algemeen zijn DoS aanvallen brute kracht mechanismen die proberen de machine te crashen of op een andere manier onbruikbaar te maken door de machine of de netwerkcode te overvragen. Sommige DoS aanvallen proberen misbruik te maken van bugs in de netwerkcode om een machine met een enkel pakket te crashen. Zoiets kan alleen gerepareerd worden door een aanpassing aan de kernel te maken. Aanvallen op servers kunnen vaak hersteld worden door op de juiste wijze opties in stellen om de belasting van servers te limiteren in ongunstige omstandigheden. Omgaan met brute kracht aanvallen is lastiger. Zo is een aanval met gefingeerde pakketten (spoofed-packet) vrijwel niet te stoppen, behalve dan door het systeem van Internet los te koppelen. Misschien gaat de machine er niet door plat, maar het kan wel een volledige Internetverbinding verzadigen. beveiliging account compromitteren Een gecompromitteerde gebruikersaccount komt nog veel vaker voor dan een DoS aanval. Veel systeembeheerders draaien nog steeds standaard telnetd, rlogind, rshd en ftpd servers op hun machines. Deze servers communiceren standaard niet over beveiligde verbindingen. Het resultaat is dat als er een redelijk grote gebruikersgroep is, er altijd wel van een of meer van de gebruikers die van afstand op dat systeem aanmelden (wat toch de meest normale en makkelijke manier is om op een systeem aan te melden) het wachtwoord is afgeluisterd (sniffed). Een oplettende systeembeheerder analyseert zijn logboekbestanden om te zoeken naar verdachte bronadressen, zelfs als het om succesvolle aanmeldpogingen gaat. Uitgangspunt moet altijd zijn dat als een aanvaller toegang heeft tot een gebruikersaccount, de aanvaller de root account kan compromitteren. In werkelijkheid is het wel zo dat voor een systeem dat goed beveiligd is en goed wordt onderhouden, toegang tot een gebruikersaccount niet automatisch betekent dat de aanvaller ook root privileges kan krijgen. Het is van belang dit onderscheid te maken, omdat een aanvaller zonder toegang tot root in het algemeen zijn sporen niet kan wissen en op z'n best wat kan rommelen met bestanden van de gebruiker of de machine kan crashen. Gecompromitteerde gebruikersaccounts zijn vrij normaal omdat gebruikers normaliter niet de voorzorgsmaatregelen nemen die systeembeheerders nemen. beveiliging achterdeuren Systeembeheerders moeten onthouden dat er in potentie heel veel manieren zijn om toegang tot root te krijgen. Een aanvaller zou het root wachtwoord kunnen kennen, een bug kunnen ontdekken in een dienst die onder root draait en daar via een netwerkverbinding op in kunnen breken of een aanvaller zou een probleem kennen met een suid-root programma dat de aanvaller in staat stelt root te worden als hij eenmaal toegang heeft tot een gebruikersaccount. Als een aanvaller een manier heeft gevonden om root te worden op een machine, dan hoeft hij misschien geen achterdeur (backdoor) te installeren. Veel bekende manieren die zijn gevonden om root te worden, en weer zijn afgesloten, vereisen veel werk van de aanvaller om zijn rommel achter zich op te ruimen, dus de meeste aanvallers installeren een achterdeur. Een achterdeur biedt de aanvaller een manier om makkelijk opnieuw root toegang tot het systeem te krijgen, maar dit geeft de slimme systeembeheerder ook een makkelijke manier om de inbraak te ontdekken. Het onmogelijk maken een achterdeur te installeren zou best wel eens nadelig kunnen zijn voor beveiliging, omdat hiermee nog niet het gat gedicht is waardoor er in eerste instantie is ingebroken. Beveiligingsmaatregelen moeten altijd geïmplementeerd worden in een meerlagenmodel en worden als volgt gecategoriseerd: Beveiligen van root en medewerkersaccounts. Beveiligen van root – servers onder root en suid-/sgid-binaire bestanden. Beveiligen van gebruikersaccounts. Beveiligen van het wachtwoordbestand. Beveiligen van de kern van de kernel, ruwe apparaten en bestandssystemen. Snel detecteren van ongeoorloofde wijzigingen aan het systeem. Paranoia. In het volgende onderdeel van dit hoofdstuk gaan we dieper in op de bovenstaande punten. &os; beveiligen beveiliging &os; beveiligen Commando vs. protocol In dit hele document gebruiken we vette tekst om te verwijzen naar een commando of applicatie en een monospaced lettertype om te verwijzen naar specifieke commando's. Protocollen staan vermeld in een normaal lettertype. Dit typografische onderscheid is zinvol omdat bijvoorbeeld ssh zowel een protocol als een commando is. In de volgende onderdelen behandelen we de methodes uit de vorige paragraaf om een &os;-systeem te beveiligen. Beveiligen van <username>root</username> en medewerkersaccounts. su Om te beginnen: doe geen moeite om medewerkersaccounts te beveiligen als de root account niet beveiligd is. Op de meeste systemen heeft de root account een wachtwoord. Als eerste moet aangenomen worden dat dit wachtwoord altijd gecompromitteerd is. Dit betekent niet dat het wachtwoord verwijderd moet worden. Het wachtwoord is namelijk bijna altijd nodig voor toegang via het console van de machine. Het betekent wel dat het niet mogelijk gemaakt moet worden om het wachtwoord te gebruiken buiten het console om en mogelijk zelfs niet via het &man.su.1; commando. Pty's moeten bijvoorbeeld gemarkeerd staan als onveilig (insecure) in het bestand /etc/ttys zodat direct aanmelden met root via telnet of rlogin niet wordt toegestaan. Als andere aanmelddiensten zoals sshd gebruikt worden, dan hoort direct aanmelden via root uitgeschakeld staat. Dit kan door het bestand /etc/ssh/sshd_config te bewerken en ervoor te zorgen dat PermitRootLogin op NO staat. Dit moet gebeuren voor iedere methode van toegang – diensten zoals FTP worden vaak over het hoofd gezien. Het direct aanmelden van root hoort alleen te mogen via het systeemconsole. wheel Natuurlijk moet een systeembeheerder de mogelijkheid hebben om root te worden. Daarvoor kunnen een paar gaatjes geprikt worden. Maar dan moet ervoor gezorgd worden dat er voor deze gaatjes extra aanmelden met een wachtwoord nodig is. Eén manier om root toegankelijk te maken is door het toevoegen van de juiste medewerkersaccounts aan de wheel groep (in /etc/group). De medewerkers die lid zijn van de groep wheel mogen su–en naar root. Maak medewerkers nooit native lid van de groep wheel door ze in de groep wheel te plaatsen in /etc/group. Medewerkersaccounts horen lid te zijn van de groep staff en horen dan pas toegevoegd te worden aan de groep wheel in het bestand /etc/group. Alleen medewerkers die ook echt toegang tot root nodig hebben horen in de groep wheel geplaatst te worden. Het is ook mogelijk, door een autenticatiemethode als Kerberos te gebruiken, om het bestand .k5login van Kerberos in de root account te gebruiken om een &man.ksu.1; naar root toe te staan zonder ook maar iemand lid te maken van de groep wheel. Dit is misschien wel een betere oplossing, omdat het wheel-mechanisme het nog steeds mogelijk maakt voor een inbreker root te breken als de inbreker een wachtwoordbestand te pakken heeft gekregen en toegang kan krijgen tot één van de medewerkersaccounts. Hoewel het instellen van het wheel-mechanisme beter is dan niets, is het niet per se de meest veilige optie. Om een account volledig op slot te zetten, dient het commando &man.pw.8; gebruikt te worden: &prompt.root; pw lock staff Dit voorkomt dat de gebruiker zich aanmeldt via enig mechanisme, inclusief &man.ssh.1;. Een andere manier om toegang tot accounts te blokkeren is om het versleutelde wachtwoord door een enkel *-karakter te vervangen. Dit karakter zal nooit overeenkomen met het versleutelde wachtwoord en dus gebruikerstoegang blokkeren. Het volgende medewerkersaccount bijvoorbeeld: foobar:R9DT/Fa1/LV9U:1000:1000::0:0:Foo Bar:/home/foobar:/usr/local/bin/tcsh zou veranderd moeten worden in: foobar:*:1000:1000::0:0:Foo Bar:/home/foobar:/usr/local/bin/tcsh Dit voorkomt dat de gebruiker foobar zich aanmeldt met conventionele methoden. Deze methode om toegang te beperken werkt niet op sites die Kerberos gebruiken of in situaties waarin de gebruiker met &man.ssh.1; sleutels heeft geïnstalleerd. Deze beveiligingsmechanismen hebben ook als uitgangspunt dat vanaf een zwaarder beveiligde machine wordt aangemeld op een minder beveiligd systeem. Als een hoofdserver bijvoorbeeld allerlei servers draait, zou het werkstation er geen moeten draaien. Om een werkstation redelijk veilig te laten zijn, dienen er zo min mogelijk servers op te draaien, bij voorkeur zelfs geen en er zou een schermbeveiliging met wachtwoordbeveiliging op moeten draaien. Maar als een aanvaller fysieke toegang heeft tot een werkstation, dan kan hij elke beveiliging die erop is aangebracht omzeilen. Dit probleem dient echt overwogen te worden, net als het feit dat de meeste aanvallen van een afstand plaatsvinden, via het netwerk, door mensen die geen fysieke toegang hebben tot werkstations of servers. KerberosIV Het gebruik van iets als Kerberos geeft de mogelijkheid om het wachtwoord van de account van een medewerker buiten gebruik te stellen of te wijzigen op één plaats, waarbij het meteen actief is op alle machines waarop die medewerker een account heeft. Als de account van een medewerker gecompromitteerd raakt, moet vooral de mogelijkheid om per direct het wachtwoord voor machines te kunnen aanpassen niet onderschat worden. Met afzonderlijke wachtwoorden kan het veranderen van wachtwoorden op N systemen een puinhoop worden. Met Kerberos kunnen ook wachtwoordrestricties opgelegd worden: het is niet alleen mogelijk om een Kerberos ticket na een bepaalde tijd te laten verlopen, maar het Kerberos systeem kan afdwingen dat de gebruiker na een bepaalde tijd een nieuw wachtwoord kiest (na bijvoorbeeld een maand). Beveiligen van <username>root</username> – servers onder <username>root</username> en suid-/sgid-binaire bestanden ntalk comsat finger zandbakken sshd telnetd rshd rlogind Een voorzichtige systeembeheerder draait alleen die servers die nodig zijn, niets meer, niets minder. Bedenk dat servers van derde partijen vaak de meeste neiging hebben tot het vertonen van bugs. Zo staat bijvoorbeeld het draaien van een oude versie van imapd of popper gelijk aan het weggeven van de root account aan de hele wereld. Draai nooit een server die niet zorgvuldig is onderzocht. Veel servers hoeven niet te draaien als root. Zo kunnen de ntalk, comsat en finger daemons bijvoorbeeld draaien in speciale gebruikerszandbakken (sandboxes). Een zandbak is niet perfect, tenzij er heel veel moeite gedaan wordt, maar de meerlagenbenadering blijft bestaan: als iemand via een server die in een zandbak draait weet in te breken, dan moeten ze eerst nog uit de zandbak komen. Hoe groter het aantal lagen is waar een inbreker doorheen moet, hoe kleiner de kans op succes is. root gaten zijn historisch gezien aanwezig geweest in vrijwel iedere server die ooit als root gedraaid heeft, inclusief de basisservers van een systeem. Op een machine waarop mensen alleen aanmelden via sshd en nooit via telnetd of rshd of rlogind dienen die servers uitgeschakeld te worden! &os; draait ntalkd, comsat en finger tegenwoordig standaard in een zandbak. Een ander programma dat misschien beter in een zandbak kan draaien is &man.named.8;. In /etc/defaults/rc.conf staat als commentaar welke parameters er nodig zijn om named in een zandbak te draaien. Afhankelijk van of het een nieuwe systeeminstallatie of het bijwerken van een bestaand systeem betreft, worden de speciale gebruikersaccounts die bij die zandbakken horen misschien niet geïnstalleerd. Een voorzichtige systeembeheerder onderzoekt en implementeert zandbakken voor servers waar dat ook maar mogelijk is. sendmail Er zijn een aantal diensten die vooral niet in een zandbak draaien: sendmail, popper, imapd, ftpd en andere. Voor sommige servers zijn alternatieven, maar dat kost misschien meer tijd dan er te besteden is (gemak dient de mens). Het kan voorkomen dat deze servers als root moeten draaien en dat er vertrouwd moet worden op andere mechanismen om een inbraak via die servers te detecteren. De andere grote mogelijkheid voor root gaten in een systeem zijn de suid-root en sgid-binaire bestanden die geïnstalleerd zijn op een systeem. Veel van die bestanden, zoals rlogin, staan in /bin, /sbin, /usr/bin of /usr/sbin. Hoewel het niet 100% veilig is, mag aangenomen worden dat de suid- en sgid-binaire bestanden van een standaardsysteem redelijk veilig zijn. Toch worden er nog wel eens root gaten gevonden in deze bestanden. Zo is er in 1998 een root gat gevonden in Xlib waardoor xterm (die normaliter suid is) kwetsbaar bleek. Een voorzichtige systeembeheerder kiest voor better to be safe than sorry door de suid-bestanden die alleen medewerkers hoeven uit te voeren aan een speciale groep toe te wijzen en de suid-bestanden die niemand gebruikt te lozen (chmod 000). Een server zonder monitor heeft normaal gezien xterm niet nodig. Sgid-bestanden kunnen bijna net zo gevaarlijk zijn. Als een inbreker een sgid-kmem stuk kan krijgen, dan kan hij wellicht /dev/kmem lezen en dus het gecodeerde wachtwoordbestand, waardoor mogelijk ieder account met een wachtwoord besmet is. Een inbreker toegang tot de groep kmem kan krijgen, zou bijvoorbeeld mee kunnen kijken met de toetsaanslagen die ingegeven worden via de pty's, inclusief die pty's die gebruikt worden door gebruikers die via beveiligde methodes aanmelden. Een inbreker die toegang krijgt tot de groep tty kan naar bijna alle tty's van gebruikers schrijven. Als een gebruiker een terminalprogramma of een terminalemulator met een toetsenbordsimulatieoptie draait, dan kan de inbreker in potentie een gegevensstroom genereren die ervoor zorgt dat de terminal van de gebruiker een commando echot, dat dan wordt uitgevoerd door die gebruiker. Beveiligen van gebruikersaccounts Gebruikersaccounts zijn gewoonlijk het meest lastig om te beveiligen. Hoewel er allerlei draconische maatregelen genomen kunnen worden met betrekking tot de medewerkers en hun wachtwoorden weggesterd kunnen worden, gaat dat waarschijnlijk niet lukken met de gewone gebruikersaccounts. Als er toch voldoende vrijheid is, dan prijst de beheerder zich gelukkig en is het misschien toch mogelijk de accounts voldoende te beveiligen. Als die vrijheid er niet is, dan moeten die accounts gewoon netter gemonitord worden. Het gebruik van ssh en Kerberos voor gebruikersaccounts is problematischer vanwege het extra beheer en de ondersteuning, maar nog steeds een prima oplossing in vergelijking met een versleuteld wachtwoordbestand. Beveiligen van het wachtwoordbestand De enige echte oplossing is zoveel mogelijk wachtwoorden wegsterren en ssh of Kerberos gebruiken voor toegang tot die accounts. Hoewel een gecodeerd wachtwoordbestand (/etc/spwd.db) alleen gelezen kan worden door root, is het wel mogelijk dat een inbreker leestoegang krijgt tot dat bestand zonder dat de aanvaller root-schrijftoegang krijgt. Beveiligingsscripts moeten altijd controleren op en rapporteren over wijzigingen in het wachtwoordbestand (zie ook Bestandsintegriteit Controleren hieronder). Beveiligen van de kern van de kernel, ruwe apparaten en bestandssystemen Als een aanvaller toegang krijgt tot root dan kan hij ongeveer alles, maar er zijn een paar slimmigheidjes. Zo hebben bijvoorbeeld de meeste moderne kernels een ingebouwd pakketsnuffelstuurprogramma (packet sniffing). Bij &os; is dat het bpf apparaat. Een inbreker zal in het algemeen proberen een pakketsnuffelaar te draaien op een gecompromitteerde machine. De inbreker hoeft deze mogelijkheid niet te hebben en bij de meeste systemen is het niet verplicht het bpf apparaat mee te compileren. sysctl Maar zelfs als het bpf apparaat is uitgeschakeld, dan zijn er nog /dev/mem en /dev/kmem. De inbreker kan namelijk nog schrijven naar ruwe schrijfapparaten. En er is ook nog een optie in de kernel die modulelader (module loader) heet, &man.kldload.8;. Een ondernemende inbreker kan een KLD-module gebruiken om zijn eigen bpf-apparaat of een ander snuffelapparaat te installeren in een draaiende kernel. Om deze problemen te voorkomen, moet de kernel op een hoger - veiligheidsniveau draaien, ten minste securelevel 1. Het - securelevel wordt ingesteld met sysctl op de - kern.securelevel variabele. Als securelevel - op 1 staat, is het niet langer mogelijk te schrijven naar ruwe - apparaten en speciale chflags vlaggen als - schg worden dan afgedwongen. Ook dient de - vlag schg gezet te worden op kritische - opstartbestanden, mappen en scriptbestanden. Alles dat wordt - uitgevoerd voordat het securelevel wordt ingesteld. Dit is - misschien wat overdreven en het wordt lastiger een systeem te - vernieuwen als dat in een hoger securelevel draait. Er is een - compromis mogelijk door het systeem in een hoger securelevel te - draaien maar de schg vlag niet op alle - systeembestanden en mappen te zetten die maar te vinden zijn. - / en /usr zouden ook - als alleen-lezen aangekoppeld kunnen worden. Het is nog - belangrijk om op te merken dat als de beheerder te draconisch - omgaat met dat wat hij wil beschermen, hij daardoor kan - veroorzaken dat die o-zo belangrijke detectie van een inbraak - wordt misgelopen. + veiligheidsniveau draaien, ten minste securelevel 1. + + Het veiligheidsniveau van de kernel kan op een aantal + manieren worden ingesteld. De eenvoudigste manier om het + veiligheidsniveau van een draaiende kernel te verhogen is met + sysctl op de kernelvariabele + kern.securelevel: + + &prompt.root; sysctl kern.securelevel=1 + + Standaard start de kernel van &os; op met een + veiligheidsniveau van -1. Het veiligheidsniveau blijft -1 + tenzij het is veranderd, òfwel door de beheerder + òfwel door &man.init.8; vanwege een instelling in de + opstartscripts. Het veiligheidsniveau kan tijdens het opstarten + van het systeem verhoogd worden door de variabele + kern_securelevel_enable op + YES te zetten in het bestand + /etc/rc.conf, en de waarde van de variabele + kern_securelevel op het gewenste + veiligheidsniveau in te stellen. + + Het standaard veiligheidsniveau van een &os;-systeem direct + nadat de opstartscripts zijn uitgevoerd is -1. Dit wordt + onveilige modus genoemd omdat de onveranderlijke + bestandsvlag uitgezet kan worden, er van/naar alle apparaten mag + worden gelezen en geschreven, enzovoorts. + + Als eenmaal het veiligheidsniveau op 1 of een hogere waarde + is ingesteld, worden de alleen-toevoegen en onveranderlijke + bestanden gehonoreerd, deze kunnen niet worden uitgezet, en + wordt toegang tot rauwe apparaten ontzegd. Hogere niveaus + beperken nog meer bewerkingen. Lees, voor een volledige + beschrijving van het effect van de verschillende + veiligheidsniveaus, de handleidingpagina &man.security.7; (of de + handleidingpagina van &man.init.8; voor uitgaven ouder dan &os; + 7.0). + + + Het ophogen van het veiligheidsniveau naar 1 of hoger kan + enkele problemen met X11 (toegang tot + /dev/io zal worden geblokkeerd), of met + de installatie van &os; wanneer die vanaf de broncode is + gebouwd (het gedeelte installword van + het proces moet tijdelijk de alleen-toevoegen en + onveranderlijke vlaggen van sommige bestanden uitzetten), en + met enkele andere gevallen veroorzaken. Soms, zoals het geval + is met X11, is het mogelijk om dit te omzeilen door + &man.xdm.1; behoorlijk vroeg in het opstartproces te starten, + wanneer het veiligheidsniveau nog laag genoeg is. + Omzeilmethoden zoals deze zijn misschien niet voor alle + veiligheidsniveaus of voor alle beperkingen die ze opleggen + mogelijk. Wat vooruit plannen is een goed idee. Het is + belangrijk om de beperkingen die door elk veiligheidsniveau + worden opgelegd te begrijpen omdat ze het gebruiksgemak van + het systeem sterk verminderen. Het vergemakkelijkt ook het + kiezen van eens standaardinstelling en voorkomt allerlei + verassingen. + + + Als het veiligheidsniveau van de kernel naar 1 of hoger + wordt verhoogd, kan het nuttig zijn om de vlag + schg aan te zetten voor kritieke + opstartprogramma's, mappen, en scriptbestanden (i.e. alles dat + gedraaid wordt tot het punt waar het veiligheidsniveau wordt + ingesteld). Dit kan overdreven zijn, en het bijwerken van het + systeem is veel moeilijker wanneer het op een hoog + veiligheidsniveau werkt. Een minder beperkend compromis is om + het systeem op een hoger veiligheidsniveau te draaien maar het + aanzetten van de vlag schg voor elk + systeembestand en -map onder de zon over te slaan. Een andere + mogelijkheid is om / en + /usr simpelweg als alleen-lezen aan te + koppelen. Het dient opgemerkt te worden dat het te draconisch + zijn over wat is toegestaan het belangrijke detecteren van een + inbraak kan verhinderen. Bestandsintegriteit controleren: binaire bestanden, instellingenbestanden, enzovoort Als puntje bij paaltje komt kan de kern van een systeem maar tot een bepaald punt beveiligd worden zonder dat het minder prettig werken wordt. Zo werk het zetten van de schg bit met chflags op de meeste bestanden in / en /usr waarschijnlijk averechts, omdat, hoewel de bestanden beschermd zijn, ook het venster waarin detectie plaats kan vinden is gesloten. De laatste laag van beveiliging is waarschijnlijk de meest belangrijke: detectie. Alle overige beveiliging is vrijwel waardeloos (of nog erger: geeft een vals gevoel van beveiliging) als een mogelijke inbraak niet gedetecteerd kan worden. Een belangrijk doel van het meerlagenmodel is het vertragen van een aanvaller, nog meer dan hem te stoppen, om hem op heterdaad te kunnen betrappen. De beste manier om te zoeken naar een inbraak is zoeken naar gewijzigde, ontbrekende of onverwachte bestanden. De beste manier om te zoeken naar gewijzigde bestanden is vanaf een ander (vaak gecentraliseerd) systeem met beperkte toegang. Met zelfgeschreven scripts op dat extra beveiligde systeem met beperkte toegang is een beheerder vrijwel onzichtbaar voor mogelijke aanvallers en dat is belangrijk. Om het nut te maximaliseren moeten in het algemeen dat systeem met beperkte toegang best veel rechten gegeven worden op de andere machines in het netwerk, vaak via een alleen-lezen NFS-export van de andere machines naar het systeem met beperkte toegang of door ssh sleutelparen in te stellen om het systeem met beperkte toegang een ssh verbinding te laten maken met de andere machines. Buiten het netwerkverkeer, is NFS de minst zichtbare methode. Hierdoor kunnen de bestandssystemen op alle cliëntmachines vrijwel ongezien gemonitord worden. Als de server met beperkte toegang verbonden is met de cliëntmachines via een switch, dan is de NFS-methode vaak de beste keus. Als de server met beperkte toegang met de andere machines is verbonden via een hub of door meerdere routers, dan is de NFS-methode wellicht niet veilig genoeg (vanuit een netwerk standpunt) en kan beter ssh gebruikt worden, ondanks de audit-sporen die ssh achterlaat. Als de machine met beperkte toegang eenmaal minstens leestoegang heeft tot een cliëntsysteem dat het moet gaan monitoren, dan moeten scripts gemaakt worden om dat monitoren ook echt uit te voeren. Uitgaande van een NFS-koppeling, kunnen de scripts gebruik maken van eenvoudige systeem hulpprogramma's als &man.find.1; en &man.md5.1;. We adviseren minstens één keer per dag een md5 te maken van alle bestanden op de cliëntmachine en van instellingenbestanden als in /etc en /usr/local/etc zelfs vaker. Als er verschillen worden aangetroffen ten opzichte van de basis md5 informatie op het systeem met beperkte toegang, dan hoort het script te gillen om een beheerder die het moet gaan uitzoeken. Een goed beveiligingsscript controleert ook op onverwachte suid-bestanden en op nieuwe en verwijderde bestanden op systeempartities als / en /usr. Als ssh in plaats van NFS wordt gebruikt, dan is het schrijven van het script lastiger. Dan moeten de scripts met scp naar de cliënt verplaatst worden om ze uit te voeren, waardoor ze zichtbaar worden. Voor de veiligheid dienen ook de binaire bestanden die het script gebruikt, zoals &man.find.1;, gekopieerd te worden. De ssh-cliënt op de cliënt zou al gecompromitteerd kunnen zijn. Het is misschien noodzakelijk ssh te gebruiken over onveilige verbindingen, maar dat maakt alles een stuk lastiger. Een goed beveiligingsscript voert ook controles uit op de instellingenbestanden van gebruikers en medewerkers: .rhosts, .shosts, .ssh/authorized_keys, enzovoort. Dat zijn bestanden die buiten het bereik van de MD5-controle vallen. Als gebruikers veel schijfruimte hebben, dan kan het te lang duren om alle bestanden op deze partitie te controleren. In dat geval is het verstandig de koppelvlaggen zo in te stellen dat suid-binaire bestanden op die partities niet zijn toegestaan. Zie daarvoor de optie nosuid (zie &man.mount.8;). Die partities moeten wel toch nog minstens eens per week doorzocht worden, omdat het doel van deze beveiligingslaag het ontdekken van een inbraakpoging is, of die nu succesvol is of niet. Procesverantwoording (zie &man.accton.8;) kost relatief gezien weinig en kan bijdragen aan een evaluatie mechanisme voor na inbraken. Het is erg handig om uit te zoeken hoe iemand precies heeft ingebroken op het systeem, mits het bestand nog onbeschadigd is na de inbraak. Tenslotte horen beveiligingsscripts de logboekbestanden te verwerken en de logboekbestanden zelf horen zo veilig mogelijk tot stand te komen. remote syslog kan erg zinvol zijn. Een aanvaller zal proberen zijn sporen uit te wissen en logboekbestanden zijn van groot belang voor een systeembeheerder als het gaat om uitzoeken wanneer en hoe er is ingebroken. Een manier om logboekbestanden veilig te stellen is door het systeemconsole via een seriële poort aan te sluiten op een veilige machine en zo informatie te verzamelen. Paranoia Een beetje paranoia is niet verkeerd. Eigenlijk kan de systeembeheerder zoveel beveiligingsopties inschakelen als hij wil, als deze maar geen impact hebben op het gebruiksgemak en de beveiligingsopties die wel impact hebben op het gebruiksgemak kunnen ingeschakeld worden als daar zorgvuldig mee wordt omgegaan. Nog belangrijker is misschien dat er een juiste combinatie wordt gevonden. Als de aanbevelingen uit dit document woord voor woord worden opgevolgd, dan worden daarmee de methodes aan een toekomstige aanvaller verraden, die ook toegang heeft tot dit document. Ontzeggen van Dienst aanvallen Ontzegging van Dienst (DoS) In deze paragraaf worden Ontzeggen van Dienst aanvallen (Denial of Service of DoS) behandeld. Een DoS-aanval wordt meestal uitgevoerd als pakketaanval. Hoewel er weinig gedaan kan worden tegen de huidige aanvallen met gefingeerde pakketten die een netwerk kunnen verzadigen, kan de schade geminimaliseerd worden door ervoor te zorgen dat servers er niet door plat gaan door: Limiteren van server forks. Limiteren van springplank (springboard) aanvallen (ICMP response aanvallen, ping broadcast, etc.). De Kernel Route Cache overloaden. Een veelvoorkomende DoS-aanval is om een server aan te vallen door het zoveel kindprocessen aan te laten maken dat het het hostsysteem uiteindelijk geen bestandsdescriptors, geheugen enzovoort meer heeft en het dan opgeeft. inetd (zie &man.inetd.8;) kent een aantal instellingen om dit type aanval af te zwakken. Hoewel het mogelijk is ervoor te zorgen dat een machine niet plat gaat, is het in het algemeen niet mogelijk te voorkomen dat de dienstverlening door de aanval wordt verstoord. Meer is te lezen in de handleiding van inetd en het advies is in het bijzonder aandacht aan de , en opties te besteden. Aanvallen met gefingeerde IP adressen omzeilen de optie naar inetd, dus in het algemeen moet een combinatie van opties gebruikt worden. Sommige op zichzelf staande servers hebben parameters waarmee het aantal forks gelimiteerd kan worden. Sendmail heeft de optie die veel beter blijkt te werken dan het gebruik van de opties van Sendmail waarmee de werklast gelimiteerd kan worden. De parameter MaxDaemonChildren moet zodanig ingesteld worden dat als sendmail start; deze hoog genoeg is om de te verwachten belasting aan te kunnen, maar niet zo hoog is dat de computer het aantal instanties van Sendmails niet aankan zonder plat te gaan. Het is ook verstandig om Sendmail in de wachtrijmodus () te draaien en de daemon (sendmail -bd) los te koppelen van de verwerking van de wachtrij (sendmail -q15m). Als de verwerking van wachtrij real-time moet, kunnen de tussenpozen voor verwerking verkort worden door deze bijvoorbeeld op in te stellen, maar dan is een redelijke instelling van MaxDaemonChildren van belang om die Sendmail te beschermen tegen trapsgewijze fouten. Syslogd kan direct aangevallen worden en het is sterk aan te raden de optie te gebruiken waar dat ook maar mogelijk is en anders de optie. Er dient voorzichtig omgesprongen te worden met diensten die terugverbinden zoals TCP Wrapper's reverse-identd die direct aangevallen kan worden. In het algemeen is het hierom onverstandig gebruik te maken van de reverse-ident optie van TCP Wrapper. Het is een goed idee om interne diensten af te schermen voor toegang van buitenaf door ze te firewallen op de routers aan de rand van een netwerk (border routers). Dit heeft als achtergrond dat verzadigingsaanvallen voorkomen van buiten het LAN voorkomen kunnen worden. Daarmee wordt geen aanval op root via het netwerk en die diensten daaraan voorkomen. Er dient altijd een exclusieve firewall te zijn, d.w.z. firewall alles behalve poorten A, B, C, D en M-Z. Zo worden alle lage poorten gefirewalled behalve die voor specifieke diensten als named (als er een primary is voor een zone), ntalkd, sendmail en andere diensten die vanaf Internet toegankelijk moeten zijn. Als de firewall andersom wordt ingesteld, als een inclusieve of tolerante firewall, dan is de kans groot dat er wordt vergeten een aantal diensten af te sluiten of dat er een nieuwe interne dienst wordt toegevoegd en de firewall niet wordt bijgewerkt. Er kan nog steeds voor gekozen worden de hoge poorten open te zetten, zodat een tolerante situatie ontstaat, zonder de lage poorten open te stellen. &os; biedt ook de mogelijkheid een reeks poortnummers die gebruikt worden voor dynamische verbindingen in te stellen via de verscheidene net.inet.ip.portrange sysctls (sysctl -a | fgrep portrange), waardoor ook de complexiteit van de firewall instellingen kan vereenvoudigen. Zo kan bijvoorbeeld een normaal begin tot eindbereik ingesteld worden van 4000 tot 5000 en een hoog poortbereik van 49152 tot 65535. Daarna kan alles onder 4000 op de firewall geblokkeerd worden (met uitzondering van bepaalde poorten die vanaf Internet bereikbaar moeten zijn natuurlijk). Een andere veelvoorkomende DoS-aanval is de springplankaanval: een server zo aanvallen dat de respons van die server de server zelf, het lokale netwerk of een andere machine overbelast. De meest voorkomende aanval van dit type is de ICMP ping broadcast aanval. De aanvaller fingeert ping-pakketten die naar het broadcast-adres van het LAN worden gezonden met als bron het IP-adres van de machine die hij eigenlijk aan wil vallen. Als de routers aan de rand van het netwerk niet zijn ingesteld om een ping-pakketten aan een broadcast-adres te blokkeren, dan kan het LAN genoeg antwoorden produceren om de verbinding van het slachtoffer (het gefingeerde bronadres) te verzadigen, zeker als de aanvaller hetzelfde doet met tientallen andere netwerken. Broadcastaanvallen met een volume van meer dan 120 megabit zijn al voorgekomen. Een tweede springplankaanval is er een tegen het ICMP-foutmeldingssysteem. Door een pakket te maken waarop een ICMP-foutmelding komt, kan een aanvaller de inkomende verbinding van een server verzadigen en de uitgaande verbinding laten verzadigen met ICMP-foutmeldingen. Dit type aanval kan een server ook laten crashen door te zorgen dat het geheugen ervan vol zit, zeker als de server de ICMP-antwoorden niet zo snel kwijt kan als dat het ze genereert. Gebruik de sysctl-variabele net.inet.icmp.icmplim om deze aanvallen te beperken. De laatste belangrijke klasse springplankaanvallen hangt samen met een aantal interne diensten van inetd zoals de UDP-echodienst. Een aanvaller fingeert eenvoudigweg een UDP-pakket met als bronadres de echopoort van Server A en als bestemming de echopoort van Server B, waar Server A en B allebei op een LAN staan. Die twee servers gaan dat pakket dan heen en weer kaatsen. Een aanvaller kan beide servers overbelasten door een aantal van deze pakketten te injecteren. Soortgelijke problemen kunnen ontstaan met de poort chargen. Een competente systeembeheerder zal al deze interne inetd testdiensten uitschakelen. Gefingeerde pakketten kunnen ook gebruikt worden om de kernel route cache te overbelasten. Raadpleeg daarvoor de net.inet.ip.rtexpire, rtminexpire en rtmaxcache sysctl parameters. Een aanval met gefingeerde pakketten met een willekeurig bron-IP zorgt ervoor dat de kernel een tijdelijke gecachede route maakt in de routetabel, die uitgelezen kan worden met netstat -rna | fgrep W3. Deze routes hebben een levensduur van ongeveer 1600 seconden. Als de kernel merkt dat de gecachede routetabel te groot is geworden, dan wordt rtexpire dynamisch verkleind, maar deze waarde wordt nooit lager dan rtminexpire. Er zijn twee problemen: De kernel reageert niet snel genoeg als een laag belaste server wordt aangevallen. rtminexpire is niet laag genoeg om de kernel de aanval te laten overleven. Als servers verbonden zijn met het Internet via een E3 of sneller, dan is het verstandig om handmatig rtexpire en rtminexpire aan te passen via &man.sysctl.8;. Als de een van de parameters op nul wordt gezet, dan crasht de machine. Het instellen van beide waarden op 2 seconden is voldoende om de routetabel tegen een aanval te beschermen. Aandachtspunten voor toegang met <application>Kerberos</application> en <application>SSH</application> ssh KerberosIV Er zijn een aantal aandachtspunten die in acht genomen moeten worden als Kerberos of ssh gebruikt worden. Kerberos 5 is een prima autenticatieprotocol, maar er zitten bugs in de Kerberos-versies van telnet en rlogin waardoor ze niet geschikt zijn voor binair verkeer. Kerberos codeert standaard de sessie niet, tenzij de optie wordt gebruikt. ssh codeert standaard wel alles. Ssh werkt prima, maar het stuurt coderingssleutels standaard door. Dit betekent dat als gegeven een veilig werkstation met sleutels die toegang geven tot de rest van het systeem en ssh wordt gebruikt om verbinding te maken met een onveilige machine, die sleutels gebruikt kunnen worden. De sleutels zelf zijn niet bekend, maar ssh stelt een doorstuurpoort in zolang als een gebruikers aangemeld blijft. Als de aanvaller roottoegang heeft op de onveilige machine, dan kan hij die poort gebruiken om toegang te krijgen tot alle machines waar de sleutels van de gebruiker toegang toe geven. Het advies is ssh in combinatie met Kerberos te gebruiken voor het aanmelden door medewerkers wanneer dat ook maar mogelijk is. Ssh kan gecompileerd worden met Kerberos-ondersteuning. Dit vermindert de kans op blootstelling van ssh-sleutels en beschermt tegelijkertijd de wachtwoorden met Kerberos. Ssh-sleutels zouden alleen gebruikt moeten worden voor geautomatiseerde taken vanaf veilige machines (iets waar Kerberos ongeschikt voor is). Het advies is om het doorsturen van sleutels uit te schakelen in de ssh-instellingen of om de from=IP/DOMAIN optie te gebruiken die ssh in staat stelt het bestand authorized_keys te gebruiken om de sleutel alleen bruikbaar te maken voor entiteiten die zich aanmelden vanaf vooraf aangewezen machines. Bill Swingle Delen geschreven en herschreven door DES, Blowfish, MD5, en crypt beveiliging crypt crypt Blowfish DES MD5 Iedere gebruiker op een &unix; systeem heeft een wachtwoord bij zijn account. Het lijkt voor de hand liggend dat deze wachtwoorden alleen bekend horen te zijn bij de gebruiker en het eigenlijke besturingssysteem. Om deze wachtwoorden geheim te houden, zijn ze gecodeerd in een eenweg hash (one-way hash), wat betekent dat ze eenvoudig gecodeerd kunnen worden maar niet gedecodeerd. Met andere woorden, wat net gesteld werd is helemaal niet waar: het besturingssysteem kent het echte wachtwoord niet. De enige manier om een wachtwoord in platte tekst te verkrijgen, is door er met brute kracht naar te zoeken in alle mogelijke wachtwoorden. Helaas was DES, de Data Encryption Standard, de enige manier om wachtwoorden veilig te coderen toen &unix; ontstond. Dit was geen probleem voor gebruikers in de VS, maar omdat de broncode van DES niet geëxporteerd mocht worden moest &os; een manier vinden om zowel te gehoorzamen aan de wetten van de VS als aansluiting te houden bij alle andere &unix; varianten die nog steeds DES gebruikten. De oplossing werd gevonden in het splitsen van de coderingsbibliotheken zodat gebruikers in de VS de DES bibliotheken konden installeren en gebruiken en internationale gebruikers een coderingsmethode konden gebruiken die geëxporteerd mocht worden. Zo is het gekomen dat &os; MD5 is gaan gebruiken als coderingsmethode. Van MD5 wordt aangenomen dat het veiliger is dan DES, dus de mogelijkheid om DES te installeren is vooral beschikbaar om aansluiting te kunnen houden. Het crypt-mechanisme herkennen Op dit moment ondersteunt de bibliotheek DES, MD5 en Blowfish hashfuncties. Standaard gebruikt &os; MD5 om wachtwoorden te coderen. Het is vrij makkelijk om uit te vinden welke coderingsmethode &os; op een bepaald moment gebruikt. De gecodeerde wachtwoorden in /etc/master.passwd bekijken is een manier. Wachtwoorden die gecodeerd zijn met MD5 zijn langer dan wanneer ze gecodeerd zijn met DES-hash. Daarnaast beginnen ze met de karakters $1$. Wachtwoorden die beginnen met $2a$ zijn gecodeerd met de Blowfish hashfunctie. DES-wachtwoordstrings hebben geen bijzondere kenmerken, maar ze zijn korter dan MD5 wachtwoorden en gecodeerd in een 64-karakter alfabet waar geen $ karakter in zit. Een relatief korte string die niet begint met een dollar teken is dus waarschijnlijk een DES-wachtwoord. Het wachtwoordformaat voor nieuwe wachtwoorden wordt ingesteld met de passwd_format aanmeldinstelling in /etc/login.conf waar des, md5 of blf mag staan. Zie de &man.login.conf.5; handleiding voor meer informatie over aanmeldinstellingen. Eenmalige wachtwoorden eenmalige wachtwoorden beveiliging eenmalige wachtwoorden Standaard biedt &os; ondersteuning voor OPIE (Eenmalige Wachtwoorden in Alles - One-time Passwords In Everything), wat standaard een MD5-hash gebruikt. Hier worden drie verschillende soorten wachtwoorden besproken. De eerste is het normale &unix; of Kerberos wachtwoord. Dit heet het &unix; wachtwoord. Het tweede type is een eenmalig wachtwoord dat wordt gemaakt met het OPIE-programma &man.opiekey.1; en dat wordt geaccepteerd door &man.opiepasswd.1; en de aanmeldprocedure. Dit heet het eenmalige wachtwoord. Het laatste type wachtwoord is het wachtwoord dat wordt opgegeven aan het programma opiekey (en soms aan het programma opiepasswd) dat gebruikt wordt om eenmalige wachtwoorden te maken. Dit type heet geheim wachtwoord of gewoon een wachtwoord zonder toevoeging. Het geheime wachtwoord heeft niets te maken met het &unix; wachtwoord; ze kunnen hetzelfde zijn, dat wordt afgeraden. OPIE geheime wachtwoorden kennen niet de beperking van 8 karakters zoals de oude &unix; wachtwoorden. Bij &os; mag het wachtwoord voor aanmelden tot 128 karakters lang zijn. Ze mogen onbeperkt lang zijn. Wachtwoorden van een zes of zeven woorden lange zin zijn niet ongewoon. Voor het overgrote deel werkt het OPIE-systeem volledig onafhankelijk van het &unix; wachtwoordsysteem. Buiten het wachtwoord zijn er nog twee stukjes gegevens die van belang zijn voor OPIE. Het eerste wordt zaad (seed) of sleutel (key) genoemd en bestaat uit twee letters en vijf cijfers. Het tweede stukje gegevens heet de iteratieteller, een nummer tussen 1 en 100. OPIE maakt een eenmalig wachtwoord door het zaad en het geheime wachtwoord aaneen te schakelen en daarop het door de iteratieteller aangegeven keren MD5-hash toe te passen. Daarna wordt het resultaat omgezet in zes korte Engelse woorden. Deze zes woorden zijn een eenmalige wachtwoord. Het autenticatiesysteem (hoofdzakelijk PAM) houdt bij welk eenmalig wachtwoord het laatst is gebruikt en de gebruiker wordt geautenticeerd als de hash van het door de gebruiker ingegeven wachtwoord gelijk is aan het vorige wachtwoord. Omdat er een eenweg hash wordt gebruikt, is het onmogelijk om toekomstige eenmalige wachtwoorden te maken als iemand toch een eenmalig wachtwoord heeft afgevangen. De iteratieteller wordt verlaagd na iedere succesvolle aanmelding om de gebruiker en het aanmeldprogramma synchroon te houden. Als de iteratieteller op 1 staat, moet OPIE opnieuw ingesteld worden. Er zijn enkele programma's bij ieder systeem betrokken die hieronder worden besproken. Het programma opiekey heeft een iteratieteller, zaad en een geheim wachtwoord nodig en maakt dan een eenmalig wachtwoord of een lijst van opeenvolgende eenmalige wachtwoorden. Het programma opiepasswd wordt gebruikt om OPIE te initialiseren en om wachtwoorden, iteratietellers en zaad te wijzigen. Het accepteert zowel wachtwoordzinnen als een iteratieteller, zaad en een eenmalig wachtwoord. Het programma opieinfo bekijkt de relevante bestanden waarin de eigenschappen staan (/etc/opiekeys) en toont de huidige iteratieteller en zaad van de gebruiker die het commando uitvoert. Nu worden vier verschillende acties besproken. Bij de eerste wordt opiepasswd gebruikt in een beveiligde verbinding om voor het eerst eenmalige wachtwoorden in te stellen of om een wachtwoord of zaad aan te passen. Bij de tweede wordt opiepasswd gebruikt over een onbeveiligde verbinding samen met opiekey over een beveiligde verbinding om hetzelfde te bereiken. In een derde scenario wordt opiekey gebruikt om aan te melden over een onveilige verbinding. Het vierde scenario behandelt het gebruik van opiekey om een aantal sleutels aan te maken die opgeschreven of afgedrukt kunnen worden, zodat ze meegenomen kunnen worden naar een plaats van waar geen enkele veilige verbinding opgezet kan worden. Veilige verbinding initialiseren Gebruik het commando opiepasswd om OPIE voor de eerste keer te initialiseren: &prompt.user; opiepasswd -c [grimreaper] ~ $ opiepasswd -f -c Adding unfurl: Only use this method from the console; NEVER from remote. If you are using telnet, xterm, or a dial-in, type ^C now or exit with no password. Then run opiepasswd without the -c parameter. Using MD5 to compute responses. Enter new secret pass phrase: Again new secret pass phrase: ID unfurl OTP key is 499 to4268 MOS MALL GOAT ARM AVID COED Als Enter new secret pass phrase: of Enter secret password: op het scherm verschijnt, dient een wachtwoord of wachtwoordzin ingevoerd te worden. Dit is dus niet het aanmeldwachtwoord is, maar dit wordt gebruikt om eenmalige wachtwoorden te maken. De ID regel geeft de parameters van het verzoek weer: de aanmeldnaam, de iteratieteller en zaad. Bij het aanmelden kent het systeem deze parameters en worden deze weergegeven zodat ze niet onthouden hoeven te worden. Op de laatste regel staat het eenmalige wachtwoord dat overeenkomt met die parameters en het geheime wachtwoord. Als de gebruiker direct opnieuw zou aanmelden, zou hij dat eenmalige wachtwoord moeten gebruiken. Onveilige verbinding initialiseren Om een wachtwoord te initialiseren of te wijzigen over een onveilige verbinding, moet er al ergens een veilige verbinding bestaan waar de gebruiker opiekey kan uitvoeren. Dit kan een een shellprompt zijn op een machine die vertrouwd wordt. De gebruiker moet ook een iteratieteller verzinnen (100 is wellicht een prima getal) en een eigen zaad bedenken of er een laten fabriceren. Over de onveilige verbinding (naar de machine die de gebruiker wil initialiseren) wordt het commando opiepasswd gebruikt: &prompt.user; opiepasswd Updating unfurl: You need the response from an OTP generator. Old secret pass phrase: otp-md5 498 to4268 ext Response: GAME GAG WELT OUT DOWN CHAT New secret pass phrase: otp-md5 499 to4269 Response: LINE PAP MILK NELL BUOY TROY ID mark OTP key is 499 gr4269 LINE PAP MILK NELL BUOY TROY Druk op Return om het standaardzaad te accepteren. Voor een toegangswachtwoord wordt ingevoerd, dient eerst gewisseld te worden naar de veilige verbinding en dienen dezelfde parameters ingegeven te worden: &prompt.user; opiekey 498 to4268 Using the MD5 algorithm to compute response. Reminder: Don't use opiekey from telnet or dial-in sessions. Enter secret pass phrase: GAME GAG WELT OUT DOWN CHAT In de onveilige verbinding wordt nu het eenmalige wachtwoord in het relevante programma gekopieerd. Een enkel eenmalig wachtwoord maken Als OPIE eenmaal is ingesteld staat er bij het aanmelden iets als het volgende: &prompt.user; telnet example.com Trying 10.0.0.1... Connected to example.com Escape character is '^]'. FreeBSD/i386 (example.com) (ttypa) login: <gebruikersnaam> otp-md5 498 gr4269 ext Password: NB: de OPIE-prompt heeft een handige optie (die hier niet te zien is): als er op Return wordt gedrukt bij de wachtwoordregel, wordt de echo aangezet, zodat de invoer zichtbaar is. Dit is erg handig als er met de hand een wachtwoord wordt ingegeven, zoals wanneer het wordt ingevoerd vanaf een afdruk. MS-DOS Windows MacOS Nu moet het eenmalige wachtwoord gemaakt worden om het aanmeldprompt mee te antwoorden. Dit moet gedaan worden op een vertrouwd systeem waarop opiekey beschikbaar is. Er zijn ook versies voor &ms-dos;, &windows; en &macos;. Voor het commando moet zowel de iteratieteller als het zaad ingeven worden op de commandoregel. Deze kan zo overgenomen worden vanaf het aanmeldprompt op de machine waarop de gebruiker zich wil aanmelden. Op het vertrouwde systeem: &prompt.user; opiekey 498 to4268 Using the MD5 algorithm to compute response. Reminder: Don't use opiekey from telnet or dial-in sessions. Enter secret pass phrase: GAME GAG WELT OUT DOWN CHAT Nu het eenmalige wachtwoord er is, kan het aanmelden doorgang vinden. Meerdere eenmalige wachtwoorden maken Soms moet een gebruiker ergens naar toe gaan waar er geen toegang is tot een vertrouwde machine of een beveiligde verbinding. In dat geval is het mogelijk om met het commando opiekey een aantal eenmalige wachtwoorden te maken om uit te printen en mee te nemen: &prompt.user; opiekey -n 5 30 zz99999 Using the MD5 algorithm to compute response. Reminder: Don't use opiekey from telnet or dial-in sessions. Enter secret pass phrase: <geheim wachtwoord> 26: JOAN BORE FOSS DES NAY QUIT 27: LATE BIAS SLAY FOLK MUCH TRIG 28: SALT TIN ANTI LOON NEAL USE 29: RIO ODIN GO BYE FURY TIC 30: GREW JIVE SAN GIRD BOIL PHI Met worden vijf opeenvolgende sleutels aangevraagd, geeft aan wat het laatste iteratiegetal moet zijn. Deze wachtwoorden worden weergegeven in omgekeerde volgorde voor gebruik. Als de gebruiker echt paranoïde bent kan hij ze opschrijven of hij kan er ook voor kiezen ze af te drukken met lpr. Op iedere regel staat dus de iteratieteller en het eenmalige wachtwoord, maar misschien is het toch handig om ze na gebruik af te strepen. Gebruik van &unix; wachtwoorden beperken Met OPIE kan paal en perk gesteld worden aan het gebruik van &unix; wachtwoorden op basis van het IP-adres van een aanmeldsessie. Dat kan met het bestand /etc/opieaccess dat standaard aanwezig is. Bij &man.opieaccess.5; staat meer informatie over dit bestand en welke beveiligingsoverwegingen bestaan bij het gebruik. Hieronder een voorbeeld voor een opieaccess bestand: permit 192.168.0.0 255.255.0.0 In deze regel (permit Internet) staat dat gebruikers met een bron IP adres (wat gefingeerd kan worden) dat past binnen de aangegeven waarde en masker altijd &unix; wachtwoorden mogen gebruiken. Als geen van de regels uit opieaccess van toepassing is, worden standaard pogingen zonder OPIE geweigerd. Tom Rhodes Geschreven door TCP Wrapper TCP Wrappers Iedereen die bekend is met &man.inetd.8; heeft waarschijnlijk wel eens van TCP Wrappers gehoord. Maar slechts weinigen lijken volledig te begrijpen hoe ze in een netwerkomgeving toegepast kunnen worden. Het schijnt dat iedereen een firewall wil hebben om netwerkverbindingen af te handelen. Ondanks dat een firewall veel kan, zijn er toch dingen die het niet kan, zoals tekst terugsturen naar de bron van een verbinding. De TCP Wrappers software kan dat en nog veel meer. In dit onderdeel worden de mogelijkheden van TCP Wrappers besproken en, waar dat van toepassing is, worden ook voorbeelden voor implementatie gegeven. De TCP Wrappers software vergroot de mogelijkheden van inetd door de mogelijkheid al zijn serverdaemons te controleren. Met deze methode is het mogelijk om te loggen, berichten te zenden naar verbindingen, een daemon toe te staan alleen interne verbindingen te accepteren, etc. Hoewel een aantal van deze mogelijkheden ook ingesteld kunnen worden met een firewall, geeft deze manier niet alleen een extra laag beveiliging, maar gaat dit ook verder dan wat een firewall kan bieden. De toegevoegde waarde van TCP Wrappers is niet dat het een goede firewall vervangt. TCP Wrappers kunnen samen met een firewall en andere beveiligingsinstellingen gebruikt worden om een extra laag van beveiliging voor het systeem te bieden. Omdat dit een uitbreiding is op de instellingen van inetd, wordt aangenomen dat de lezer het onderdeel inetd configuratie heeft gelezen. Hoewel programma's die onder &man.inetd.8; draaien niet echt daemons zijn, heten ze traditioneel wel zo. Deze term wordt hier dus ook gebruikt. Voor het eerst instellen De enige voorwaarde voor het gebruiken van TCP Wrappers in &os; is ervoor te zorgen dat de server inetd gestart wordt vanuit rc.conf met de optie ; dit is de standaardinstelling. Er wordt vanuit gegaan dat /etc/hosts.allow juist is ingesteld, maar als dat niet zo is, dan zal &man.syslogd.8; dat melden. In tegenstelling tot bij andere implementaties van TCP Wrappers is het gebruik van hosts.deny niet langer mogelijk. Alle instellingen moeten in /etc/hosts.allow staan. In de meest eenvoudige instelling worden verbindingen naar daemons toegestaan of geweigerd afhankelijk van de opties in /etc/hosts.allow. De standaardinstelling in &os; is verbindingen toe te staan naar iedere daemon die met inetd is gestart. Na de basisinstelling wordt aangegeven hoe dit gewijzigd kan worden. De basisinstelling heeft meestal de vorm daemon : adres : actie. daemon is de daemonnaam die inetd heeft gestart. Het adres kan een geldige hostnaam, een IP-adres of een IPv6-adres tussen blokhaken ([ ]) zijn. Het veld actie kan allow of deny zijn, afhankelijk van of toegang toegestaan of geweigerd moet worden. De instellingen werken zo dat ze worden doorlopen van onder naar boven om te kijken welke regel als eerste van toepassing is. Als een regel van toepassing is gevonden, dan stop het zoekproces. Er zijn nog andere mogelijkheden, maar die worden elders toegelicht. Een eenvoudige instelling kan al van met deze informatie worden gemaakt. Om bijvoorbeeld POP3 verbindingen toe te staan via de mail/qpopper daemon, zouden de volgende instellingen moeten worden toegevoegd aan hosts.allow: # Deze regel is nodig voor POP3-verbindingen qpopper : ALL : allow Nadat deze regel is toegevoegd moet inetd herstart worden. Dit gaat met het commando &man.kill.1; of met de parameter restart met /etc/rc.d/inetd. Gevorderde instellingen TCP Wrappers hebben ook gevorderde instellingen. Daarmee komt meer controle over de wijze waarop er met verbindingen wordt omgegaan. Soms is het een goed idee om commentaar te sturen naar bepaalde hosts of daemonverbindingen. In andere gevallen moet misschien iets in een logboekbestand geschreven worden of een email naar de beheerder gestuurd worden. Dit kan allemaal met instellingen die wildcards, uitbreidingskarakters (expansion characters) en het uitvoeren van externe commando's heten. De volgende twee paragrafen beschrijven deze mogelijkheden. Externe commando's Stel dat zich de situatie voordoet waar een verbinding geweigerd moet worden, maar er een reden gestuurd moet worden naar het individu dat die verbinding probeerde op te zetten. Hoe gaat dat? Dat is mogelijk door gebruik te maken van de optie . Als er een poging tot verbinding wordt gedaan, wordt er met een shellcommando of script uitgevoerd. Er staat al een voorbeeld in hosts.allow: # De andere daemons zijn beschermd. ALL : ALL \ : severity auth.info \ : twist /bin/echo "You are not welcome to use %d from %h." Dit voorbeeld geeft aan dat het bericht You are not allowed to use daemon from hostname. wordt teruggestuurd voor iedere daemon die niet al is ingesteld in het toegangsbestand. Het is erg handig om een antwoord terug te sturen naar degene die een verbinding op heeft willen zetten meteen nadat een tot stand gekomen verbinding is verbroken. Let wel dat alle berichten die gezonden worden moeten staan tussen " karakters. Hier zijn geen uitzonderingen op. Het is mogelijk een ontzegging van dienst aanval uit te voeren op de server als een aanvaller, of een groep aanvallers, deze daemons kan overstromen met verzoeken om verbindingen te maken. Het is ook mogelijk hier de optie te gebruiken. Net als weigert de optie impliciet de verbinding en kan het gebruikt worden om shellcommando's of scripts uit te voeren. Anders dan bij stuurt geen bericht aan degene die de verbinding wilde maken. Zie bijvoorbeeld de volgende instelling: # Geen verbindingen van example.com: ALL : .example.com \ : spawn (/bin/echo %a from %h attempted to access %d >> \ /var/log/connections.log) \ : deny Hiermee worden alle verbindingen van het domein *.example.com geweigerd. Tegelijkertijd worden ook hostnaam, IP adres en de daemon waarmee verbinding werd gemaakt naar /var/log/connections.log geschreven. Naast de vervangingskarakters die al zijn toegelicht, zoals %a, bestaan er nog een paar andere. In de handleiding van &man.hosts.access.5; staat een volledige lijst. Wildcardopties Tot nu toe is in ieder voorbeeld ALL gebruikt. Er bestaan nog andere opties waarmee de mogelijkheden nog verder gaan. Zo kan ALL gebruikt worden om van toepassing te zijn op iedere instantie van een daemon, domein of een IP adres. Een andere wildcard die gebruikt kan worden is PARANOID. Daarmee wordt iedere host die een IP-adres geeft dat gefingeerd kan zijn aangeduid. Met andere woorden: PARANOID kan gebruikt worden om een actie aan te geven als er een IP-adres gebruikt wordt dat verschilt van de hostnaam. Het volgende voorbeeld kan wat verheldering brengen: # Weiger mogelijke gespoofte verzoeken aan sendmail: sendmail : PARANOID : deny In het voorgaande voorbeeld worden alle verbindingsverzoeken aan sendmail met een IP-adres dat verschilt van de hostnaam geweigerd. Het gebruik van de wildcard PARANOID kan nogal wat schade aanrichten als de cliënt of de server kapotte DNS-instellingen heeft. Voorzichtigheid van de beheerder is geboden. De handleiding van &man.hosts.access.5; geeft meer uitleg over wildcards en de mogelijkheden die ze bieden. Voordat de bovenstaande instellingen werken, dient de eerste regels in hosts.allow als commentaar gemarkeerd te worden. Mark Murray Bijgedragen door Mark Dapoz Gebaseerd op een bijdrage van <application>KerberosIV</application> Kerberos is een netwerkdienst, protocol en systeem waarmee gebruikers zich kunnen aanmelden met behulp van een dienst op een veilige server. Diensten als op een andere server aanmelden, op afstand kopiëren, veilig tussen systemen kopiëren en andere taken met een hoog risico worden aanmerkelijk veiliger en beter controleerbaar. De onderstaande instructies kunnen gebruikt worden als handleiding voor het opzetten van Kerberos op &os;. Voor een volledige beschrijving wordt verwezen naar de relevante handleidingen. <application>KerberosIV</application> installeren MIT KerberosIV installeren Kerberos is een optioneel component van &os;. De meest eenvoudige manier om de software te installeren is het selecteren van de krb4 of krb5 distributie in sysinstall tijdens de initiële installatie van &os;. Hierdoor wordt de eBones (KerberosIV) of Heimdal (Kerberos5) implementatie van Kerberos geïnstalleerd. Deze implementaties zijn beschikbaar omdat ze ontwikkeld zijn buiten de VS/Canada en dus zijn ze beschikbaar voor systeemeigenaren buiten die landen in dit tijdperk waarin er beperkingen gelden ten aanzien van de export van coderingsprogramma's uit de VS. Het is ook mogelijk te kiezen voor de MIT-implementatie van Kerberos via de Portscollectie: security/krb5. Maken van de initiële database Dit hoeft alleen op de Kerberos gedaan te worden. Er dienen geen oude Kerberos databases rond te slingeren. Controleer in de map /etc/kerberosIV of de volgende bestanden aanwezig zijn: &prompt.root; cd /etc/kerberosIV &prompt.root; ls README krb.conf krb.realms Als er nog meer bestanden zijn (zoals principal.* of master_key), dan kan met het programma kdb_destroy de oude Kerberos database vernietigd worden of de overige bestanden kunnen verwijderd worden als Kerberos niet draait. Nu moeten de bestanden krb.conf en krb.realms gewijzigd om de Kerberos wereld te definiëren. In dit geval heet de wereld EXAMPLE.COM en de server heet grunt.example.com. Wijzig of creëer het bestand krb.conf: &prompt.root; cat krb.conf EXAMPLE.COM EXAMPLE.COM grunt.example.com admin server CS.BERKELEY.EDU okeeffe.berkeley.edu ATHENA.MIT.EDU kerberos.mit.edu ATHENA.MIT.EDU kerberos-1.mit.edu ATHENA.MIT.EDU kerberos-2.mit.edu ATHENA.MIT.EDU kerberos-3.mit.edu LCS.MIT.EDU kerberos.lcs.mit.edu TELECOM.MIT.EDU bitsy.mit.edu ARC.NASA.GOV trident.arc.nasa.gov In dit geval hoeven de andere werelden er niet te zijn. Ze staan er als voorbeeld van hoe een machine attent gemaakt kan worden op het bestaan van meerdere werelden. In een eigen test kan ervoor gekozen worden ze weg te laten. De eerste regel benoemt de wereld waarin het systeem opereert. De andere regels bevatten werelden/hosts. Het eerste deel van een regel bevat de wereld en het tweede deel is een host in die wereld die fungeert als sleutel distributiecentrum. De woorden admin server achter een hostnaam betekenen dat een host ook administratieve database server is. In de handleidingen van Kerberos wordt hierover meer uitleg gegeven. Nu moet grunt.example.com aan de wereld EXAMPLE.COM toegevoegd worden en er moet ook een instelling gemaakt worden voor alle hosts uit het .example.com domein in de wereld EXAMPLE.COM. Het bestand krb.realms dient dan als volgt gewijzigd te worden: &prompt.root; cat krb.realms grunt.example.com EXAMPLE.COM .example.com EXAMPLE.COM .berkeley.edu CS.BERKELEY.EDU .MIT.EDU ATHENA.MIT.EDU .mit.edu ATHENA.MIT.EDU Nogmaals: de andere werelden hoeven er niet te staan. Ze staan er als voorbeeld hoe een machine van het bestaan van andere werelden op de hoogte gebracht kan worden. Om het overzichtelijker te maken, kan mogen ze verwijderd worden. De eerste regel plaatst het specifieke systeem in de genoemde wereld. De rest van de regels geeft aan hoe standaardsystemen uit een bepaald subdomein in een wereld plaatst worden. Nu kan de database aangemaakt worden. Dit hoeft alleen op de Kerberos server gedaan te worden (of Sleutel Distributie Centrum) met het commando kdb_init: &prompt.root; kdb_init Realm name [default ATHENA.MIT.EDU ]: EXAMPLE.COM You will be prompted for the database Master Password. It is important that you NOT FORGET this password. Enter Kerberos master key: Nu moet de sleutel opgeslagen worden zodat diensten op de lokale machine er gebruik van kunnen maken met het commando kstash: &prompt.root; kstash Enter Kerberos master key: Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Nu is de gecodeerde hoofdsleutel opgeslagen in /etc/kerberosIV/master_key. Help het aan de praat KerberosIV eerste keer starten Voor ieder systeem dat met Kerberos wordt beveiligd moeten twee principals worden aangemaakt. Die heten kpasswd en rcmd. Deze twee principals worden aangemaakt voor iedere systeem en de instantie is de naam van het systeem. Deze daemons, kpasswd en rcmd, staan andere systemen toe om Kerberos wachtwoorden te wijzigen en commando's als &man.rcp.1;, &man.rlogin.1; en &man.rsh.1; uit te voeren. Deze worden nu toegevoegd: &prompt.root; kdb_edit Opening database... Enter Kerberos master key: Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Previous or default values are in [brackets] , enter return to leave the same, or new value. Principal name: passwd Instance: grunt <Not found>, Create [y] ? y Principal: passwd, Instance: grunt, kdc_key_ver: 1 New Password: <---- hier RANDOM invoeren Verifying password New Password: <---- hier RANDOM invoeren Random password [y] ? y Principal's new key version = 1 Expiration date (enter yyyy-mm-dd) [ 2000-01-01 ] ? Max ticket lifetime (*5 minutes) [ 255 ] ? Attributes [ 0 ] ? Edit O.K. Principal name: rcmd Instance: grunt <Not found>, Create [y] ? Principal: rcmd, Instance: grunt, kdc_key_ver: 1 New Password: <---- hier RANDOM invoeren Verifying password New Password: <---- hier RANDOM invoeren Random password [y] ? Principal's new key version = 1 Expiration date (enter yyyy-mm-dd) [ 2000-01-01 ] ? Max ticket lifetime (*5 minutes) [ 255 ] ? Attributes [ 0 ] ? Edit O.K. Principal name: <---- hier niks invoeren stopt het programma Aanmaken van het serverbestand Nu moeten alle instanties die de diensten op iedere server definiëren geëxtraheerd worden. Dat kan met het commando ext_srvtab. Dit commando maakt een bestand aan dat veilig gekopieerd moet worden naar de map /etc van iedere Kerberos-cliënt. Dit bestand moet aanwezig zijn op iedere server en op iedere cliënt en is van doorslaggevend belang voor de werking van Kerberos. &prompt.root; ext_srvtab grunt Enter Kerberos master key: Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Generating 'grunt-new-srvtab'.... Het bovenstaande commando maakt een tijdelijk bestand aan dat hernoemd moet worden naar srvtab zodat alle diensten erbij kunnen. Met &man.mv.1; kan het op de juiste plaats op het originele systeem gezet worden: &prompt.root; mv grunt-new-srvtab srvtab Als het bestand voor een cliëntsysteem is en het netwerk is niet veilig, dan kan het bestand client-new-srvtab dan naar een verwijderbaar medium gekopieerd worden en dan fysiek veilig getransporteerd worden. Op de cliënt dient het bestand srvtab te heten in de map /etc en in modus 600 te staan: &prompt.root; mv grumble-new-srvtab srvtab &prompt.root; chmod 600 srvtab De database vullen Nu moeten de gebruikers in de database. In dit voorbeeld wordt de gebruiker jane als eerste ingevoerd. Hiervoor is het commando kdb_edit: &prompt.root; kdb_edit Opening database... Enter Kerberos master key: Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Previous or default values are in [brackets] , enter return to leave the same, or new value. Principal name: jane Instance: <Not found>, Create [y] ? y Principal: jane, Instance: , kdc_key_ver: 1 New Password: <---- hier een veilig wachtwoord invullen Verifying password New Password: <---- hier het wachtwoord nogmaals invoeren Principal's new key version = 1 Expiration date (enter yyyy-mm-dd) [ 2000-01-01 ] ? Max ticket lifetime (*5 minutes) [ 255 ] ? Attributes [ 0 ] ? Edit O.K. Principal name: <---- hier niks invoeren stopt het programma Alles testen Eerst moeten de Kerberos daemons gestart worden. Als de juiste wijziging in /etc/rc.conf zijn gemaakt, dan gebeurt dit automatisch na een herstart. Dit hoeft alleen ingesteld te worden op de Kerberos server. Kerberos cliënten vinden automatisch wat ze zoeken in de map /etc/kerberosIV. &prompt.root; kerberos & Kerberos server starting Sleep forever on error Log file is /var/log/kerberos.log Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Current Kerberos master key version is 1 Local realm: EXAMPLE.COM &prompt.root; kadmind -n & KADM Server KADM0.0A initializing Please do not use 'kill -9' to kill this job, use a regular kill instead Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Nu kan kan er getest worden of met het commando kinit een ticket (kaartje) gekregen kan worden voor het ID jane dat net is aangemaakt: &prompt.user; kinit jane MIT Project Athena (grunt.example.com) Kerberos Initialization for "jane" Password: Met klist kan gecontroleerd worden of de tokens er echt zijn: &prompt.user; klist Ticket file: /tmp/tkt245 Principal: jane@EXAMPLE.COM Issued Expires Principal Apr 30 11:23:22 Apr 30 19:23:22 krbtgt.EXAMPLE.COM@EXAMPLE.COM Nu wordt het wachtwoord gewijzigd met &man.passwd.1; om te controleren of de kpasswd daemon autorisatie krijgt van de Kerberos database: &prompt.user; passwd realm EXAMPLE.COM Old password for jane: New Password for jane: Verifying password New Password for jane: Password changed. <command>su</command> rechten toewijzen Kerberos biedt mogelijkheid iedere gebruiker die rootrechten nodig heeft zijn eigen afzonderlijke &man.su.1; wachtwoord te geven. Nu wordt een ID toegevoegd dat geautoriseerd is om &man.su.1; te gebruiken naar root. Dit wordt geregeld door een instantie van root te verbinden met een principal. Met kdb_edit kan jane.root gemaakt worden in de Kerberos database: &prompt.root; kdb_edit Opening database... Enter Kerberos master key: Current Kerberos master key version is 1. Master key entered. BEWARE! Previous or default values are in [brackets] , enter return to leave the same, or new value. Principal name: jane Instance: root <Not found>, Create [y] ? y Principal: jane, Instance: root, kdc_key_ver: 1 New Password: <---- hier een veilig wachtwoord invullen Verifying password New Password: <---- hier nogmaals het wachtwoord invullen Principal's new key version = 1 Expiration date (enter yyyy-mm-dd) [ 2000-01-01 ] ? Max ticket lifetime (*5 minutes) [ 255 ] ? 12 <--- Keep this short! Attributes [ 0 ] ? Edit O.K. Principal name: <---- hier niks invullen stopt het programma Een lijst van de tokens kan bevestigen als alles werkt zoals verwacht: &prompt.root; kinit jane.root MIT Project Athena (grunt.example.com) Kerberos Initialization for "jane.root" Password: Nu dient de gebruiker toegevoegd te worden aan het bestand .klogin van root: &prompt.root; cat /root/.klogin jane.root@EXAMPLE.COM Na een &man.su.1;: &prompt.user; su Password: kan de lijst met tokens bekeken worden: &prompt.root; klist Ticket file: /tmp/tkt_root_245 Principal: jane.root@EXAMPLE.COM Issued Expires Principal May 2 20:43:12 May 3 04:43:12 krbtgt.EXAMPLE.COM@EXAMPLE.COM Andere commando's gebruiken In een eerder voorbeeld is een principal met de naam jane gemaakt met een instantie root. Dit was gebaseerd op een gebruiker met dezelfde naam als de principal en dit is de standaard binnen Kerberos: een <principal>.<instantie> in de vorm van <gebruikersnaam>. root staat die <gebruikersnaam> het gebruik van &man.su.1; naar root toe als de benodigde instellingen in het bestand .klogin in de home directory van root zijn gemaakt: &prompt.root; cat /root/.klogin jane.root@EXAMPLE.COM Zo werkt het ook als een gebruiker in zijn eigen home directory iets als volgt heeft opgenomen: &prompt.user; cat ~/.klogin jane@EXAMPLE.COM jack@EXAMPLE.COM Hierdoor mag iedereen die zich in de wereld EXAMPLE.COM heeft geautenticeerd als jane of jack (via kinit, zie boven) bij jane's account of de bestanden op dit systeem (grunt) met &man.rlogin.1;, &man.rsh.1; of &man.rcp.1;. Nu meldt bijvoorbeeld jane zich aan op een ander systeem met Kerberos: &prompt.user; kinit MIT Project Athena (grunt.example.com) Password: &prompt.user; rlogin grunt Last login: Mon May 1 21:14:47 from grumble Copyright (c) 1980, 1983, 1986, 1988, 1990, 1991, 1993, 1994 The Regents of the University of California. All rights reserved. FreeBSD BUILT-19950429 (GR386) #0: Sat Apr 29 17:50:09 SAT 1995 Of jack meldt zich aan op jane's account op dezelfde machine (jane heeft het bestand .klogin ingesteld zoals hierboven en de beheerder van Kerberos heeft een principal jack aangemaakt zonder instantie): &prompt.user; kinit &prompt.user; rlogin grunt -l jane MIT Project Athena (grunt.example.com) Password: Last login: Mon May 1 21:16:55 from grumble Copyright (c) 1980, 1983, 1986, 1988, 1990, 1991, 1993, 1994 The Regents of the University of California. All rights reserved. FreeBSD BUILT-19950429 (GR386) #0: Sat Apr 29 17:50:09 SAT 1995 Tillman Hodgson Bijgedragen door Mark Murray Gebaseerd op een bijdrage van <application>Kerberos5</application> Iedere &os; uitgave hoger dan &os;-5.1 bevat alleen ondersteuning voor Kerberos5. Daarom is Kerberos5 de enige versie die erbij zit. De instellingen zijn op veel gebieden gelijk aan die van KerberosIV. De nu volgende informatie geldt alleen voor &os;-5.0 uitgaven en verder. Gebruikers die het pakket KerberosIV willen gebruiken kunnen dat installeren uit de security/krb4 port. Kerberos is een netwerkdienst, protocol en systeem waarmee gebruikers zich kunnen aanmelden met behulp van een dienst op een veilige server. Diensten als op een andere server aanmelden, op afstand kopiëren, veilig tussen systemen kopiëren en andere taken met een hoog risico worden aanmerkelijk veiliger en beter controleerbaar. Kerberos kan omschrijven worden als identiteitbevestigend proxy systeem. Het kan ook omschreven worden als een vertrouwd autenticatiesysteem van een derde partij. Kerberos vervult maar één taak: het veilig autenticeren van gebruikers op het netwerk. Het vervult geen autorisatietaken (wat gebruikers mogen) en controleert ook niets (wat gebruikers hebben gedaan). Nadat een cliënt en server Kerberos hebben gebruikt om hun identiteit vast te stellen kunnen ze ook al hun communicatie coderen om hun privacy en gegevensintegriteit te garanderen. Daarom wordt het sterk aangeraden om Kerberos samen met andere beveiligingsmechanismen te gebruiken die autorisatie en controlemogelijkheden bieden. De aanwijzingen die nu volgen kunnen gebruikt worden als werkinstructie om Kerberos in te stellen zoals dat wordt meegeleverd met &os;. Een complete beschrijving staat in de handleiding. Voor demonstratie van de installatie van Kerberos wordt gebruik gemaakt van de volgende naamgeving: Het DNS domein (zone) is example.org. De Kerberos wereld is EXAMPLE.ORG. Het advies is voor installaties van Kerberos echte domeinnamen te gebruiken, zelfs als het alleen intern wordt gebruikt. Hiermee worden DNS problemen voorkomen is een goede samenwerking met andere Kerberos werelden verzekerd. Geschiedenis Kerberos5 geschiedenis Kerberos is ontworpen door MIT als oplossing voor netwerkbeveiligingsproblemen. Het Kerberos protocol gebruikt sterke codering zodat een cliënt zijn identiteit kan bewijzen aan een server (en andersom) over een onveilige netwerkverbinding. Kerberos is zowel de naam van een netwerkautorisatieprotocol als een bijvoeglijk naamwoord om de programma's te beschrijven die gebruik maken van het programma (zoals Kerberos telnet). De huidige versie van het protocol is versie 5 en is beschreven in RFC 1510. Er zijn een aantal vrij beschikbare implementaties van dit protocol beschikbaar voor veel systemen. Het Massachusetts Institute of Technology (MIT), waar Kerberos ooit is ontwikkeld, ontwikkelt nog steeds door aan hun Kerberos pakket. Het wordt in de VS veel gebruikt als coderingspakket en daarom wordt het ook geraakt door de exportwetgeving van de VS. Kerberos van MIT is beschikbaar als port (security/krb5). Heimdal Kerberos is een andere implementatie van versie 5 die expliciet buiten de VS is ontwikkeld om de exportwetgeving de omzeilen (en wordt daarom vaak gebruikt in niet-commerciële &unix; varianten). De Heimdal Kerberos distributie is beschikbaar als port (security/heimdal) en er zit een minimale installatie in de basisinstallatie van &os;. Om het grootst mogelijke publiek te bereiken gaan deze instructies ervan uit dat de Heimdal distributie die bij &os; zit wordt gebruikt. Opzetten van een Heimdal <acronym>KDC</acronym> Kerberos5 sleutel distributie centrum instellingen Het Sleutel Distributie Centrum (KDC, voluit Key Distribution Center) is de gecentraliseerde autenticatiedienst die Kerberos levert. Het is de computer die Kerberos tickets uitgeeft. Het KDC wordt vertrouwd door alle andere computer in de Kerberos wereld en daarom dient er een strenger beveiligingsregime op van kracht te zijn. Hoewel het draaien van de Kerberos dienst erg weinig van een systeem vraagt, wordt het wel aangeraden om een machine in te richten exclusief voor het KDC om beveiligingsredenen. Het opzetten van een KDC begint met de controle of de instellingen in /etc/rc.conf juist zijn om te functioneren als KDC (misschien moeten paden veranderd worden voor een eigen systeem): kerberos5_server_enable="YES" kadmind5_server_enable="YES" Daarna wordt het Kerberos-instellingenbestand /etc/krb5.conf aangemaakt: [libdefaults] default_realm = EXAMPLE.ORG [realms] EXAMPLE.ORG = { kdc = kerberos.example.org admin_server = kerberos.example.org } [domain_realm] .example.org = EXAMPLE.ORG /etc/krb5.conf gaat ervan uit dat de KDC de volledig gekwalificeerde hostnaam kerberos.example.org heeft. Als de KDC een andere hostnaam heeft, moet er nog een CNAME (alias) toegevoegd aan de zonefile. Voor grotere netwerken met een juist ingestelde BIND DNS server kan het bovenstaande voorbeeld ingekort worden tot: [libdefaults] default_realm = EXAMPLE.ORG Door de volgende regels toe te voegen aan het zonebestand voor example.org: _kerberos._udp IN SRV 01 00 88 kerberos.example.org. _kerberos._tcp IN SRV 01 00 88 kerberos.example.org. _kpasswd._udp IN SRV 01 00 464 kerberos.example.org. _kerberos-adm._tcp IN SRV 01 00 749 kerberos.example.org. _kerberos IN TXT EXAMPLE.ORG Om cliënten de Kerberos-diensten te kunnen laten vinden, moet er een volledig ingestelde /etc/krb5.conf zijn of een minimaal ingestelde /etc/krb5.conf en een correct ingestelde DNS-server. Nu wordt de Kerberos database aangemaakt. Deze database bevat de sleutels voor alle principals en zijn versleuteld met een hoofdwachtwoord. Dit wachtwoord hoeft niet onthouden te worden omdat het wordt opgeslagen in (/var/heimdal/m-key). De hoofdsleutel wordt aangemaakt door kstash te starten en een wachtwoord in te voeren. Als de hoofdsleutel is gemaakt, kan de database ingeschakeld worden met kadmin met de optie -l (die staat voor local). Deze optie geeft kadmin de opdracht om de databasebestanden direct te wijzigingen in plaats van via de kadmind netwerkdienst. Hiermee wordt het kip-ei-probleem opgelost waarbij een verbinding wordt gemaakt met de database voordat hij bestaat. Op het prompt van kadmin kan met init de database met de werelden aangemaakt worden. Tenslotte, nog steeds in kadmin, kan de eerste principal gemaakt worden met add. De standaardopties voor de principal worden nu aangehouden. Deze kunnen later altijd nog gewijzigd worden met modify. Met het commando ? kunnen alle beschikbare mogelijkheden getoond worden. Hieronder een sessie waarin een voorbeelddatabase wordt aangemaakt: &prompt.root; kstash Master key: xxxxxxxx Verifying password - Master key: xxxxxxxx &prompt.root; kadmin -l kadmin> init EXAMPLE.ORG Realm max ticket life [unlimited]: kadmin> add tillman Max ticket life [unlimited]: Max renewable life [unlimited]: Attributes []: Password: xxxxxxxx Verifying password - Password: xxxxxxxx Nu kan de KDC dienst gestart worden met /etc/rc.d/kerberos start en /etc/rc.d/kadmind start. Op dit moment draait er nog geen enkele daemon die gebruik maakt van Kerberos. Bevestiging dat KDC draait is te krijgen door een ticket te vragen en dat uit te lezen voor de principal (gebruiker) die zojuist is aangemaakt vanaf de commandoregel van het KDC zelf: &prompt.user; kinit tillman tillman@EXAMPLE.ORG's Password: &prompt.user; klist Credentials cache: FILE:/tmp/krb5cc_500 Principal: tillman@EXAMPLE.ORG Issued Expires Principal Aug 27 15:37:58 Aug 28 01:37:58 krbtgt/EXAMPLE.ORG@EXAMPLE.ORG Het ticket kan worden ingenomen wanneer u klaar bent: &prompt.user; kdestroy <application>Kerberos</application> inschakelen op een server met Heimdal diensten Kerberos5 diensten inschakelen Als eerste is een kopie van het instellingenbestand van Kerberos nodig, /etc/krb5.conf. Dit bestand kan eenvoudigweg op een veilige manier (met netwerkprogramma's als &man.scp.1;, of fysiek via een floppy) naar de cliëntcomputer gekopieerd worden vanaf de KDC. Hierna is het /etc/krb5.keytab nodig. Dit is het belangrijkste verschil tussen een server die een daemons met Kerberos aanbiedt en een werkstation: de server heeft het bestand keytab nodig. Dit bestand bevat de hostsleutel van de server waardoor het werkstation en de KDC elkaars identiteit kunnen bevestigen. Dit bestand dient veilig overgebracht te worden omdat de beveiliging van de server doorbroken kan worden als de sleutel openbaar wordt gemaakt. Dit betekent expliciet dat overdracht via een protocol dat platte tekst gebruikt, bv. FTP, een slecht idee is. Meestal wordt keytab naar de server gebracht met kadmin. Dat werkt handig omdat ook de host principal (het KDC onderdeel van krb5.keytab) aangemaakt moet worden met kadmin. Let wel op dat er al een ticket moet zijn en dat dit ticket de kadmin interface moet mogen gebruiken in kadmind.acl. Zie Beheer op Afstand in de Heimdal informatiepagina's (info heimdal) voor details over het ontwerpen van toegangscontrole. Als kadmin via het netwerk geen toegang mag hebben, dan kan ook op een veilige verbinding gemaakt worden met de KDC (via het lokale console, &man.ssh.1; of Kerberos &man.telnet.1;) zodat alles lokaal uitgevoerd kan worden met kadmin -l. Na het installeren van /etc/krb5.conf kan kadmin van de Kerberos server gebruikt worden. Met add --random-key kan de host principal toegevoegd worden en met ext kan de host principal van de server naar zijn eigen keytab getrokken worden. Bijvoorbeeld: &prompt.root; kadmin kadmin> add --random-key host/myserver.example.org Max ticket life [unlimited]: Max renewable life [unlimited]: Attributes []: kadmin> ext host/myserver.example.org kadmin> exit Let op: ext slaat de sleutel standaard op in /etc/krb5.keytab. Als kadmind niet beschikbaar is op de KDC (wellicht om beveiligingsredenen) en er via het netwerk dus geen toegang is tot kadmin, dan kan de host principal (host/myserver.EXAMPLE.ORG) ook direct aan de KDC toegevoegd worden en daarna in een tijdelijk bestand gezet worden. Het volgende kan gebruikt worden om te voorkomen dat /etc/krb5.keytab op de KDC) wordt overschreven: &prompt.root; kadmin kadmin> ext --keytab=/tmp/example.keytab host/myserver.example.org kadmin> exit Hierna kan de keytab veilig gekopieerd worden naar de server (met scp of een floppy). Geef een niet-standaard naam op voor de keytab om te voorkomen dat de keytab op de KDC wordt overschreven. Nu kan de server communiceren met de KDC (vanweg krb5.conf) en zijn identiteit bewijzen (vanwege krb5.keytab). Nu is de server klaar om er een aantal Kerberos diensten op te activeren. In dit voorbeeld wordt de dienst telnet geactiveerd door de volgende regel in /etc/inetd.conf te zetten en dan &man.inetd.8; te herstarten met /etc/rc.d/inetd restart: telnet stream tcp nowait root /usr/libexec/telnetd telnetd -a user Het belangrijkste is dat de typering -a (van autenticatie) op user staat. Meer details zijn in &man.telnetd.8; te vinden. <application>Kerberos</application> activeren op een cliënt met Heimdal Kerberos5 cliëntinstellingen Het opzetten van een cliëntcomputer is eigenlijk kinderlijk eenvoudig. Wat betreft de Kerberos instelling is alleen het Kerberos instellingenbestand (/etc/krb5.conf) nodig. Dat kan eenvoudigweg naar de cliëntcomputer gekopieerd worden vanaf de KDC. Test de cliënt met kinit, klist en kdestroy vanaf de cliënt om een ticket te krijgen, te bekijken en daarna te verwijderen voor de principal die hierboven is aangemaakt. Nu moeten ook Kerberos applicaties gebruikt kunnen worden om verbindingen te maken met servers waarop Kerberos is geactiveerd. Als dat niet lukt en het verkrijgen van een ticket is wel mogelijk, dan ligt dat hoogstwaarschijnlijk aan de server en niet aan de cliënt of de KDC. Bij het testen van een applicatie als telnet kan het beste een pakketsnuffelaar (bv. &man.tcpdump.1;) gebruikt worden om te bevestigen dat een wachtwoord niet als tekst wordt verzonden. Gebruik telnet met de optie -x. Dan wordt de complete gegevensstroom versleuteld (vergelijkbaar met ssh). Er worden standaard ook andere Kerberos applicaties op de cliënt geïnstalleerd. Hier komt de minimalistische natuur van de basisinstallatie van Heimdal boven drijven: telnet is de enige dienst waarvoor Kerberos geactiveerd is. De port Heimdal voegt een aantal ontbrekende cliëntapplicaties toe: versies met ondersteuning voor Kerberos van ftp, rsh, rcp, rlogin en een paar minder gebruikelijke programma's. De MIT port bevat ook een volledig gamma aan Kerberos cliëntapplicaties. Instellingenbestanden voor gebruikers: <filename>.k5login</filename> en <filename>.k5users</filename> .k5login .k5users Voor gebruikers binnen een wereld wijst hun Kerberos principal (bv. tillman@EXAMPLE.ORG) gewoonlijk naar een lokale gebruikersaccount (bijvoorbeeld een lokale account met de naam tillman). Voor cliëntapplicaties als telnet is gewoonlijk geen gebruikersnaam of principal nodig. Soms moet iemand zonder bijpassende Kerberos principal toch toegang hebben tot een lokale gebruikersaccount. tillman@EXAMPLE.ORG zou bijvoorbeeld toegang nodig kunnen hebben tot de lokale gebruikersaccount webdevelopers. Andere principals zouden die toegang wellicht ook nodig kunnen hebben. De bestanden .k5login en .k5users uit de gebruikersmap kunnen op eenzelfde manier gebruikt worden als .hosts en .rhosts. Zo wordt het voorgaande probleem opgelost. Als bijvoorbeeld een .k5login met de volgende inhoud: tillman@example.org jdoe@example.org in de thuismap van de lokale gebruiker webdevelopers gezet wordt dan zouden beide principals toegang hebben tot die account zonder dat ze een wachtwoord hoeven te delen. We raden aan de handleidingen voor deze commando's te lezen. Let op dat de ksu handleiding .k5users behandelt. <application>Kerberos</application> tips, trucs en problemen oplossen Kerberos5 problemen oplossen Als de Heimdal of MIT Kerberos port wordt gebruikt dan dient de PATH omgevingsvariabele de Kerberos versies van de cliëntapplicaties te tonen voor de systeemversies. Hebben alle computers in de wereld hun tijd gesynchroniseerd? Als dat niet zo is, dan slaagt de autenticatie wellicht niet. beschrijft hoe klokken met NTP gesynchroniseerd kunnen worden. MIT en Heimdal werken prima samen. Dit geldt niet voor kadmin omdat daarvoor geen protocolstandaard is. Als een hostnaam wordt gewijzigd, dan moet ook de host/ principal aangepast en de keytab. Dit geldt ook voor bijzondere instellingen in de keytab zoals de www/ principal voor www/mod_auth_kerb van Apache. Alle hosts in een wereld moeten oplosbaar (resolvable) zijn (zowel vooruit als achteruit) in de DNS (of tenminste in /etc/hosts). CNAMEs werken wel, maar de A en PTR records moeten juist en actief zijn. De foutmelding is niet erg duidelijk: Kerberos5 refuses authentication because Read req failed: Key table entry not found. Sommige besturingssystemen van cliënten voor een KDC zetten wellicht geen setuid root voor ksu. Dit betekent dat ksu niet werkt. Dat is vanuit beveiligingsoogpunt een prima idee, maar wel lastig. Dit is dus geen KDC-fout. Als met MIT Kerberos een principal een ticket moet krijgen dat langer geldig is dan de standaard van tien uur, dan moet modify_principal in kadmin gebruikt worden om de maximale geldigheidsduur (maxlife) van zowel de principal waar het om gaat als de krbtgt principal aan te passen. Dan kan de principal kinit -l gebruiken om een ticket met een langere levensduur aan te vragen. Als een pakketsnuffelaar op de KDC draait bij om te helpen bij het oplossen van problemen en dan kinit vanaf een werkstation wordt gestart, dan wordt zichtbaar dat de TGT meteen wordt verstuurd als kinit start, zelfs nog voor het wachtwoord! De reden hiervoor is dat de Kerberos server vrijelijk een TGT (Ticket Granting Ticket) verstuurt op iedere niet geautoriseerd verzoek. Maar iedere TGT is versleuteld met een sleutel die is afgeleid van het wachtwoord van de gebruiker. Als een gebruiker zijn wachtwoord ingeeft, wordt dat dus niet naar de KDC gezonden, maar ontcijfert het de TGT die kinit al heeft ontvangen. Als de ontcijfering resulteert in een geldige ticket met een geldige tijdstempel, dan heeft de gebruiker geldige Kerberos rechten. Deze rechten bevatten ook een sessiesleutel voor het opzetten van beveiligde communicatie met de Kerberos server in de toekomst en de eigenlijke ticket-granting ticket, die is versleuteld met de sleutel van de Kerberos server zelf. Deze tweede laag van versleuteling is niet bekend voor de gebruiker, maar het stelt de Kerberos server in staat om de juistheid van iedere TGT te bevestigen. Als tickets worden gebruik die lang geldig zijn (bv. een week) en OpenSSH wordt gebruikt om een verbinding te maken met de machine waarop het ticket staat, zorg er dan voor dat de Kerberos optie op no staat in sshd_config want anders worden tickets verwijderd bij afmelden. Hostprincipals kunnen ook een langere levensduur hebben. Als een gebruikers principal een levensduur van een week heeft, maar de host waar de verbinding mee gemaakt wordt heeft een levensduur van negen uur, dan heb staat er een verlopen host principal in de cache en dan werkt e.e.a. niet zoals verwacht. Een krb5.dict bestand om het gebruik van bepaalde slechte wachtwoorden te voorkomen (dit wordt kort behandeld in de handleiding voor kadmind) heeft alleen betrekking op principals waar een wachtwoordbeleid voor geldt. De opmaak van krb5.dict is eenvoudig: een rij tekens per regel. Een symbolische link maken naar /usr/share/dict/words is misschien handig. Verschillen met de <acronym>MIT</acronym> port Het belangrijkste verschil tussen de MIT en Heimdal installatie heeft betrekking op kadmin, dat een andere (maar gelijkwaardige) set commando's kent en een andere protocol gebruikt. Dit betekent nogal wat als een KDC MIT is, omdat dan de kadmin van Heimdal niet gebruikt kan worden om de KDC vanaf afstand te beheren (dat geldt trouwens ook vice versa). De cliëntapplicaties kunnen ook commandoregelopties gebruiken die een beetje verschillen, maar waarmee wel hetzelfde wordt bereikt. We raden aan de instructies op de MIT Kerberos website () te volgen. Wees voorzichtig met paden: de MIT-port installeert standaard in /usr/local/ en dus kunnen de normale systeemapplicaties gestart worden in plaats van die van MIT als de PATH omgevingsvariabele de systeemmappen als eerste weergeeft. Als de MIT security/krb5 port die bij &os; zit wordt gebruikt, dan zorgt het lezen van /usr/local/share/doc/krb5/README.FreeBSD dat bij de port wordt geïnstalleerd voor een beter begrip over waarom het aanmelden via telnetd en klogind soms wat vreemd verloopt. Als belangrijkste wijzen we erop dat het bij het corrigeren van onjuiste rechten op het cachebestand noodzakelijk is dat het binaire bestand login.krb5 wordt gebruikt voor autenticatie zodat het op de juiste wijze eigenaarschap kan wijzigen voor de doorgegeven rechten. Het bestand rc.conf moet ook gewijzigd worden zodat het de volgende configuratie bevat: kerberos5_server="/usr/local/sbin/krb5kdc" kadmind5_server="/usr/local/sbin/kadmind" kerberos5_server_enable="YES" kadmind5_server_enable="YES" Dit is gedaan omdat de applicaties voor MIT-Kerberos binairen in de hiërarchie /usr/local installeren. Beperkingen in <application>Kerberos</application> Kerberos5 beperkingen en tekortkomingen <application>Kerberos</application> is een alles of niets aanpak Iedere ingeschakelde dienst op het netwerk moet aangepast worden om met Kerberos te werken (of op een andere manier beschermd zijn tegen netwerkaanvallen), want anders kunnen gebruikersrechten worden gestolen en herbruikt. Een voorbeeld hier van is het inschakelen van Kerberos voor alle shells op afstand (via rsh en telnet bijvoorbeeld), maar de POP3 mailserver die wachtwoorden als platte tekst verzend ongemoeid laten. <application>Kerberos</application> is bedoeld voor werkstations met een gebruiker In een meergebruikersomgeving is Kerberos minder veilig. Dit komt doordat de tickets worden opgeslagen in de map /tmp, waar gelezen kan worden door alle gebruikers. Als een gebruiker een computer deelt met andere gebruikers op hetzelfde moment (dus multi-user), dan is het mogelijk dat een ticket van een gebruiker wordt gestolen (gekopieerd) door een andere gebruiker. Dit kan voorkomen worden met de commandoregeloptie -c bestandsnaam of (bij voorkeur) de omgevingsvariabele KRB5CCNAME, maar dat wordt zelden gedaan. In principe kan het opslaan van een ticket in de thuismap van een gebruiker in combinatie met eenvoudige bestandsrechten dit probleem verhelpen. De KDC is een single point of failure Zoals het is ontworpen, moet de KDC zo goed mogelijk beveiligd zijn, omdat de hoofdwachtwoorddatabase erop staat. De KDC hoort geen enkele andere dienst aan te bieden en moet ook fysiek afgeschermd worden. Het gevaar is groot, omdat Kerberos alle wachtwoorden versleutelt met dezelfde sleutel (de master sleutel) die als een bestand op de KDC staat. Toch is een gecompromitteerde mastersleutel niet zo'n groot probleem als wellicht wordt verondersteld. De mastersleutel wordt alleen gebruikt om de Kerberos database te versleutelen en als zaad voor de generator van willekeurige nummers. Zo lang als de toegang tot de KDC is beveiligd, kan een aanvaller niet echt iets doen met de mastersleutel. Als de KDC niet beschikbaar is (misschien door een ontzeggen van dienst aanval of netwerkproblemen) kunnen de netwerkdiensten niet gebruikt worden omdat er geen autenticatie uitgevoerd kan worden; een recept voor een ontzeggen van dienst aanval. Dit risico kan omzeild worden door meerdere KDC's (één master en één of meer slaven) en een zorgvuldige implementatie van secundaire of fall-back autenticatie. PAM is hier uitermate geschikt voor. Tekortkomingen van <application>Kerberos</application> Kerberos stelt gebruikers, hosts en diensten in staat om elkaar te autenticeren. Maar het heeft geen mechanisme om de KDC te autenticeren aan de gebruikers, hosts of diensten. Dit betekent dat bijvoorbeeld een vervalste kinit alle gebruikersnamen en wachtwoorden zou kunnen afluisteren. Iets als security/tripwire of andere controle-instrumenten voor de integriteit van bestandssystemen kunnen hier verlichting brengen. Bronnen en verdere informatie Kerberos5 externe bronnen De Kerberos FAQ (Engels) Een Autenticatiesysteem Ontwerpen: een Dialoog in Vier Scenes (Engels) RFC 1510, De Kerberos Netwerk Authenticatie Dienst (V5) (Engels) MIT Kerberos homepage Heimdal Kerberos homepage Tom Rhodes Geschreven door OpenSSL beveiliging OpenSSL OpenSSL Een toepassing die bij &os; zit die veel gebruikers over het hoofd zien is OpenSSL. OpenSSL biedt een versleutelde transportlaag bovenop de normale communicatielaag. Daardoor biedt het de mogelijkheid met veel netwerktoepassingen en diensten verweven te raken. Een aantal toepassingen van OpenSSL zijn versleutelde autenticatie van mailcliënten, webgebaseerde transacties als creditcardbetalingen en nog veel meer. Veel ports zoals www/apache13-ssl en mail/sylpheed-claws bieden tijdens het compileren ondersteuning om OpenSSL in te bouwen. In de meeste gevallen zal de Portscollectie proberen de port security/openssl te bouwen, tenzij de make variabele WITH_OPENSSL_BASE expliciet naar yes is gezet. De versie van OpenSSL die bij &os; zit ondersteunt Secure Sockets Layer v2/v3 (SSLv2/SSLv3), Transport Layer Security v1 (TLSv1) netwerkbeveiligingsprotocollen en kan gebruikt worden als generieke versleutelingsbibliotheek. Hoewel OpenSSL ondersteuning biedt voor het IDEA algoritme, is dat standaard uitgeschakeld in verband met patenten in de VS. Om het te gebruiken dient de licentie gelezen te worden en, als de restricties aanvaardbaar zijn, dient de make-variabele MAKE_IDEA ingesteld te worden in make.conf. Een van de meest gebruikte toepassingen van OpenSSL is het leveren van certificaten voor gebruik met softwaretoepassingen. Deze certificaten verzekeren dat de eigenschappen van een bedrijf of individu geldig zijn en niet vervalst. Als het certificaat in kwestie niet geldig verklaard is door een van de Certificate Authorities of CA's, dan komt er een waarschuwing. Een Certificate Authority is een bedrijf, zoals VeriSign, dat certificaten ondertekent zodat de eigenschappen van een bedrijf of individu geldig verklaard kunnen worden. Dit proces kost geld en het is zeker geen voorwaarde voor het gebruik van certificaten. Het stelt wel de meer paranoïde gebruikers gerust. Certificaten maken OpenSSL certificaten maken Voor het maken van certificaten is het volgende commando beschikbaar: &prompt.root; openssl req -new -nodes -out req.pem -keyout cert.pem Generating a 1024 bit RSA private key ................ ....................................... writing new private key to 'cert.pem' ----- You are about to be asked to enter information that will be incorporated into your certificate request. What you are about to enter is what is called a Distinguished Name or a DN. There are quite a few fields but you can leave some blank For some fields there will be a default value, If you enter '.', the field will be left blank. ----- Country Name (2 letter code) [AU]:US State or Province Name (full name) [Some-State]:PA Locality Name (eg, city) []:Pittsburgh Organization Name (eg, company) [Internet Widgits Pty Ltd]:My Company Organizational Unit Name (eg, section) []:Systems Administrator Common Name (eg, YOUR name) []:localhost.example.org Email Address []:trhodes@FreeBSD.org Please enter the following 'extra' attributes to be sent with your certificate request A challenge password []:SOME PASSWORD An optional company name []:Another Name Let op dat het antwoord direct na Common Name een domeinnaam weergeeft. De prompt wil dat er een servernaam wordt ingegeven voor het verificatieproces. Het plaatsen van iets anders dan een domeinnaam zorgt ervoor dat het certificaat waardeloos wordt. Er zijn ook andere opties als verloopdatum, andere versleutelingsalgoritmes, etc, beschikbaar. Een volledige lijst is na te lezen in de handleiding van &man.openssl.1;. Er horen nu twee bestanden te staan in de map waarin het voorgaande commando is uitgevoerd. Het certificaatverzoek, req.pem, kan naar een certificaat autoriteit gestuurd worden die de bijgevoegde gegevens kan valideren, het verzoek kan tekenen en het certificaat kan retourneren. Het tweede bestand heet cert.pem en is de geheime sleutel voor het certificaat. Deze dient zorgvuldig beschermd te worden. Als de geheime sleutel in de handen van anderen valt kan die gebruikt worden om de identiteit van de eigenaar (of server) aan te nemen. In gevallen waar ondertekening door een CA niet vereist is, kan een zelfondertekend certificaat gemaakt worden. Maak als eerste de RSA sleutel: &prompt.root; openssl dsaparam -rand -genkey -out myRSA.key 1024 Hierna kan de CA sleutel gemaakt worden: &prompt.root; openssl gendsa -des3 -out myca.key myRSA.key Deze sleutel kan gebruikt worden om een certificaat te maken: &prompt.root; openssl req -new -x509 -days 365 -key myca.key -out new.crt Er zouden nu twee bestanden bijgekomen moeten zijn in de map: een certificaatautoriteit ondertekeningsbestand myca.key en new.crt, het certificaat zelf. Deze moeten in een map geplaatst worden, bij voorkeur onder /etc waar alleen root kan lezen. De rechten 0700 zijn hier prima en die kunnen ingesteld worden met chmod. Certificaten gebruiken: een voorbeeld En wat kunnen deze bestanden? Een prima toepassing zou het versleutelen van verbindingen naar de Sendmail MTA kunnen zijn. Daardoor zouden gebruikers niet langer platte tekst hoeven te autenticeren om mail te sturen via de lokale MTA. Dit is niet de best denkbare toepassing omdat sommige MUA's de gebruiker een foutmelding geven als ze het certificaat niet lokaal geïnstalleerd hebben. De documentatie bij de software geeft meer informatie over het installeren van certificaten. De volgende regels moeten opgenomen worden in het lokale .mc bestand: dnl SSL Options define(`confCACERT_PATH',`/etc/certs')dnl define(`confCACERT',`/etc/certs/new.crt')dnl define(`confSERVER_CERT',`/etc/certs/new.crt')dnl define(`confSERVER_KEY',`/etc/certs/myca.key')dnl define(`confTLS_SRV_OPTIONS', `V')dnl /etc/certs/ is de map die gebruikt wordt voor het lokaal opslaan van certificaten en sleutels. De laatste voorwaarde het is opnieuw aanmaken van het lokale .cf bestand. Dit gaat door eenvoudigweg make install te typen in de map /etc/mail. Laat dat volgen door make install waardoor de daemon Sendmail herstart zou moeten worden. Als alles goed is gegaan, dan staan er geen foutmeldingen /var/log/maillog en is Sendmail zichtbaar in de proceslijst. Maak als eenvoudige test een verbinding met de mailserver met &man.telnet.1;: &prompt.root; telnet example.com 25 Trying 192.0.34.166... Connected to example.com. Escape character is '^]'. 220 example.com ESMTP Sendmail 8.12.10/8.12.10; Tue, 31 Aug 2004 03:41:22 -0400 (EDT) ehlo example.com 250-example.com Hello example.com [192.0.34.166], pleased to meet you 250-ENHANCEDSTATUSCODES 250-PIPELINING 250-8BITMIME 250-SIZE 250-DSN 250-ETRN 250-AUTH LOGIN PLAIN 250-STARTTLS 250-DELIVERBY 250 HELP quit 221 2.0.0 example.com closing connection Connection closed by foreign host. Als de regel STARTTLS verschijnt in de uitvoer dan werkt alles correct. Nik Clayton
nik@FreeBSD.org
Geschreven door
IPsec VPN via IPsec Een VPN opzetten met &os; gateways tussen twee netwerken die gescheiden zijn door Internet. Hiten M. Pandya
hmp@FreeBSD.org
Geschreven door
IPsec begrijpen Deze paragraaf is een gids in het proces van het opzetten van IPsec. Voordat IPsec opgezet kan worden dient de lezer bekend te zijn met de concepten die nodig zijn om een aangepaste kernel te bouwen (zie ). IPsec is een protocol dat bovenop de Internet Protocol (IP) laag ligt. Hiermee kunnen twee of meer host op een veilige manier communiceren (vandaar de naam). De &os; IPsec netwerk wachtrij (stack) is gebaseerd op de KAME-implementatie, die zowel de protocolfamilies IPv4 als de IPv6 ondersteunt. IPsec ESP IPsec AH IPsec bestaat uit twee subprotocollen: Encapsulated Security Payload (ESP) beschermt de IP-pakketdata tegen inmenging door een derde partij door de inhoud te versleutelen met symmetrische versleutelingsalgoritmes (zoals Blowfish en 3DES). Authentication Header (AH) beschermt de IP-pakketkop tegen inmenging door een derde partij en spoofing door een cryptografische checksum te berekenen en de IP-pakketkopvelden te hashen met een veilige hashfunctie. Hierna wordt een extra kop ingevoegd die de hash bevat zodat de informatie in het pakket geautenticeerd kan worden. ESP en AH kunnen samen of apart gebruikt worden, afhankelijk van de omgeving. VPN virtual private network VPN virtueel privaat netwerk VPN IPsec kan gebruikt worden om het verkeer tussen twee hosts direct te versleutelen (dat heet Transport Mode) of door virtuele tunnels te bouwen tussen twee subnetten die gebruikt kunnen worden voor veilige communicatie tussen twee bedrijfsnetwerken (dat heet Tunnel Mode). De laatste versie staat beter bekend als Virtual Private Network (VPN). In &man.ipsec.4; staat gedetailleerde informatie over het IPsec subsysteem in &os;. Voor ondersteuning voor IPsec in de kernel zijn de volgende opties nodig in het kernelinstellingenbestand: kernelopties IPSEC options IPSEC #IP-beveiliging device crypto kernelopties IPSEC_DEBUG Als er ook fouten in IPsec (debugging) verwijderd moeten kunnen worden, dan is de volgende optie ook nodig: options IPSEC_DEBUG #debug voor IP-beveiliging
Het probleem Er bestaat geen standaard voor wat een VPN is. VPN's kunnen opgezet worden met behulp van een aantal verschillende technologieën die allemaal hun eigen voor- en nadelen hebben. Dit onderdeel bevat een scenario en de strategieën die gebruikt kunnen worden voor het implementeren van een VPN in iedere situatie. Het scenario: twee netwerken, de ene thuisgebaseerd en de andere bedrijfgebaseerd. Beide zijn verbonden met het Internet, en er wordt van verwacht dat ze zich via dit <acronym>VPN</acronym> als één gedragen. VPN maken Dit is het uitgangspunt: Er zijn tenminste twee locaties Beide locaties gebruiken IP Beide locaties hebben een Internetverbinding via een gateway waarop &os; draait. De gateway op ieder netwerk heeft tenminste één publiek IP-adres. De interne adressen van de twee netwerken mogen publieke of private IP-adressen zijn, dat maakt niet uit. Ze mogen alleen niet botsen; bijvoorbeeld: ze mogen niet beide 192.168.1.x gebruiken. Tom Rhodes
trhodes@FreeBSD.org
Geschreven door
IPsec configureren op &os; Om te beginnen moet de port security/ipsec-tools geïnstalleerd zijn vanuit de Portscollectie. Dit softwarepakket van een derde partij biedt een aantal applicaties die helpen de configuratie te ondersteunen. De volgende benodigdheid is om twee &man.gif.4; pseudo-apparaten aan te maken om de pakketten te tunnelen en beide netwerken in staat stellen om op een juiste wijze te communiceren. Draai als root de volgende commando's, waarbij de items intern en extern met de echte interne en externe gateways: &prompt.root; ifconfig gif0 create &prompt.root; ifconfig gif0 intern1 intern2 &prompt.root; ifconfig gif0 tunnel extern1 extern2 Het publieke IP van het LAN van de onderneming is bijvoorbeeld 172.16.5.4 en het heeft een privaat IP 10.246.38.1. Het publieke IP van het LAN van huis is 192.168.1.12 met een intern privaat IP 10.0.0.5. Dit kan verwarrend lijken, dus bekijk de volgende voorbeeld van het commando &man.ifconfig.8;: Gateway 1: gif0: flags=8051 mtu 1280 tunnel inet 172.16.5.4 --> 192.168.1.12 inet6 fe80::2e0:81ff:fe02:5881%gif0 prefixlen 64 scopeid 0x6 inet 10.246.38.1 --> 10.0.0.5 netmask 0xffffff00 Gateway 2: gif0: flags=8051 mtu 1280 tunnel inet 192.168.1.12 --> 172.16.5.4 inet 10.0.0.5 --> 10.246.38.1 netmask 0xffffff00 inet6 fe80::250:bfff:fe3a:c1f%gif0 prefixlen 64 scopeid 0x4 Eenmaal compleet zouden beide private IP's bereikbaar moeten zijn met het commando &man.ping.8; zoals de volgende uitvoer suggereert: priv-net# ping 10.0.0.5 PING 10.0.0.5 (10.0.0.5): 56 data bytes 64 bytes from 10.0.0.5: icmp_seq=0 ttl=64 time=42.786 ms 64 bytes from 10.0.0.5: icmp_seq=1 ttl=64 time=19.255 ms 64 bytes from 10.0.0.5: icmp_seq=2 ttl=64 time=20.440 ms 64 bytes from 10.0.0.5: icmp_seq=3 ttl=64 time=21.036 ms --- 10.0.0.5 ping statistics --- 4 packets transmitted, 4 packets received, 0% packet loss round-trip min/avg/max/stddev = 19.255/25.879/42.786/9.782 ms corp-net# ping 10.246.38.1 PING 10.246.38.1 (10.246.38.1): 56 data bytes 64 bytes from 10.246.38.1: icmp_seq=0 ttl=64 time=28.106 ms 64 bytes from 10.246.38.1: icmp_seq=1 ttl=64 time=42.917 ms 64 bytes from 10.246.38.1: icmp_seq=2 ttl=64 time=127.525 ms 64 bytes from 10.246.38.1: icmp_seq=3 ttl=64 time=119.896 ms 64 bytes from 10.246.38.1: icmp_seq=4 ttl=64 time=154.524 ms --- 10.246.38.1 ping statistics --- 5 packets transmitted, 5 packets received, 0% packet loss round-trip min/avg/max/stddev = 28.106/94.594/154.524/49.814 ms Zoals verwacht hebben beide kanten de mogelijkheid om ICMP-pakketten te verzenden en te ontvangen van de privaat geconfigureerde adressen. Vervolgens dient aan beide gateways verteld te worden hoe pakketten te routeren om op de juiste wijze verkeer van een van de netwerken te versturen. Het volgende commando doet dit: &prompt.root; corp-net# route add 10.0.0.0 10.0.0.5 255.255.255.0 &prompt.root; corp-net# route add net 10.0.0.0: gateway 10.0.0.5 &prompt.root; priv-net# route add 10.246.38.0 10.246.38.1 255.255.255.0 &prompt.root; priv-net# route add host 10.246.38.0: gateway 10.246.38.1 Op dit moment dienen interne machines bereikbaar te zijn vanuit elke gateway alsook als vanuit machines achter de gateways. Dit is eenvoudig te zien aan het volgende voorbeeld: corp-net# ping 10.0.0.8 PING 10.0.0.8 (10.0.0.8): 56 data bytes 64 bytes from 10.0.0.8: icmp_seq=0 ttl=63 time=92.391 ms 64 bytes from 10.0.0.8: icmp_seq=1 ttl=63 time=21.870 ms 64 bytes from 10.0.0.8: icmp_seq=2 ttl=63 time=198.022 ms 64 bytes from 10.0.0.8: icmp_seq=3 ttl=63 time=22.241 ms 64 bytes from 10.0.0.8: icmp_seq=4 ttl=63 time=174.705 ms --- 10.0.0.8 ping statistics --- 5 packets transmitted, 5 packets received, 0% packet loss round-trip min/avg/max/stddev = 21.870/101.846/198.022/74.001 ms priv-net# ping 10.246.38.107 PING 10.246.38.1 (10.246.38.107): 56 data bytes 64 bytes from 10.246.38.107: icmp_seq=0 ttl=64 time=53.491 ms 64 bytes from 10.246.38.107: icmp_seq=1 ttl=64 time=23.395 ms 64 bytes from 10.246.38.107: icmp_seq=2 ttl=64 time=23.865 ms 64 bytes from 10.246.38.107: icmp_seq=3 ttl=64 time=21.145 ms 64 bytes from 10.246.38.107: icmp_seq=4 ttl=64 time=36.708 ms --- 10.246.38.107 ping statistics --- 5 packets transmitted, 5 packets received, 0% packet loss round-trip min/avg/max/stddev = 21.145/31.721/53.491/12.179 ms De tunnels opzetten is het eenvoudige deel. Het configureren van een veilige verbinding is een veel diepgaander proces. De volgende configuratie gebruikt vooraf gedeelde (PSK) RSA-sleutels. Afgezien van de IP-adressen zijn beide bestanden /usr/local/etc/racoon/racoon.conf identiek en zien ze er ongeveer als volgt uit: path pre_shared_key "/usr/lcoal/etc/racoon/psk.txt"; # plaats van bestand vooraf gedeelde sleutels log debug; # verbositeitsinstelling van loggen: op 'notify' zetten als testen en debuggen klaar is padding # opties moeten niet veranderd worden { maximum_length 20; randomize off; strict_check off; exclusive_tail off; } timer # timingopties, veranderen indien nodig { counter 5; interval 20 sec; persend 1; # natt_keepalive 15 sec; phase1 30 sec; phase2 15 sec; } listen # adres [poort] waarop racoon luistert { isakmp 172.16.5.4 [500]; isakmp_natt 172.16.5.4 [4500]; } remote 192.168.1.12 [500] { exchange_mode main,aggressive; doi ipsec_doi; situation identity_only; my_identifier address 172.16.5.4; peers_identifier address 192.168.1.12; lifetime time 8 hour; passive off; proposal_check obey; # nat_traversal off; generate_policy off; proposal { encryption_algorithm blowfish; hash_algorithm md5; authentication_method pre_shared_key; lifetime time 30 sec; dh_group 1; } } sainfo (address 10.246.38.0/24 any address 10.0.0.0/24 any) # adres $netwerk/$netmasker $type adres $netwerk/$netmasker $type ( $type is any of esp) { pfs_group 1; lifetime time 3600 sec; encryption_algorithm blowfish,3des,des; authentication_algorithm hmac_md5,hmac_sha1; compression_algorithm deflate; } Het uitleggen van elke beschikbare optie, samen met diegenen in deze voorbeelden valt buiten het bereik van dit document. De configuratiehandleiding van racoon staat vol relevante informatie. De SPD-beleiden moeten geconfigureerd worden zodat &os; en racoon in staat zijn om netwerkverkeer tussen hosts te versleutelen en te ontsleutelen. Deze taak kan met een eenvoudig shellscript zoals het volgende dat op de gateway van de onderneming staat worden uitgevoerd. Dit bestand wordt gebruikt tijdens de systeeminitialisatie en dient bewaard te worden als /usr/local/etc/racoon/setkey.conf. flush; spdflush; # Naar het thuisnetwerk spdadd 10.246.38.0/24 10.0.0.0/24 any -P out ipsec esp/tunnel/172.16.5.4-192.168.1.12/use; spdadd 10.0.0.0/24 10.246.38.0/24 any -P in esp/tunnel/192.168.1.12-172.16.5.4/use; Eenmaal aanwezig kan racoon op beide gateways gestart worden met het volgende commando: &prompt.root; /usr/local/sbin/racoon -F -f /usr/local/etc/racoon/racoon.conf -l /var/log/racoon.log De uitvoer moet ongeveer gelijk zijn aan de volgende: corp-net# /usr/local/sbin/racoon -F -f /usr/local/etc/racoon/racoon.conf Foreground mode. 2006-01-30 01:35:47: INFO: begin Identity Protection mode. 2006-01-30 01:35:48: INFO: received Vendor ID: KAME/racoon 2006-01-30 01:35:55: INFO: received Vendor ID: KAME/racoon 2006-01-30 01:36:04: INFO: ISAKMP-SA established 172.16.5.4[500]-192.168.1.12[500] spi:623b9b3bd2492452:7deab82d54ff704a 2006-01-30 01:36:05: INFO: initiate new phase 2 negotiation: 172.16.5.4[0]192.168.1.12[0] 2006-01-30 01:36:09: INFO: IPsec-SA established: ESP/Tunnel 192.168.1.12[0]->172.16.5.4[0] spi=28496098(0x1b2d0e2) 2006-01-30 01:36:09: INFO: IPsec-SA established: ESP/Tunnel 172.16.5.4[0]->192.168.1.2[0] spi=47784998(0x2d92426) 2006-01-30 01:36:13: INFO: respond new phase 2 negotiation: 172.16.5.4[0]192.168.1.12[0] 2006-01-30 01:36:18: INFO: IPsec-SA established: ESP/Tunnel 192.168.1.12[0]->172.16.5.4[0] spi=124397467(0x76a279b) 2006-01-30 01:36:18: INFO: IPsec-SA established: ESP/Tunnel 172.16.5.4[0]->192.168.1.12[0] spi=175852902(0xa7b4d66) Om er zeker van te zijn dat de tunnel correct werkt, dient naar een ander console geschakeld te worden en &man.tcpdump.1; gebruikt te worden om hiermee het netwerkverkeer te bekijken. Vervang em0 door de netwerkinterfacekaart indien nodig. &prompt.root; tcpdump -i em0 host 172.16.5.4 and dst 192.168.1.12 Gegevens lijkend op de volgende zouden op het console moeten verschijnen. Indien niet, dan is er iets aan de hand, en is het nodig om de teruggegeven gegevens te debuggen. 01:47:32.021683 IP corporatenetwork.com > 192.168.1.12.privatenetwork.com: ESP(spi=0x02acbf9f,seq=0xa) 01:47:33.022442 IP corporatenetwork.com > 192.168.1.12.privatenetwork.com: ESP(spi=0x02acbf9f,seq=0xb) 01:47:34.024218 IP corporatenetwork.com > 192.168.1.12.privatenetwork.com: ESP(spi=0x02acbf9f,seq=0xc) Op dit punt zouden beide netwerken beschikbaar moeten zijn en deel lijken van hetzelfde netwerk. Waarschijnlijk zijn beide netwerken beschermt door een firewall, zoals het hoort. Om verkeer tussen hen toe te staan, moeten er regels worden toegevoegd om pakketten heen en terug door te laten. Voeg voor de firewall &man.ipfw.8; de volgende regels toe aan het instellingenbestand van de firewall: ipfw add 00201 allow log esp from any to any ipfw add 00202 allow log ah from any to any ipfw add 00203 allow log ipencap from any to any ipfw add 00204 allow log udp from any 500 to any Afhankelijk van de huidige hostconfiguratie dienen de regelnummers gewijzigd te worden. Voor gebruikers van &man.pf.4; of &man.ipf.8; zouden de volgende regels moeten volstaan: pass in quick proto esp form any to any pass in quick proto ah from any to any pass in quick proto ipencap from any to any pass in quick proto udp form any port = 500 to any port = 500 pass in quick on gif0 from any to any pass out quick proto esp from any to any pass out quick proto ah from any to any pass out quick ptoto ipencap from any to any pass out quick proto udp from any port = 500 to any port = 500 pass out quick on gif0 from any to any Ter afsluiting, voeg de volgende regels toe aan /etc/rc.conf om de machine toe te staan om ondersteuning voor het VPN te starten tijdens de systeeminitialisatie: ipsec_enable="YES" ipsec_program="/usr/local/sbin/setkey" ipsec_file="/usr/local/etc/racoon/setkey.conf" # staat toe om spd-beleiden tijdens het opstarten op te zetten racoon_enable="yes"
Chern Lee Bijgedragen door OpenSSH OpenSSH beveiliging OpenSSH OpenSSH is een groep netwerkverbindingsprogramma's waarmee computers via het netwerk veilig benaderd kunnen worden. Het kan ingezet worden als een directe vervanger van rlogin, rsh, rcp en telnet. Daarnaast kunnen TCP/IP-verbindingen veilig getunneld of geforward worden door SSH. OpenSSH versleutelt al het verkeer om afluisteren, het stelen van een verbinding en andere netwerkaanvallen effectief te voorkomen. OpenSSH wordt onderhouden door het OpenBSD project en is gebaseerd op SSH v1.2.12 met alle recente bugfixes en updates. Het is compatibel met beide protocollen SSH 1 en 2. Voordelen van gebruik van OpenSSH Als gewoonlijk &man.telnet.1; of &man.rlogin.1; wordt gebruikt, wordt de data in platte tekst en niet versleuteld verzonden. Netwerksnuffelaars die ergens tussen de cliënt en de server meeluisteren, kunnen een gebruikersnaam en wachtwoord stelen en zien welke gegevens er worden overgezonden tijdens een sessie. OpenSSH biedt een verscheidenheid aan autenticatie en versleutelingsmethoden die het voorgaande voorkomen. <application>sshd</application> inschakelen OpenSSH inschakelen De sshd is een optie die wordt aangeboden tijdens een Standard-installatie van &os;. sshd is ingeschakeld als de volgende regel voorkomt in rc.conf: sshd_enable="YES" Hierdoor wordt &man.sshd.8; geladen, het daemonprogramma voor OpenSSH, als het systeem de volgende keer opstart. Als alternatief is het mogelijk om het &man.rc.8;-script /etc/rc.d/sshd te gebruiken om OpenSSH te starten: /etc/rc.d/sshd start SSH-cliënt OpenSSH cliënt &man.ssh.1; werkt net zoals &man.rlogin.1;. &prompt.root; ssh user@example.com Host key not found from the list of known hosts. Are you sure you want to continue connecting (yes/no)? yes Host 'example.com' added to the list of known hosts. user@example.com's password: ******* Het aanmelden gaat nu net zoals het zou gaan als wanneer er een sessie gestart zou worden met rlogin of telnet. SSH maakt gebruik van een systeem met vingerafdrukken als sleutels voor het vaststellen met welke server verbinding wordt gemaakt op het moment dat de cliënt verbinding zoekt. De gebruiker krijgt alleen de eerste keer dat verbinding wordt gezocht met de server een vraag waarop yes geantwoord dient te worden. Bij volgende pogingen om aan te melden wordt de vingerafdruksleutel vergeleken met de sleutel die is opgeslagen. De SSH-cliënt alarmeert de gebruiker als de opgeslagen vingerafdruk sleutel anders is dan de sleutel die de server meldt. De vingerafdrukken worden opgeslagen in ~/.ssh/known_hosts of in ~/.ssh/known_hosts2 voor SSH v2 vingerafdrukken. Recente OpenSSH servers staan standaard ingesteld om alleen SSH v2 connecties toe te staan. De cliënt gebruikt versie 2 als dat mogelijk is en valt anders terug op versie 1. De cliënt kan ook gedwongen worden om een van de twee protocollen te gebruiken door de optie of voor respectievelijk versie 1 en versie 2 aan te geven. De mogelijkheid versie 1 te gebruiken blijft in de cliënt bestaan om compatibiliteit met oudere versies te behouden. Veilig kopiëren OpenSSH veilig kopiëren scp Het commando &man.scp.1; (secure copy) werkt gelijk aan &man.rcp.1;. Het kopieert een bestand van of naar een andere machine, maar doet dat veilig. &prompt.root; scp user@example.com:/COPYRIGHT COPYRIGHT user@example.com's password: ******* COPYRIGHT 100% |*****************************| 4735 00:00 &prompt.root; Omdat de vingerafdruk al is opgeslagen voor deze host in het vorige voorbeeld, is die al geverifieerd als &man.scp.1; gebruik wordt. De argumenten die aan &man.scp.1; gegeven worden zijn vrijwel gelijk aan die voor &man.cp.1; met het bestand of de bestanden als het eerste argument en de bestemming als het tweede. Omdat het bestand over het netwerk gaat, door SSH, hebben een of meer van de bestandsargumenten de vorm . Instellen OpenSSH instellen Het instellingenbestand dat voor het hele systeem geldt voor zowel de OpenSSH daemon als cliënt staat in de map /etc/ssh. ssh_config bevat de instellingen voor de cliënt en sshd_config bevat ze voor de daemon. Daarnaast bieden het (standaard /usr/sbin/sshd) en rc.conf opties nog meer mogelijkheden voor instellingen. ssh-keygen In plaats van het gebruik van wachtwoorden kan &man.ssh-keygen.1; gebruikt worden om DSA en RSA sleutels te maken om een gebruiker te autenticeren: &prompt.user; ssh-keygen -t dsa Generating public/private dsa key pair. Enter file in which to save the key (/home/user/.ssh/id_dsa): Created directory '/home/user/.ssh'. Enter passphrase (empty for no passphrase): Enter same passphrase again: Your identification has been saved in /home/user/.ssh/id_dsa. Your public key has been saved in /home/user/.ssh/id_dsa.pub. The key fingerprint is: bb:48:db:f2:93:57:80:b6:aa:bc:f5:d5:ba:8f:79:17 user@host.example.com &man.ssh-keygen.1; maakt een publiek en privaat sleutelpaar aan dat gebruikt kan worden voor autenticatie. De private sleutel staat opgeslagen in ~/.ssh/id_dsa of ~/.ssh/id_rsa en de publieke sleutel staat in ~/.ssh/id_dsa.pub of ~/.ssh/id_rsa.pub voor respectievelijk sleuteltypen DSA en RSA. De publieke sleutel moet voor beide RSA- of DSA-sleutels in het bestand ~/.ssh/authorized_keys van de andere machine staan om dit te laten werken. Nu is het mogelijk een verbinding te maken met een andere machine die gebaseerd is op SSH sleutels in plaats van op wachtwoorden. Als er een wachtwoordzin is gebruikt bij &man.ssh-keygen.1; dan wordt de gebruiker iedere keer dat de private sleutel wordt gebruikt een wachtwoord gevraagd. &man.ssh-agent.1; kan het ongemak van steeds opnieuw een lange wachtwoordzin moeten ingeven verlichten en wordt beschreven in het onderdeel . Afhankelijk van de gebruikte versie van OpenSSH kunnen opties en bestanden verschillen. Het is verstandig de handleiding &man.ssh-keygen.1; te raadplegen. ssh-agent en ssh-add De hulpprogramma's &man.ssh-agent.1; en &man.ssh-add.1; bieden de mogelijkheid om SSH in het geheugen te laden zodat niet iedere keer de wachtwoordzin ingegeven hoeft te worden. Het hulpprogramma &man.ssh-agent.1; handelt de autenticatie af voor de geheime sleutels die erin geladen zijn. &man.ssh-agent.1; wordt gebruikt om andere programma's te starten. Bij eenvoudig gebruik kan er een shell mee gestart worden of meer complex een schermbeheerprogramma. Voordat &man.ssh-agent.1; in een shell gebruikt kan worden dient het eerst gestart te worden met een shell als argument. Daarna kan de identiteit toegevoegd worden daar &man.ssh-add.1; aan te roepen en de wachtwoordzin voor de geheime sleutel op te geven. Als deze stappen zijn voltooid kan een gebruiker met &man.ssh.1; naar iedere host waar de corresponderende publieke sleutel is geïnstalleerd: &prompt.user; ssh-agent csh &prompt.user; ssh-add Enter passphrase for /home/user/.ssh/id_dsa: Identity added: /home/user/.ssh/id_dsa (/home/user/.ssh/id_dsa) &prompt.user; Om &man.ssh-agent.1; te gebruiken in X11 dient er een verwijzing naar &man.ssh-agent.1; in ~/.xinitrc te staan. Dan zijn de diensten van &man.ssh-agent.1; beschikbaar voor alle programma's die in X11 gestart worden. Een ~/.xinitrc zou er als volgt uit kunnen zien: exec ssh-agent startxfce4 Hiermee wordt &man.ssh-agent.1; gestart die op zijn beurt XFCE start, iedere keer dat X11 start. Als dat is gebeurd en X11 is herstart zodat de wijzigingen actief zijn, dan kan eenvoudigweg &man.ssh-add.1; gestart worden om alle beschikbare SSH sleutels te laden. SSH tunnels OpenSSH tunnels OpenSSH kan een tunnel maken waarin een ander protocol ingepakt kan worden zodat er een versleutelde sessie ontstaat. Het volgende commando geeft &man.ssh.1; aan dat er een tunnel voor telnet gemaakt moet worden: &prompt.user; ssh -2 -N -f -L 5023:localhost:23 user@foo.example.com &prompt.user; Aan het ssh commando worden de volgende opties meegegeven: Dit dwingt ssh om versie 2 van het protocol te gebruiken. Gebruik van deze optie wordt afgeraden als er verbinding wordt gemaakt met oudere SSH servers. Dit geeft aan dat er geen commando volgt, maar dat er een tunnel opgezet moet worden. Als deze optie niet aanwezig was, zou ssh een normale sessie starten. Dit dwingt ssh om in de achtergrond te draaien. Dit geeft aan dat de lokaal een tunnel wordt gemaakt in de vorm lokale_poort:netwerk_host:netwerk_poort. Wijst naar een gebruiker op de SSH server op het netwerk. Een SSH tunnel werkt doordat een luistersocket wordt gemaakt op localhost op de aangegeven poort. Die stuurt dan iedere ontvangen verbinding op de lokale host/poort via de SSH verbinding door naar de aangegeven host en poort op het netwerk. In het voorbeeld wordt poort 5023 op localhost doorgestuurd naar poort 23 op localhost van de machine op het netwerk. Omdat 23 telnet is, zou dit een veilige telnet verbinding opleveren door een SSH tunnel. Dit kan gebruikt worden om ieder willekeurig onveilig TCP protocol in te pakken als SMTP, POP3, FTP, etc. SSH gebruiken om een veilige tunnel te maken voor SMTP &prompt.user; ssh -2 -N -f -L 5025:localhost:25 user@mailserver.example.com user@mailserver.example.com's password: ***** &prompt.user; telnet localhost 5025 Trying 127.0.0.1... Connected to localhost. Escape character is '^]'. 220 mailserver.example.com ESMTP Dit kan samen met een &man.ssh-keygen.1; en extra gebruikersaccounts gebruikt worden om een min of meer naadloze en eenvoudige SSH tunnelomgeving te maken. In plaats van wachtwoorden kunnen sleutels gebruikt worden en de tunnels kunnen in de omgeving van een aparte gebruiker draaien. Praktische voorbeelden van een SSH tunnel Veilige toegang tot een POP3 server Op het werk staat een SSH server die verbindingen van buitenaf toestaat. Op hetzelfde netwerk op kantoor staat een mailserver waarop POP3 draait. Het netwerk of het netwerkpad tussen de locatie op Internet en kantoor is wellicht niet helemaal te vertrouwen. Om deze reden dient de mailserver op een veilige manier benaderd te worden. De oplossing is een SSH verbinding opzetten naar de SSH server op kantoor en dan door de tunnel heen een verbinding opzetten met de mailserver. &prompt.user; ssh -2 -N -f -L 2110:mail.example.com:110 user@ssh-server.example.com user@ssh-server.example.com's password: ****** Als de tunnel eenmaal draait, dan kan de mailcliënt naar localhost poort 2110 gewezen worden. Alle verbinding naar die poort worden veilig doorgestuurd door de tunnel naar mail.example.com. Een draconische firewall omzeilen Sommige netwerkbeheerders stellen draconische firewallregels op en filteren niet alleen inkomende verbindingen, maar ook uitgaande. Meestal mag dan alleen maar verbinding gemaakt worden met andere machines op poorten 22 en 80 voor SSH en websurfen. Soms wil een gebruiker dan toch toegang krijgen tot andere (wellicht niet netwerkgerelateerde) diensten, zoals een Ogg Vorbis server om muziek te streamen. Als die Ogg Vorbis server streamt op een andere poort dan 22 of 80, dan kan deze niet bereikt worden. De oplossing ligt in het opzetten van een SSH verbinding naar een machine buiten de firewall en die tunnel te gebruiken om bij de Ogg Vorbis server te komen. &prompt.user; ssh -2 -N -f -L 8888:music.example.com:8000 user@unfirewalled-system.example.org user@unfirewalled-system.example.org's password: ******* De streamingcliënt kan nu gewezen worden naar localhost poort 8888 vanwaar er wordt doorverwezen naar music.example.com poort 8000 en zo wordt de firewall succesvol ontwerken. De gebruikersoptie <varname>AllowUsers</varname> Vaak is het verstandig om beperkingen aan te brengen op het gebied van welke gebruikers kunnen aanmelden en van waar. De optie AllowUsers biedt deze mogelijkheid. Om bijvoorbeeld alleen root toe te staan zich aan te melden van 192.168.1.32, kan iets als de volgende regel worden opgenomen in het bestand /etc/ssh/sshd_config: AllowUsers root@192.168.1.32 Om de gebruiker admin het recht te geven zich van overal aan te melden hoeft alleen de gebruikersnaam vermeld te worden: AllowUsers admin Meerdere gebruikers met rechten of beperkingen horen op dezelfde regel te staan: AllowUsers root@192.168.1.32 admin Het is van belang dat iedere gebruiker die zich moet kunnen aanmelden wordt genoemd. De overige gebruikers worden buitengesloten. Nadat er wijzigingen zijn gemaakt aan /etc/ssh/sshd_config dienen de bestanden in &man.sshd.8; geladen te worden: &prompt.root; /etc/rc.d/sshd reload Meer informatie OpenSSH &man.ssh.1; &man.scp.1; &man.ssh-keygen.1; &man.ssh-agent.1; &man.ssh-add.1; &man.ssh.config.5; &man.sshd.8; &man.sftp-server.8; &man.sshd.config.5; Tom Rhodes Bijgedragen door ACL Bestandssysteem toegangscontrolelijsten In combinatie met verbeteringen als snapshots, bieden &os; 5.0 en volgende versies de veiligheid van Toegangscontrolelijsten voor Bestandssystemen (Access Control Lists, ACLs). Met toegangscontrolelijsten wordt het standaard &unix; rechtenmodel uitgebreid op een zeer verenigbare (&posix;.1e) manier. Deze methodes stellen een beheerder in staat om gebruik te maken en voordeel te halen uit een geraffineerder beveiligingsmodel. Om ondersteuning voor ACLs voor bestandssystemen in te schakelen dient het volgende in de kernel gecompileerd te worden: options UFS_ACL Als deze optie niet aanwezig is, dan wordt er een waarschuwing weergegeven als er wordt geprobeerd een bestandssysteem aan te koppelen dat gebruik maakt van ACLs. Deze optie is al geactiveerd in de GENERIC kernel. ACLs zijn afhankelijk van uitgebreide attributen die zijn ingeschakeld op het bestandssysteem. Uitgebreide attributen worden standaard ondersteund in het volgende generatie &unix; bestandssysteem UFS2. Er is meer administratieve rompslomp nodig om uitgebreide attributen in te stellen op UFS1 dan op UFS2. De prestaties van uitgebreide attributen zijn op UFS2 ook veel beter. Daarom wordt UFS2 ook meestal aangeraden boven UFS1 bij het gebruik van toegangscontrolelijsten. ACLs worden ingeschakeld door de beheersvlag op het moment van aankoppelen. Dit kan ook in /etc/fstab staan. De vlag op het moment van aankoppelen kan ook automatisch gezet worden op een persistente wijze met &man.tunefs.8; door een superblok in de bestandssysteemkop te wijzigen. In het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan de vlag in het superblok om een aantal redenen: De ACLs vlag op het moment van aankoppelen kan niet gewijzigd worden bij opnieuw aankoppelen (&man.mount.8; ), maar alleen door een volledige &man.umount.8; en een verse &man.mount.8;. Dit betekent dat ACLs niet ingeschakeld kunnen worden op root-bestandssysteem na het opstarten. Het betekent ook dat de aard van een bestandssysteem niet veranderd kan worden als het eenmaal in gebruik is. Het inschakelen van de superblokvlag zorgt ervoor dat het bestandssysteem altijd wordt aangekoppeld met de ACLs ingeschakeld, zelfs als het niet in fstab staat of als de apparaten van plaats veranderen. Hiermee wordt voorkomen dat het bestandssysteem wordt gebruikt zonder dat ACLs ingeschakeld zijn, wat ervoor zou kunnen zorgen dat ACLs onjuist worden toegepast wat weer kan zorgen voor beveiligingsproblemen. Wellicht wordt het mogelijk om de ACLs via de vlag in te schakelen zonder een compleet verse &man.mount.8;, maar de ontwikkelaars vinden het wenselijk om het per ongeluk zonder ACLs aankoppelen te ontmoedigen, omdat er bijzonder vervelende gevolgen kunnen zijn als ACLs worden ingeschakeld, daarna worden uitgezet en weer worden ingeschakeld zonder dat de uitgebreide attributen worden geschoond. In het algemeen geldt dat als ACLs eenmaal zijn ingeschakeld voor een bestandssysteem, ze niet meer uitgeschakeld moeten worden, omdat de resulterende bestandsbescherming wellicht niet compatibel is met dat wat gebruikers van het systeem nodig hebben en het opnieuw aanzetten van ACLs kan leiden tot het opnieuw koppelen van voorheen bestaande ACLs aan bestanden waarvoor de toegangsrechten sindsdien zijn aangepast, wat kan leiden tot onverwachte situaties. Bestandssystemen waarvoor ACLs zijn ingeschakeld worden weergegeven met een + (plus) teken als de toegangsrechten worden bekeken: drwx------ 2 robert robert 512 Dec 27 11:54 private drwxrwx---+ 2 robert robert 512 Dec 23 10:57 directory1 drwxrwx---+ 2 robert robert 512 Dec 22 10:20 directory2 drwxrwx---+ 2 robert robert 512 Dec 27 11:57 directory3 drwxr-xr-x 2 robert robert 512 Nov 10 11:54 public_html Hierboven is te zien dat mappen directory1, directory2 en directory3 allemaal gebruik maken van ACLs. De map public_html doet dat niet. Gebruik maken van <acronym>ACL</acronym>s De ACLs van het bestandssysteem kunnen bekeken worden met het hulpprogramma &man.getfacl.1;. Om de ACL op het bestand test te bekijken zou het volgende commando nodig zijn: &prompt.user; getfacl test #file:test #owner:1001 #group:1001 user::rw- group::r-- other::r-- Om de ACL op dit bestand te wijzigen wordt het hulpprogramma &man.setfacl.1; als volgt gebruikt: &prompt.user; setfacl -k test De vlag verwijdert alle bestaande ACLs van een bestand of bestandssysteem. De methode die de voorkeur geniet is gebruiken omdat die optie de basisvelden die nodig zijn voor het laten werken van de ACLs laat staan. &prompt.user; setfacl -m u:trhodes:rwx,group:web:r--,o::--- test Bij het commando hierboven, werd de optie gebruikt om de standaard ACL aan te passen. Omdat er geen voorgedefinieerde instellingen waren, die waren verwijderd door het commando daarvoor, werden nu de standaardinstellingen hersteld en de rechten die werden aangegeven toegevoegd. Let op dat bij het toevoegen van een gebruiker of een groep die niet bekend is op het systeem een foutmelding Invalid argument wordt geschreven naar stdout. Tom Rhodes Geschreven door Portaudit Monitoren van beveiligingsproblemen met andere software In de afgelopen jaren zijn er in de beveiligingswereld veel vorderingen gemaakt op het gebied van inzicht in kwetsbaarheden. Als er software naast het besturingssysteem wordt geïnstalleerd en ingesteld neemt op vrijwel ieder besturingssysteem het risico op inbraak toe. Inzicht in kwetsbaarheid is een vitale factor in beveiliging en hoewel &os; waarschuwingen publiceert voor het basissysteem, gaat het publiceren van waarschuwingen voor alle overige software de scope van het &os; Project te buiten. Er is een manier om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden voor additionele software en als beheerder gewaarschuwd te worden. Voor dit doel bestaat het &os; hulpprogramma Portaudit. De port ports-mgmt/portaudit zoekt naar bekende beveiligingsproblemen in een database die wordt bijgewerkt en onderhouden door het &os; Security Team en portontwikkelaars. Voordat Portaudit gebruikt kan worden dient het geïnstalleerd te worden uit de Portscollectie: &prompt.root; cd /usr/ports/ports-mgmt/portaudit && make install clean Tijdens het installatieproces worden de instellingenbestanden voor &man.periodic.8; bijgewerkt, waardoor Portaudit uitvoer in de dagelijkse security runs meekomt. Het is van belang dat de emails die aan de emailaccount van root worden gezonden en uit de dagelijkse beveiligingsronde komen ook echt worden gelezen. Er zijn geen verdere instellingen nodig. Na de installatie kan de beheerder de database bijwerken en bekende kwetsbaarheden in geïnstalleerde pakketten bekijken met het volgende commando: &prompt.root; portaudit -Fda De database wordt automatisch bijgewerkt tijdens de &man.periodic.8; run; dus het voorgaande commando is volledig optioneel. Het is alleen nodig om de volgende voorbeelden na te kunnen doen. De software de uit de Portscollectie is geïnstalleerd kan op elk moment door een beheerder ge-audit worden met: &prompt.root; portaudit -a Portaudit zal iets als het volgende produceren voor kwetsbare pakketten: Affected package: cups-base-1.1.22.0_1 Type of problem: cups-base -- HPGL buffer overflow vulnerability. Reference: <http://www.FreeBSD.org/ports/portaudit/40a3bca2-6809-11d9-a9e7-0001020eed82.html> 1 problem(s) in your installed packages found. You are advised to update or deinstall the affected package(s) immediately. Door met een webbrowser naar de aangegeven URL te gaan kan een beheerder meer informatie over de bewust kwetsbaarheid krijgen, waaronder de versies die het betreft, volgens de &os; Port versie en andere websites waarop beveiligingswaarschuwingen te lezen zijn. In het kort is Portaudit een krachtig hulpprogramma dat bijzonder handig is als het wordt gekoppeld aan het gebruik van de port Portupgrade. Tom Rhodes Bijgedragen door &os; Beveiligingswaarschuwingen &os; beveiligingswaarschuwingen Net als veel andere kwalitatief goede productiebesturingssystemen publiceert &os; Beveiligingswaarschuwingen. Deze waarschuwingen worden meestal pas naar de beveiligingslijst gemaild en gedocumenteerd in de Errata als de van toepassing zijnde uitgaven gepatcht zijn. In deze paragraaf wordt toegelicht wat een waarschuwing is, hoe die te begrijpen en welke maatregelen er genomen moeten worden om een systeem bij te werken. Hoe ziet een waarschuwing eruit? De &os; beveiligingswaarschuwingen zien er ongeveer uit als die hieronder die van de &a.security-notifications.name; mailinglijst komt. ============================================================================= &os;-SA-XX:XX.UTIL Security Advisory The &os; Project Topic: denial of service due to some problem Category: core Module: sys Announced: 2003-09-23 Credits: Person@EMAIL-ADDRESS Affects: All releases of &os; &os; 4-STABLE prior to the correction date Corrected: 2003-09-23 16:42:59 UTC (RELENG_4, 4.9-PRERELEASE) 2003-09-23 20:08:42 UTC (RELENG_5_1, 5.1-RELEASE-p6) 2003-09-23 20:07:06 UTC (RELENG_5_0, 5.0-RELEASE-p15) 2003-09-23 16:44:58 UTC (RELENG_4_8, 4.8-RELEASE-p8) 2003-09-23 16:47:34 UTC (RELENG_4_7, 4.7-RELEASE-p18) 2003-09-23 16:49:46 UTC (RELENG_4_6, 4.6-RELEASE-p21) 2003-09-23 16:51:24 UTC (RELENG_4_5, 4.5-RELEASE-p33) 2003-09-23 16:52:45 UTC (RELENG_4_4, 4.4-RELEASE-p43) 2003-09-23 16:54:39 UTC (RELENG_4_3, 4.3-RELEASE-p39) CVE Name: CVE-XXXX-XXXX For general information regarding FreeBSD Security Advisories, including descriptions of the fields above, security branches, and the following sections, please visit http://www.FreeBSD.org/security/. I. Background II. Problem Description III. Impact IV. Workaround V. Solution VI. Correction details VII. References Het veld Topic geeft aan wat precies het probleem is. Het is eigenlijk een inleiding op de beveiligingswaarschuwing en geeft aan welke programma kwetsbaar is. Het veld Category geeft aan welk onderdeel van het systeem kwetsbaar is. Dat kan een van de onderdelen core, contrib of ports zijn. De categorie core betekent dat de een kerncomponent van het &os; besturingssysteem kwetsbaar is. De categorie contrib betekent dat software die toegevoegd is aan het &os; Project kwetsbaar is, zoals sendmail. Tenslotte geeft de categorie ports aan dat een optionele component uit de Portscollectie kwetsbaar is. Het veld Module geeft aan waar de component zich bevindt, bijvoorbeeld sys. In dit voorbeeld wordt het duidelijk dat de module sys kwetsbaar is. Hier gaat het dus om een kwetsbaar component die gebruikt wordt in de kernel. Het veld Announced geeft aan wanneer de beveiligingswaarschuwing gepubliceerd of aangekondigd is. Dit betekent dat het beveiligingsteam heeft bevestigd dat het probleem bestaat en dat er een patch is gecommit in het depot met de broncode van &os;. In het veld Credits wordt iemand of een organisatie bedankt die de kwetsbaarheid heeft ontdekt en gerapporteerd. Het veld Affects geeft aan welke uitgaven van &os; door deze kwetsbaarheid worden getroffen. Voor de kernel kan snel gekeken worden naar de uitvoer van ident voor de betreffende bestanden om te bepalen welke revisie ze hebben. Voor ports is het versienummer te zien in /var/db/pkg. Als het systeem niet gelijk op loopt met het &os; CVS depot en dagelijks herbouwd wordt, dan is de kans groot dat het systeem kwetsbaar is. Het veld Corrected geeft de datum, tijd en tijdzone aan en de uitgave die is aangepast. Gereserveerd voor de identificatie-informatie die gebruikt wordt om kwetsbaarheden in het Common Vulnerabilities Database System op te zoeken. Het veld Background geeft meer informatie over wat er precies aan de hand is. Meestal staat hier waarom het programma aanwezig is in &os;, waar het voor gebruikt wordt en hoe het programma is ontstaan. Het veld Problem Description geeft gedetailleerde toelichting op het beveiligingsprobleem. Hier kan informatie bij staat over programmacode die fouten bevat of zelfs hoe het programma gebruikt kan worden om een beveiligingsgat te openen. Het veld Impact beschrijft welke invloed het probleem kan hebben op het systeem. Dit kan bijvoorbeeld een ontzegging van dienst aanval zijn, gebruikers extra rechten geven of het verkrijgen van supergebruiker toegang voor de aanvaller zijn. Het veld Workaround geeft aan hoe het mogelijk is het probleem te omzeilen (workaround) in het geval systeembeheerders niet in staat zijn om het systeem bij te werken. Dit zou te maken kunnen hebben met de tijd, beschikbaarheid van het netwerk en een hele lijst met andere redenen. Hoe dan ook, beveiliging dient serieus genomen te worden en een systeem dat kwetsbaar is moet bijgewerkt worden of het gat in de beveiliging moet gedicht worden met de alternatieve oplossing. Het veld Solution geeft instructies over hoe een systeem aangepast kan worden. Dit is een werkinstructie die getest en gecontroleerd is om een systeem aan te passen en weer veilig werkend te krijgen. In het veld Correction Details staan de CVS takken of uitgavenamen, met de punten veranderd in een liggend streepje. Er staat ook welke revisienummer de aangetaste bestanden binnen een tak hebben. In het veld References wordt gewoonlijk verwezen naar andere bronnen. Dit kunnen web-URLs, boeken, mailinglijsten en nieuwsgroepen zijn. Tom Rhodes Geschreven door Procesaccounting Procesaccounting Procesaccounting is een beveiligingsmethode die een beheerder in staat stelt om in de gaten te houden welke systeembronnen worden gebruikt, hoe ze over gebruikers verdeeld zijn, systeemmonitoring biedt en op minimalistische wijze het gebruik van commando's door gebruikers volgt. Deze methode heeft voordelen en nadelen. Eén van de positieve punten is dat een inbraak gevolgd kan worden tot het moment waarop die zich voordeed. Nadelen zijn de grootte van de logboeken die door procesaccounting worden gegenereerd en de schijfruimte die dat kost. In dit onderdeel wordt een beheerder de basis van procesaccounting getoond. Procesaccounting inschakelen en gebruiken Voordat procesaccounting gebruikt kan worden dient het te worden ingeschakeld met de volgende commando's: &prompt.root; touch /var/account/acct &prompt.root; accton /var/account/acct &prompt.root; echo 'accounting_enable="YES"' >> /etc/rc.conf Eenmaal ingeschakeld begint accounting met het bijhouden van CPU statistieken, commando's, enzovoort. Alle accounting logboeken worden in een niet leesbaar formaat bijgehouden en zijn uit te lezen met &man.sa.8;. Bij het uitvoeren zonder opties, toont sa informatie gerelateerd aan het aantal aanroepen per gebruiker, de totale tijd in minuten die is verstreken, de totale CPU- en gebruikerstijd in minuten, gemiddeld aantal I/O operaties, enzovoort. Informatie over uitgevoerde commando's kan bekeken worden met &man.lastcomm.1;. Zo kan met lastcomm bijvoorbeeld weergegeven worden welke commando's door gebruikers op een specifieke &man.ttys.5; zijn uitgevoerd: &prompt.root; lastcomm ls trhodes ttyp1 Het bovenstaande commando toont ieder bekend gebruikt van ls door de gebruiker trhodes op terminal ttyp1. Veel andere handige opties staan beschreven in &man.lastcomm.1;, &man.acct.5; en &man.sa.8;.